GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ProL Dr K. Schilder.

Dr Schilder professor!

Van harte vvenschen wij hem geluk, en wenschen we onze Kerken geluk.

Het moge wat vreemd 'schijnen: als „De Reformatie" den nieuwbenoemden hoogleeraar feliciteert, doet ze dat voor één derde .— neen, voor veel méér dan één derde zichzelf.

En toch vreemd is het allerminst.

Waimeer wij — de twee redacteuren uit Amsterdam, — mede namens.héél den „Reformati©"kring, den nieuwen hoogleeraar gelukwenschen, dan weten we dat ónze lezers het allerbest kunnen overtuigd zijn van de zéér groot© gaven, de onvergelijkelijke productiviteit, en de zeldzame zeggingskracht van den benoemde.

Bij ons is het dus gelukwenschen en — weten wat we doen.

„Professoraal" Schilder al lang. was Dr Schilder, óók Ds

„Professoraal" soms ook in duisterheid, jprofessoraal steeds in diepte en breedte van betoog.

Welkom nieuwe hoogleeraar.

Blijf voortgaan uw kostelijke gaven te: geven voor het Koninkrijk van onzen God.

Professor, de Kerken wachten van U groote dingen.

En de wetenschap evenzeer.

J. W.

Genegeerde onderscheidingen. (II.)

Ons artikel, over de bekende passage uit de eerste brochure van den Heer Bruins indertijd geschreven, wordt door hem thans reeds hierom onjuist geacht, wijl het z.i. blijk geeft van een „te vlug" lezen van wat de Heer Bruins had opgemerkt. Deze door den Heer Biruins beweerde overhaasting heeft volgens hem een zeer droef gevolg gehad: ik heb zijn bedoeling „absoluut onjuist" weergegeven, naar het heet

Twee gronden heeft de Heer Bruins voor zijn meening.

De eerste is deze.

Ik heb de opmerking gedaan dat de Heer Bruins, schoon zijn „woord vooraf" constateerde, dat de „christelijke samenleving" schade leed, en hij daarom tot schrijven zich genoopt voelde, toch , ©igenlijk het pleit voerde, niet zoozeer voor „diristelijke" samenleving, doch eigenlijk voor meerdere samenwerking van „christenen".

Natuurlijk was dit een zachte critiek, die feitelijk over heel de brochure een algemeen oordeel uitsprak. Dat deze opmerking critisch was, liet ik duidelijk merken, want ik merkte juist op, dat het bij alle samenwerking om de vraag gaat, of ze recht christelijk is, m.a.w. of ze zich verdraagt met de door gezonde denkkracht uit de waarlijk christelijke beginselen afgeleide normen-voor-samenwerking.

De Heer Bruins zegt nu, dat ik hem niet begrepen heb. Maar ik vermoed, dat hij mijn opmerking heeft misverstaan. Wat hij bedoeld© te zeggen, is hier niet de hoofd-vraag. Ik constateerde, en houd vo'l, dat hij met bewezen heeft, dat wat hij voorstaat, waarlijk christelijk is (d.w.z. naar de wet Gods, Hem ter eere, uit het geloof). Schrijver begon dadelijk na zijn woord vooraf te spreken over „de samenwerking van de christenen" (bl. 5), constateerde, dat „alles kan worden herleid tot het grondvraagstuk: dat der Kerk", en besprak toen vele dinge.n, zonder evenwel het door hem zelf als „grondvraagstuk" aangediende „kerk-probleem" waarlijk principieel aan te pakken. Ontbreekt evenwel dit laatste, dan heb ik voor mij aan zulk een brochure niets, wijl ze (afgedacht van de goede bedoelingen) feitelijk alleen spreekt over wat christenen doen, doch verzuimt grondig te bespreken, wat christelijk is in boven aangeduide beteekenis.

Een tweede argument van den Heer - Bruins, waarmee mijn „enkele algemeene opmerkingen" als „ten eenenmale onjuist" moeten afgewezen worden, komt hierop neer: ik had .gezegd, dat de schrijver over de evangelisatie spreken wil.

Tot mijn verbazing vindt de Heer Bruins dat ootó al niet in orde.

Maar ik zeg slechts twee dingen.

a) ik heb nergens beweerd, dat de Heer Bruins alleen over de evangelisatie spreken wilde; zijn strijd heeft op dit punt dus geen zin;

b) 'ieu overvloede herinner ik aan deze passage uit de eerste brochure van den Heer, Bruins zelf: j, Om het probleem zoo scherp mogelijk te, stellen, dunkt het ons goed het onderwerp te bespreken, waar het thans het meeste wringt: ' de evangelisatie".

Heb ik nu den Heer Bruins te vlug gelezen? Of iets van hem gezegd, dat onjuist is?

Ik vrees, dat de Heer Bruins zichzelf te vlu_g gelezen heeft.

En hiermede neem ik afscheid van de prolegomena in zijn „antwoord", om den volgenden keer tot iets anders dan dit „kleingoed" te komen, naar ik hoop.

.•• K. S.

Leervrijheid — Hoordwang.

Volgens het „Gereformeerd Weekblad", dat in extenso een bezwaarschrift van gemeeaiteleden tegen den Hervormden predikant Dr De Lind van.' Wijngaarden afdrukt, doet zich in de Hervormde gemeente ter plaatse, waar Dr de Lind van W, staat, het eigenaardige geval voor, dat de predikant, hoewel beroepen als (nog wel , , bij uitstek") „gereformeerd" prediker, langzamerhand is terechtgekomen bij opvattingen, die met het gereformeerde belijden in flagranten strijd zijn. Adressanten wijzen erop, dat de predikant in kwestie bij zijn beroeping in aanmerking kwam, en gekozen, werd, als vertegenwoordiger van een bepaalde richting, of strooming, of groep, en dat dus thans een toestand is geschapen, die uit een oogpunt van recht verandering behoeft, wijl de groep, fiiö eerst in dezen predikant „haar" man mocht zien en möèst zien, thans niet de prediking ontvangt, die zij begeert, hoewel, blijkens het verleden, haar .jecht" op zulk een gereformeerde prediking tot erkenning heeft kunnen komen in het stembusverloop.

Wij hebben ons niet in te laten met jntern'& kwesties der Hervormde Kerk, noch pok met de vraag, wat er gebeuren kan^ nu de kerkeraad, volgens gemeld orgaan, het bezwaarschrift naast zich neerlei.

We herinneren er slechts aan, dat uit dit inderdaad verrassende geval (verrassend, wijl de betrokkene indertijd gold als een der coryphaeën van wat men toentertijd in de Hervormde, Kerk de gereformeerde groep noemde) opnieuw weer blijkt, dat leervrijheid-voor-den-dominee beteefcent; hoordwang-voor-de-gemeente. Eén man ontvangt de „vrijheid" er honderden te „dwingen". Terwijl, indien de dienaar des Woords zich vrijwillig heeft gebonden aan de verplichting tot het ontvouwen; van den inhoud der belijdenis, die hij, evenzeer vrijwillig, met de gemeente heeft gezegd te aanvaarden, de gemeente vrij blijft en de predikant niet gebonden is, tenzij dan door het zedelijk gebod van goede trouw. Dat is dus een andere toestand; hoezeer men ook daarop schimpt, ze ds toch gezond. Dat andere („vrijheid" van den^éénen tot „dwang" van de honderden) hoort in de Kerk van Christus niet thuis: een persoon heerscht hier over de gemeenschap, een theologisch inzicht over de belijdenis, een studeerkamer-revolutie over de fcerk-evolutie. Het hier geldende begrip van „vrijheid" is bij den Christus, onzen Profeet, niet erkend; het is in zijn Priesterambt niet geldend geweest, doch juist doorbroken, wijl het Hem aan het kruis sloeg, zoover daarin menschen werkteai, en van Zijnentwege juist moest geoordeeld worden om een ander vrijheidsbegrip ons te geven; en het is dus in Zijn Koningschap niet toegelaten, wijl het alle grondslagen, waarop Hij over de Zijnen regeeren wil, als ©en zachtmoedig en voor allen rechtvaardig Koning, verwerpt. ,

K. S.

Van de Crenerale Synode. (II.)

Een der belangrijkste, en interessantste agendapunten was wel de kwestie van het aangeboden leerboek. Ons blad schreef erover; nadere aanduidingen zijn dus overbodig. Het concept is dus niet aanvaard. Toch is ook niet de historische ontwikkeling der dingen geheel genegeerd: men^ zal trachten, met den schrijver van het ingediende concept speciaal, en opzettelijk, contact te krijgen, opdat hij, juist hij, medewerke aan de poging , tot verkrijging van iets nieuws. Zoo althans schijnt het eindbesluit zich het gemakkelijkst te laten uitleggen. Dit besluit is een compromis tusschen de door een voorgaande synode benoemde deputaten, die het concept bizonder goed vonden, en de aan de Synode rapporteerende commissie, welke commissie met waardeering voor vele uitnemende qualiteiten toch bezwaar had tegen officiëele aanvaarding of erkenning; hoofdzakelijk om de plaats van behandeling, die de verschillende punten der leerstof hadden gekregeai. De auteur heeft zijn stof trachten te voegen in het schema van de - zes Beden van hef Önze'Vader; gevolg daarvan is, naar opgemerkt werd, dat do leerstof op een heel eigenaardige wijze gerangschikt is.

Het heeft geen zin, breed over deze aangelegenheid meer uit te weiden. Moest ik heel voor mijzelf een meening uitgesproken hebben, dan zou naast erkenning van de heel bizondere gualiteiten van dit leerboek, die de bizondere bekwaamheid van den auteur m.i. boven allen twijfel stellen, ook het gevoel van spijt hebben uitdrukking gevonden, dat de auteur zijn stof in bet schema van het „Onze Vader" heeft gewrongen. Mijns inziens is dat onjuist gezien. Aan het voornaamste stuk der dankbaarheid knoopt men geen overzicht van wat den dank en trouw wekte en opwekte vast. D© auteur zal uitgegaan zijn van de gedachte, dat wat Christus ons leert bidden, volledig is in de schetsteekening van wat tusschen God en mensch tot onderwerp van gesprek wordt. Maar daarover gaat het toch niet m.i. Leeren is wat anders dan bidden; de uit-een-legging van zes „motieven" past in een gebed, als „voornaamste stuk der dankbaarheid", maar in het leeren is het juist begonnen om de herleiding van het vele tot het ééne', en om de uit-een-Iogging van het ééne in het vele. Christus zelf herleidde eens „leerend" de Tien Woorden der wet tot éénwoord, de twee tafelen tot één autoriteit (Mt. 22). Bovendien vergete men niet, dat het gebed, gelijk de Heiland dat aan zijn discipelen leerde, voortbouwt op reeds gelegde fundamenten; maar „leeren" doet men slechts door terug te gaan naar de fundamenten, te vragen naar hun/ architect, diens bedoeling, diens werk-voleinding, enz. M.i. is het volgen van het „Onze Vader" dan ook slechts in schijn geschied. Neem b.v. de vijfde bede. Dat is een bede, geen opgave van het „thema" van schuldvergeving. De schuldvergeving, gelijk ze in de vijfde bede begeerd wordt^ is een voortgaande vergeving (het Grieksche woordI), de bidder baseert zich op wat reeds tusschen God en hem geschied i s (de aanspraak, de Vademaam). Heel de aanspraak van het gebed (de Vademaam) onderstelt dus een heel andere schuldvergiffenis, dan in de vijfde bede allereerst bedoeld wordt; en het gaat m.i. niet aan, een get-he. d, waarbij altijd uitgegaan wordt van hetgeen reads tusschen God en bidder aanwezig is door Gods genade, te nemen als schema voor een o n d ei r w ij s - varrichting. Want deze laatste moet juist afdalen tot dat, wat in het gebed als bekend verondersteld, en dus 4n «en bepaalde situatie ter sjrak© gebracht wordt. De justificatie — om het* zoo eens uit te drukken — wordt in het Onze Vader ondersteld, niet met zooveel woorden genoemd; ©r wordt op voortgebouwd, maar ze wordt niet , , besproken". 1) Het „voornaamste stuk der dankbaarheid" is een geveltop van het leven dat uit God is; maar uit een gevel kan ik niet de structuur van het fundament, en heel den ojjtrak, leeren'. En uit een dak-constructie niet de fundamenten. Men passé op "bij die beeldspraak, want ze heeft haar perikelen. Men begrijpt evenwel de bedoeling.

Gegeven een en ander meen ik persoonlijk, dat het uitnemend is, als de auteur opnieuw gevraagd wordt, met het hem toevertrouwde pond ta woekeren, ook als over de methode van leerstofordening de meerderheid anders blaek te denken, dan hij.

Inzake de Theologische School trok misschien het meest de aandacht de afschaffing van het lectoraat, de handhaving van den status quo-inzake het zendingsprofessoraat, de toekenning van eervol emeriaat aan Prof. DT A. G. Honig, en de benoeming van een hoogleeraar in de plaats vaa den overleden Prof. Dr H. Bouwman, alsmede van één in de vacature van Prof. Dr A. G. Honigi. Laatstbedoelde heeft, naar de bladen melden, zijn benoeming aanvaard; moge ook eerstbedoaldespoedig blijken bericht te hebben gegeven, dat deze concrete roeping van de kerken door ham gezien kan worden als een opdracht in den zin van de kerkelijke bevestigingsformulieren.

K. S.


') Duidelijkheidshalve wijs ik er nog op, dat het kiezen van dit voorbeeld niet bedoelt, critiek te oefenen op een onderdeel van het concept zelf, dat ik niet eens bij de hand heb onder het schrijven (misschien is de justificatie thuis gebracht onder een anderen gezichtshoek dan de vijfde bede; ik vermoed het zelfs). Ik neem slechts een voorbeeld, dat los staat van het concept zelf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1933

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1933

De Reformatie | 4 Pagina's