GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Opvoedings-onnatuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opvoedings-onnatuur.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Bij den stand van zaken, zooals - wij' die teekenden, is dè houding van ouders, die meenen dat het wezenlijke van een goede opvoeding daarin ligt, dat Stijl 'ZOO groot mogelijke vrijheid aan hun kinderen laten, veroordeeld.

Althans indien onder die groote vrijheid verstaan •Wordt, dat men de kinderen ook in zedelijk opzicht hun gang laat gaan.

Hier toch komen wij aan een punt, waar wiji wel moetenl onderscheiden. Er is verschil tusschen vrijheid en vrijheid. Een plant moet men in vrijheid laten; groeien. Soms zelfs in de ruimte laten groeien.

Toch eischt de eene plant iets anders dan de anderei Wanneer ik kropsla zaai en de plajiten zoo dicht mogelijk op elkaar laat staan, oogst ik nimmer fatsoenlijke kropsla. Een kropislapanit eischt nu' eenmaal de ruimte. Precies zoo is het gesteld met een andijvieplant. Ook deze eischt r(ud|mtej om in de breedte uit te dijien. Een andijivieplant, die het in de hoogte zoekt, is de rechte plant niet.

Anders is het echter met een dennenbosch. Wanneer men de dennen zoo wijd uit elkaar zet, dat zaj elkander niet raken, krijgt men nooit de mooie, slanke, rechtopgaande dennen. Een den vraagt nu eenmaal, dat een soortgenoot hem snoeit, doordien de onderste takken van den boom moeten afsterven tengevolge van den hinder van de buren ondervonden.

Toch is dat zoo weer niet bij alle boomen. Wanneer men appelboomen zoo dicht op elkaar plant, bereikt men weer niet, dat er een fatsoenlijke boom komt.

Hieruit volgt reeds, dat in de natuur elk ding vrijheid vraagt naar zijh aard. Zelfs de vrijheid voor een plant is niet altijd de onbeperkte ruimte. Vrijheid voor een plant is ook niet altijd de ongelimiteerde gelegenheid om zich naar alle kanten te ontwikkelen. Want deze onbegrensde ruimte brengt 'dikwijls voor de plant het gevaar' mee, dat er een vergroeiing komt, waardoor de eigen natuur geweld aangedaan wordt.

Wanneer men nu spreekt over de vrijheid voor een kind, dan zijn er aan het begrip vrijiheid nogveel meer zijden.

Immers het kind is niet alleen een levend wezen, het is ook een denkend wezen, een zedelijk wezen.

Tot op zekere hoogte kan ik zeggen, dat ik een kind vrijlaat in zijn ontwikkeling, wanneer ik het niet kleed in te enge kleedingstukken. Dat de kleine schoentjes, waarin de Chineesche vrouwen van hun jeugdjaren af loopen en waardoor zij' in onze oogen geheel misvormde voeten krijgen, vrijheidbelemmerende instrumenten zijn, zal wel niemand ontkennen. Immers — en wij herinneren aan de definitie, die wij een vorige week van de vrijheid gaven — dit kleine schoentje is een band, die vreemd is aan het wezen van het lichaam en de lichamelijke ontwikkeling van den mensch.

Wianneer het gaat over de ontwikkeling van het lichaam, zouden wij tot op zekere hoogte kunnen zeggen, idat vrijheid inderdaad beteekent het lichaaim: zlijn gang laten gaan. Toch is het niet juist, om deize stelling te poneeren in al haar consequenties.

Wanneer men een lichaiam heeft, dat neiging heeft om krom te groeien, beteekent het aanwenden Van middelen om dat lichaam recht te houden niet, dat er vrijheidsbeperking is. Er dreigt hier immers een ontaarding op te treden, die met het wezen van het menschelijk lichaam in strijd is.

Middelen aanwenden om dit lichaam recht te houden zijn dus middelen, om juist het lichaam te vrijwaren tegen vreemde, aan 't gezonde lichaam vij'andige invloeden.

Geldt dit van abnormale gevallen, het geldt ook in velerlei gevallen van normale lichamen.

Een kind, dat wanneer het gaat loopen, een houding heeft Éds een zoutzak, of een ander kind, dat steeds weer met een ronden rug zit, moet door gymnastiek of heilgymnastiek opgevoed worden, zóó dat het menschelijk lichaam van dit kind straks wordt datgene wal het worden kan.

Trouwens, al ons ingrijpen bij' ziekten of ongeval beteekent immers ook een weren van gevaar dat dreigt. Wij laten daar niet de dingen hun gang gaan, maar - wij pogen te zorgen, dat ook dit lichaam zijn wezensbestemming bereike.

Zoo kunnen wij zeggen, dat in onze zondige wereld, waarin de deformatie alles, ook het wassen van het lichaam, het groeien der ledematen bedreigt, slechts daar vrijheid te vinden is. Waar opgevoed wordt naar het ideaal toe.

Nu bevinden wij ons hier nog niet op het terrein van het zedelijke of op één van die hoogere gebieden, welke speciaal het terrein zijn, waarop de ménsch leeft.

Trouwens, daar is ook nog iets anders, dat nog niet valt binnen de sfeer van het zedelijke of het godsdienstige, en waar toch een bepaalde ont'wikkeling valt te constateeren.

Wij denken hier speciaal aan datgene, wat tot het psychische leven van het kind behoort.

De ontwikkeling van het denken van het kind, van het streven van het kind, van het ervaren van het kind, van het oordeelen van het kind, is eenerzij ds formeel en anderzijds materieel bepaald

Materieel bepaald, waar het geldt den inhoud van denken, streven, enz.; formeel waar het bettreft de eigenlijke functie van het dertkien en van het streven.

Wanneer ik zeg: „het kind denkt", dan doel ik uitsluitend op de verrichting van het den< ken. Waimeer ik zeg: „het kind denkt over iets

of over dat bepaalde onderwerp" dan doel ik op datgene waarover het kind denkt.

EvenzoQ kan ik onderscheiden bij' gevoelen, streven, ervaren, oordeelen, enz.

Wanneer ik nu op den inhoud van al deze verrdichtingen den nadruk leg, dan kom ik dadelijk in de sfeer van het zedelijke, van het religieuze, enz. Maar zoolang ik uitsluitend op de verrichting let, dan blijf ik in de sfeer van 'het psychische psychisch dan in den algemeenen zin genomen).

Deze verrichtingen nu, deze functies ontwikkelen zich volgens vaste wetten.

Al datgene, wat nu de natuurlijke verrichtingen dezer functies in den weg staat, werkt vrijheid-beperkend. Al datgene, wat de natuurlijke ontwikkeling dezer verrichtingen bevordert, bevordert ook de vrijheid van het kind.

Wanneer ik dus voor het kind en voor de ontwikkeling van het kind vrijheid opeisch, dan 'kan dat beteekenen, dat ik die vrijheid beperk tot de ontwikkeling van deze formeele functies.

Het kan ook beteekenen — dat beteekent het dikwijls bijl de Reform-paedagogen — dat ik het kind vrij moet laten om te kiezen, waarover het wil denken; w a t het wil nastreven; w a t het wil gevoelen; wat zijn oordeelen zijn.

Deze laatste vrijheid is in wezen echter onvrijlheid, want het is mogelijk, dat het kind denken wil over dingen, die met zijn wezen in strijd zijn; dat het dingen wil nastreven, waardoor het zijn eigen onvrijheid zoekt.

Ten opzichte dus van deze materiëele zijde van de ontwikkeling spreekt al dadelijk onze levensbeschouwing het eerste woord. En het is zeer wel mogelijk, dat wij, wanneer wij het kind bij een zondige streving pogen te belemmeren in zijto begeerte, schijnbaar dat kind elke vrijiheid misgunnen, maar in werkelijkheid brengen wiji dat kind de vrijheid. Immers zoo toch leeren wijl het kind dat leven dat los is van banden die vreemd zijn aan zijn wezen.

Maar anders staat het ten opzichte van de foi^ meele ontwikkeling der functies. Zeker, ook daar is, zooals alles door de zonde wordt beinvloed', een vergroeiing mogelijk.

Het is zeer wel denkbaar, dat in bepaalde gevallen de functies ten opzichte van elkaar in scheeve verhouding komen te staan; het is evenzeer mogelijk, dat er een eenzijdige ontwikkeling van bepaalde functies dreigt; het is ook wel denkbaar, dat een bepaalde functie dreigt scheef te groeien. Dat laatste vinden wij vooral op het terrein van het streven, het gevoelen en het ervaren.

Maar toch komen deze gevallen veel minder voor dan men zou denken.

Wel mag en moet men zelfs de ontwikkeling dezer functies dienen, evengoed en nog m^eer zelfs als men roeping heeft om de ontwikkeling van het lichamelijk welzijin te dienen.

Maar anderzijds is het evenzeer zonde om willekeurig in te grijpen in de ontwikkeling van de psychische functies als om vrillekeurig in te grijpen in den lichamelijkeu groei.

Nu is het helaas waar, dat de opvoeding al te zeer denatureert, doordien men de ontwikkeling der psychische functies beschouwt als een gebeuren, waarop men niet heeft te letten. De rustige ontwikkeling van het kind wordt door allerlei meestal wel goed bedoelde maatregelen niet weinig tegengehouden.

Enkele van de punten, waarop men waarlijk van opvoedings-onnatuur kan spreken, willen wij' hier kort even noemen.

In de eerste plaats wordt veel te weinig rekening gehouden met het feit, dat het kind in zijin dnt-•wikkeling een eenheid is en dat er een merkwaardige samenhang is tusschen de ontwikkeling der onderscheiden functies van het kind. Al willen wij nu de eenzijdige reacties, die in onze cultuur tegen deze opvoedingsfoulen opkwamen — zoo b.v. in den vorm van onderscheiden typen van werkschoot — niet voor onze rekening nemen, toch mogen wij anderzijds niet ontkennen, dat het opvoedings-onnatuur is, om van een kind van zes jaar te eischen, dat het plotseling, waar het tot dusver zich als „einheitlich" menschje ontwikkelde, eenzijdig alleen maar „denkding" of hoording" wordt. Er wordt dan tegen de ontwikkelingswet voor het kind gezondigd; deze wet is door God gegeven; deze wet typeert den aard van het kind; en bij het zondigen tegen deze wet brengen wijl het kind in den ban eener onvrijheid, die wezenlijk het kind geweld doet.

Evenzeer is het fout, het kind te •willen dwdngen tot een vertraagd ontwikkelingstempo, zooals met de knapste onzer kinderen bij' het klassikale stel^ sel in den regel geschiedt.

Ongeveer 25 pCt. van de kinderen op de lagere school (en hoogstwaarschijnlijk wel meer) zijn tot veel grootere prestaties in staat dan wlaiartoe zij worden gedrongen. Hun ontwikkeling Wordt niet bevorderd, maar geremd. De ontwikkeling der functies wordt ongunstig beïnvloed en er wordt geen rekening gehouden met het feit, dat dit bepaalde kind ook eën recht van zijn Schepper ontving om bij zijn eigen ontwikkeling gesteund te worden.

Wel verre van het te steunen, stelt men het tempo van hen, die minder door God bedeeld werden, ook voor de meer begaafden normatief en eischt, dat ook dezen dit temipo van ontwikkeling zullen meeleven.

Het is een gelukkig verschijnsel, dat op onze lagere scholen deze gedachte hoe langer hoe meer! doordringt en dat zoovelen van onze onderwijsmenschen zich inspannen, om aan alle kinderen

datgene wat zij r , . - ön op somis onte geven. ook waar, di aanvaard stelsel

Al is het .vljze een egi £ot dankbaarheid, dat begrijpelijiiiaten, het, begint te komen, dat de niet wi s een c? tot 40 jaar geleden op de er a''j zoo was, thans niet meer gefcop"? , 'if iï! worden, .ohool h

Ér zijn meer punten, waarop men tegen de ontvi< ikkeling van het kind zondigt.

De genoemde voorbeelden mogen echter duidelij'k zijn om aan te toonen. wat wij eigenlijk bedoelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Opvoedings-onnatuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's