GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Lijdenoverdenking en een Paaschlied uit het Sluyter-boek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Lijdenoverdenking en een Paaschlied uit het Sluyter-boek

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De keuze van wat ik, naar steeds gevolgde getwoonte, uit onze dichtkunst citeeren zal ter geleigenheid van den Goeden Vrijdag on het Paaschfeest is ditmaal niet moeilijk.

Naar aanleiding van het Nieuw-Jaers-liedt, dat ik bij het begin van dit jaar uit Sluyters dichtwerk aanhaalde, ontving ik namelijk van enkele lezers 't verzoek, te gelegener tijd nog weer eens iets uit „het Sluyterboek" over te nemen. Men had do bekoring, die uitgaat van deze eenvoudige poëzie, gevoeld en den vromen zin ervan verstaan en wilde, zelf niet in het bezit van het Sluyterboek, gaarne nog eens iets eruit lezen. De gewenschte gelegenheid deed zich echter tot nu toe niet op; maar thans is ze er en dus is vanzelf de stofkeuze voor dit artikel aangewezen.

Van de „Tien Boeken der Gesangen", die een van de belangrijkste en meest karakteristiek© deelen vormen van het zoogenaamde „Sluyterboek", is het Vierde gewijd aan de overdenking „Van Christus vernedering en verhooging". We vinden daarin dus gedichten over Christus' geboorte, lijden en sterven, opstanding en hemelvaart, alle verzen in den trant der 17e ©euwsche mystiek, waarvan Sluyter een der bekende vertegenwoordigers is. Een van deze is de „Overdenking van (Christus Lijden", die ik in haar geheel hier laat volgen: Geloov'ge ziel, aenschouwd tot allen tijden De groote smert van uwes Hollands lijden; Zijn woorden, zijn gebrek, en grooten nood, De pijne van zijn Mart'laerschap en dood. Het hoofd, waer voor der Eng'len-scharen beeveu, Met doornen is gesteken en doordreven; Het aengesicht, dat vriendlijk straelt in 't hert, Ontreynigt door der boosen spouwsel werd. Zijn oogen, vol van goddelijken luyster Die werden in den dood heel bleek en duyster: Zijn ooren, daor in klonk der Eng'len lof, Aenhooren nu der zondaers schimpen grof. Zijn zoete mond; zijn lieffelijke lippen, Daer 't minste quaed quam nimmermeer uytslippeu, Die drenkt men nu met edik ende gal, En wat hij spreekt, dat acht men niet met al. De voeten, aen wiens voetbank werd gebeden, Die tot onz' hulp op d'aerde quamen treden. Die werden nu verachtelijk en slecht Met nag'len aan het kruyce vast gehecht. De handen, die soo groote krachten deden, Zijn uytgestrekt, als sonder krachten heden; Het Lichaem, dat Gods Tempel is vol eer. Is moe van pijn, doorsteken met ©en 3peer. Zoo dat er niet in hem is vrij gebleven Dan zijne Tong, die bid om het vergeven Der zonden van het goddeloos gespuys, Dat hem brengt door onwetendheid aen 't kruys. Hij die staeg met den Vader heerscht daer boven Werd hier ben een van 'tsondig volk verschoven: God lijd. God sterkt, God stort zijn eygon bloed; O christenziel, sie wat hij om u doet. Groot was de breuk en krankheid onzer sonden. Die niet dan door het bloed van sijne wondenla Geholpen en genesen konde zijn; Ons groot gevaer blijkt nyt de medicijn. O Jesu, laet uw lijden in mij werken. Dat ik daer uyt mijn sonden mag bemercken; Op dat ik nooyt uw dier vergoten bloot Onreyn en acht, noch trede met de voet.

Een echt Sluyter-vers: eenvoudig, in sommige regels technisch onbeholpen, didactisch meer dan lyrisch, maar vol van stemming en zuiver van mystieke vroomheid.

Daarnaast wijs ik nog op een Paaschlied, „Vrolyk© vorryzonis van onzen Heere Jesus Christus", 't Dateert uit oen der oorlogsjaren, waaraan Sluyters tijd zoo rijk was, en e©n deel van het vers handelt over do Paaschboodschap temidden van het oorlogsgeweld. Ik laat dat fragment, als van speciaal karakter, terzijde on citeer alleen den aanhef en het slot, die van de Paaschblijdschap gewagen:

Komt ©n laet ons vrolyk zingen Onzen God, den Zone Gods, Onzes heyls verheven rots. Laet ons 't hert van vreugd opspringen. En getreur ter zijden gaen Jezus is weer opgestaen. Jezus lag in doodes banden, Daer hem onze sond' in bracht: Maar hij maekt de helsche macht En 't geweld des doods te schanden. Al haer dreygen kan niet schaen. Jezus is weer opgestaen.

Jezus vrijd' ons van Gods toorne. En bevredigt ons mot hem. Dat getuygt zijn vrede-stem. Wie brengt tegen d' uytverkoor'ne Hem dan noch beschulding aen? Jezus is weer opgestaen.

Zijn wij door veel druk en plagen Nu somwijlen noch als dood, Schept hier moed: het is geen nood; Want hij doet ons na twee dagen Leven en ten groev' uyt gaen. Jezus is weer opgestaan. Daerom laet ons vrolyk zingen. Onzen God, den Zone Gods, Onses heyls verheven rots. Laet ons 't hert van vreugd opspringen En getreur ter zijden gaen Jezus is weer opgestaan.

Zoo getuigen deze verzen van den rijkdom, die er voor het geloof ligt in Christus' lijden en van do blijdschap, die Zijn opstanding brengt en zoowel in het een© als in het andere zijn ze ook nog voor onzen tijd van beteekenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Een Lijdenoverdenking en een Paaschlied uit het Sluyter-boek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's