GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe sacramenteele beweging.

II.

Onder alles, wat op het terrein van dien «eredienst gedurende de laatste halve eeuw gaande is, bomt in ons land Vrij scherp naar vo'ren de Liturgische Kring.

Deze werd gevormdi in het begüi der twintiger jaren. Reeds terstond begon men een reeks van liturgische handboekjes uit te geven, die aan het streven leiding wilden geven. Hierop volgde in 1934 het vee! omvangrijker en ook wetenschappielijker „Handboek voor den Eeredienst in de Nederland'sche Hervormde Kerk" i). Dit werd geschreven ander leiding van Prof. Dr G. van der Leeuw en met medewerking van de heeren PrOif. Dr .1. N. Bakhtiizen van den Brink, Dr P. Blaauw, Dr W. Th. Boissevain, Ds IL W. Creutzberg, Ds BI. ter Haar Romeny, Dr G. W. Oberman en Dr WL H. van de Pol. In dit Handboek heeft de Liturgische Kring officieel zijn ideeën breeder uiteen gezel en liieruit hoop ik dan ook voor hot Inschrijvend gedeelte van deze artikelen — voor zoover niet anders vermeld wordt — het meest te citeeren.

Wie in ons theologisch Jeruzalem niet geheel Vreemdeling is, zal terstond opgemerkt hebben, dat zoowel in den kring zelf als ook voor zijn handboek, mannen samenwerken, die niel tot het laatste toe als elkanders geestverwanten kunnen beschouwd worden. Dit wordt ook eerlijk erkend. „De Kring meende, dat zijn streven slechts kon worden gediend door de verschillende schakeeringen, die onder zijn leden bestaan, ook in idit Handboek te doen uitkomen". Doch al is er versclül, toch meent men een diepere eenheid te bezitten, die allen verbindt. „Het is één geest, ïlie ons allen vervuh." (blz. 10—11).

Bij nader onderzoek blijkt, dat deze geest van den Liturgischen Kring het aan den eenen kant het Calvinisme zeer kwalijk neemt, den eeredienst van het sacrale element te hebben beroofd (blz. 20), en anderzijds leeft uit de overtuiging, dat liturgie nooit anders dan een sacramenteel karakter kan hebben, (blz. 27). Het wordt niet zonder oorzaak geacht, dat de litm-gische beweging in de Roomsche Kerk op den dienst der gemeente nieuwen nadruk legt, maar binnen het Protestantisme in wezen een sacramenteele beweging is (blz. 48). Bij de tegenwoordige armoede der liturgie en in de bestaande verwording van den. eeredienst, welke haar diepste oorzaak vinden in de afbraak der sacramenteele grondsilagen •^'an het christelijke leven, moet de liturgische beweging in de protestantsche kerken wel een sacramenteele wezen.2) Trouwens: alle Christelijke cultus is sacramenteel (blz. 27).

Deze zelfgetuigenissen zijn grootendeels woordelijk terug te vinden in het rapport, dat onder den tilel „Het wezen van den eeredienst", uitgebracht is door een commissie, die door de vereeniging Kerkopbouw werd ingesteld en zeer na aan den Liturgischen Kring is verwant, s) Vandaar dat in het opschrift van deze artikelenreeks met opzet van een „sacramenteele" beweging gesproken is.

Vragen wij, wat dit herstel van het sacrale of sacramenteele element in den cultus beduidt, dan wordt aanvankelijk niet meer geantwoord, dan dat wij met onzen eeredienst weer ernst zullen maken. Er behoeven niet zoozeer nieuwe dingen ingevoerd ot bestaande afgeschaft, maar w& t wij hebben moet anders gedaan. „Dat wij, als we zinj'en, w a ar 1 ij k God prijzen en smeeken, als we bidden, w a a r 1 ij k ons hart tot Hem verheffen, als we prediken w a a r 1 ij k' verkondigen, als we ons hoofd buigen, het waarlijk buigen voor de majesteit en de liefelijkheid Gods" (blz. 13 en 15).

Doch bij verder toezien blijkt, dat het ernst maken met den eeredienst vooral inhoudt, dat voor het sacrament en speciaal voor het Avondmaal een eereplaats in de godsdienstoefeningen ingeruimd worden zal. „Het eenig prmcipiëel motief voor eene liturgische richting ligt in het Sacrament en in zijn eerherstel in den eeredienst der Kerk. Alle andere motieven kunnen waardevol zijn, maar zijn principieel secundair."'') Ben der eerste beginselen van den christelijken eeredienst bestaat hierin, dat hij weer dienst zoowel dos "Woords als ook van het sacrament zal zijn. ^)

Men ziet het als een zeer ernstige fout van het protestantisme', dat het uit de wekelijksche godsdienstoefening het sacrament verwijderd heeft. Zulke lijden van verdringing of verwaarloozing van het sacrament zijn altoos ook tijden, waarin de liturgie verknoeid wordt (blz. 49). Dienovereenkomstig zijn onze gebruikelijke eerediensten liturgische monstra, kinderen met waterhoofden geworden. De preek is bijna alles; het andere maar bijwerk (blz. 121). Tot zelfs bij doop en avondmaal worden de sluizen der kanselwelsprekendheid geopend en het sacrament liturgisch begraven onder een vloed van stichtelijke toespraken (blz. 51).

Als gevolg hiervan is de waardeering van het sacrament in de gemeente maar twijfelachtig. „Naast hen, die het zoo hoog schatten, dat zij er zich van onthouden uit een gevoel van onwaai"idigheid, of slechts toetreden na een bijzondere voorbereiding, staan zij, die het als bijkomstig beschouwen, als een niet-noodzakelijk toevoegsel aan den dienst des Woords. Ook zonder het Sacrament kan volgens hen een eeredienst compleet zijn."

Aan deze misvatting is zelfs de belijdenis der kerk mede schuldig. Of zegt de Heidelberger Catechismus niet, dat het sacrament dient, om de beloften des evangehes ons DES TE BETER te verstaan te geven, en wordt lüermede de gedachte niet gevoed, dat het sacrament iets is, dat maar bij het Woord bij komt en daaraan als niet slrikt noodzakelijk is toegevoegd? s)

Daai'om moet thans het avondmaal uit zijn kwartaals-isolement worden verlost (blz. 159). „Wij gelooven niet in de dageUjksche herhaling van het offer van Christus aan Gad op het altaar. Maar wij gelooven wel in de „waarachtige spijze en drank des eeuwigen levens", waarmede wij niet slechts kwartaalsgewijze getroost en gevoed wen- Schen te worden" .(blz. 145). Het avondmaal behoort in het middelpunt van lederen eeredienst te staan, en liierop moet elke liturgie uitloopen (blz. 27). Het is „het brandpunt waarin alle Istralen van liet heilswerk van Christus samenkomen. Het is ook het middelpunt van de samenleving der Gemeente met haren Heer" (blz. 145).

Wanneer iemand in 't midden mocht brengen, dat het reeds uit het oogpnnt van tijd onmogelijk is, om vaker avondmaal te vieren, dan wordt geantwoord, dat het toch maar een willekeurige bepaling van de mode is, dat alles wat de kerk voor ons te doen en ons te zeggen heeft, binnen den tijd van anderhalf uur per week moet afloopen. En blijft men bezwaar houden oan Verkondiging en Viering in één hoogdienst te houden, dan Verdeele men dit desnoods over twee diensten per Zondag (blz. 148). Maar dit is dan toch een noodtoestand. Prediking en sacramentsbediening mogen niet gescheiden. Een volledige eeredienst zal beide omvatten. „Het Heihg Avondmaal is niet een aanhangsel van den Eeredienst, maar het is er het wezen en het hoogtepiint van. Het staat niet in tegenstelling tot de Prediking des Wioords, maar het vormt mèt de Prediking in organisch verband, de Verkondiging van den Dood des Heeren tot vergeving van zonden, van de Vleeschwording des Woords. Geen Predildng zonder Avondmaal, geen Avondmaal zonder Prediking."')

Zoo was het reeds in den eersten christelijken tijd. „De eigenlijke dienst der gemeente was ide dienst van het Sacrament, waaraan de gemeente ihand'elend deel nam." s) Én zoo- wordt het ook door de consequente doorvoering van het gereformeerde standpunt geëischt. s)

Ook in dit streven naar frequentie van de avondmaalsviering ligt echter het meest typeerende van de sacramenteele beweging nog niet.

Zooals onzen lezers bekend zal zijn, werd het Latijnsche woord sacramentum later ook gebruikt als vertaling van het Grieksche mysterion, en nam daarmee de gedachte van een geheimzinnige, heilige handeling of zaak in zich op. 1°) En juist om herstel van het myste!rie en in dezen zin van bet sacramenteele in den eeredienst, is het den liturgischen kring te doen.

a) Voorop wordt gezet, dat de eeredienst niet is een uiterlijkheid, niet een kleed, niet een vorm (blz. 12). Hij is geen beschouwing, maar handeling. Hij di-aagt een dramatisch karakter. Er gebeurt iets üi hem: „Wij gaan naar de kerk, niet in de eerste plaats om te overdenken, maar om te ontvangen en te geven, om te doen."

b) Dit doen dient echter goed verstaan. Het bedoelt niet, dat de kerkbezoeker de eerst© en voornaamste handelende persoon is. Veel meer is het God, die met ons handelt en wij treden in 'zooverre slechts als handelende personen opi, als Hij eerst iets aan ons gedaan heeft. Op deze wijze is de eeredienst een wezenlijke ontmoeting tusschen God en mensch, tusschen Christus en Zijn gemeente (blz. 12). Wij leven in baUingschap. Maai' in deze ballingschap komt God ons zoeken. In den eeredienst nadert Hij eiken dag tot Zijn kerk, ook waar slechts twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn (blz. 24). De liturgie 'dramatiseert het wonder wan Gods zoekende genade, die tot zondaars komt.

c) Dat God in den ©eredienst werkelijk tot ons komt, wordt ons beloofd in het evangeh© (Matth. 18: 20). En dat wij van onze zijde tot Hem kunnen Ikomen, is ons eveneens toegezegd (Spr. 8:17). Maar het is alUjd God, die ons het eerst tegemoet treedt en wij kunnen slechts tot Hem komen, op grond van Zijn komen tot ons in prediking, sacrament en gebed. Het gaat in den eeredienst nimmer om de prestatie van den mensch. Hij bemst ook niet op ons geloof, maar alleen op Gods beloften en genade.

d) Deze ontmoeting tusschen God en mensch

is een diepe verborgenheid. Zij is niet ietSj dat wij kunnen doen plaats vinden, dat met noodf^ zakelijliheid, van-zelf-sprekendlieid of zelfs maar waarscliijnlijk'heid geschiedt. Zij is naaf den tnensch onmogelijk en alleen mogelijk bij God. Zij is een wonder, rustend in het al-omvattend wonder van de nederdaling Gods. Haar realiteit ïs geen lastbaarheid of bcwijsbaariieid, doch is gegeven in het geloof der kerk (blz, . 25). Zij is de verborgenheid der goidzahgheid, 'die groot is (1 Tim. 3:16).

•e) Al is deze ontmoeting een verborgenheid, en (door ons niet in 't leven te roepen, toch is de eeredienst dan alleen echt en werkelijk, wanneer en voor zoover deze ontmoeting plaats heeft en God in en door den dienst des menschen een wonder verrichten wil. Hij treedt dan als Schepper en Verlosser op. Hij maakt dan alle dingen nieuw. De eeTedienst is een nieuwe schepping op dezelfde wijze als elke mensch, die in Christus is dit is; dus nooit in concrete aanwijsbaarheid, doch altijd slechts in 't geloof, op grond der beloften en der genade, die niet berekenbaar zijn en niet automatisch werken.

ï) Dit komen Gods tot ons in den eeredienst beteekent van Zijn zijde het offer bij uitnemendheid. Hij geeft zich dan aan den mensch (blz. 25). Dan heeft Zijn zelfovergave plaats in Zijn Zoon en Zijn Woord (blz, 125). Hij dient ons in Jezus Christus (blz. 27). In diens naam geschiedt er uitdeeling aan de gemeente (blz. 48). Op grond van Gods offer aan ons, offeren wij ons leven aan Hem (blz. 25); en juist in deze zelf-mededeeling Gods bestaat het sacramenleele van den eeredienst (blz. 27).

g) Daarom draagt hij ook een priesterlijk karakter (blz. 45).

Reeds vroeger had Dr W. Th. Boissevain als zijn meening te kennen gegeven, dat de reformatie der zestiende eeuw in haar strijd tegen Rome wel eens' te ver was gegaan, en dat zij met name drie belangrijke waarden van den roomschen eereen altaardienst, namelijk de aanbidding of devotie, 'het offer en het wonder, te veel verwaarloosd (had. 11) En' deze fout der reformatie scliijnt nu de sacramenleele beweging, onder medewerking van Dr Boissevain te willen herstellen. De dienaar der kerk is vooral een priester. Zijn dienst in den cultus is een priesterlijke bediening. Priesterlijk vertegenwoordigt hij God bij de gemeente en de gemeente bij God. En het priestei-lijk karakter van zijn ambtelijke optreden openbaart zicii juist volledig in de bediening van het sacrament. «)

h) Niet dat hij bij Woord en sacrament de genade van Christus kan bedienen aan Zijn volk. De kerk waarborgt op gezag van haar Heer wel, dat haar dienst Gods schat zal doen vinden. Maar zij draagt den haar in haar dienst toevertrouwden schat in aarden vaten. Wij kunnen nimmer God aan eenig woord, voorwerp, gedachte of huis binden. Dat alles zijn slechts vaten die breekbaar zijn. De kerk kan de tegenwoordigheid Gods in haar •dienst nimmer waarborgen op g'rond van eenige eigenschap van dien dienst of de dienaren, doA die tegenwoordigheid slechts gelooven. Zij beschikt niet over God. Boven alles staat het Woord ot de Openbaring Gods, welke is Christus. Deze zoekt ons langs den weg van de prediking des Woords en de bediening der sacramenten. Dit zijn dingen of vormen of vaten, 'die dienen om het Woord of die Openbaring Gods tot ons over te brengen. Vooral de sacrameiaten van doop en avondmaal zijn niet alleen teekenen, maar ook kanalen van de goddelijke verlossingsgenade. Maar altijd zoo, dat Hij door onze vormen en vaten heenbreekt len zich zoo aan ons meedeelt. En alles, waarin God zich aldus meedeelt, is sacrament en sacramenteel.

Het laat zich begrijpen, dat deze opivatting van Kacrament allei-lei gevolgen ook voor den eeredienst in zich sluit, en hem op meer dan een punt een ander aspect geeft, i^)


1) Uitgave J. M. Bredée's Uitgevers Mij. N.V.

2) Dr W. Th. Boissevain, De kerk en hare liturgie, in den Windel De kerk in onzen tijd, met inleidend woord van Dr J. t^l- Bakhuizen van den Brink, 109. . .

3) Zie vooral Mz. 10,

4) Boissevain, t. a. p., 109.

5) Idem, t.a.p., 108.

6) Idem, t.a.p., 104.

7) Idem, t. a. p., 96—97; zie ook Het wezen van den Eeredienst, 23.

8) Boissevain, t. a. p., 99.

9) Dr G. van der Leeuw, De Sacramenten, 6—7, noot.

10) Dr H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, IV^, 507; T. A. Lacey, Sacraments (Christian, Western), art. in Hastings' Encyclopaedia of Religion and Ethics, IX, 903—904.

tl) De actie van en tegen Rome, 39—49.

12) Boissevain, De kerk en haar eeredienst, 110—111, 118.

13) Voor zoover in den tekst niet anders vermeld werd, is voor het bovenstaande ook gebruikt: Het wezen van den Eeredienst, 7—11, 18—23.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's