GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide Hij, van IVIij gehoord hebt. Handelingen 1: 4.

Te Jeruzalem.

Het is niet zonder reden, dat, onder de dingen waarover Jezus met Zijn discipelen in de dagen vóór Zijn hemelvaart bezig was, bovenal genoemd wordt: — de belofte des Heiligen Geestes.

Immers op de komst va, n don Geest wachtte nu alles.

Het verzoenend werk va, n den Middelaar is volbracht. Het ligt gereed. Nu moet het worden toegepast. De Zoon des menschen moet in Zijn Ihemelsch leven verheerlijkt warden uit de vruchten van Zijn aardsche leven.

Wie zal dat doen? Wie alléén kan de oogen voor Christus openen en het hart voor Zijn) evangelie ontsluiten?

Nu komt de belofte des Heiligen Geestes. Want het zou die Goddelijke Geest zijn, die straks van boven kwam om het kruis te vatten en met onweerstaanbare macht het in te dragen in de wereld, om der menschheid het Evangelie te prediken teneinde haar Christus en al Zijn weldaden deelachtig te maken.

Doch waar zal die Geest nederdalen? „En als Hij met hen vergaderd was', beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet sdheiden zouden".

't Ware zoo te verstaan, dat zij straks van Jeruzalem wèl zouden scheiden. Alles herinnerde daar aan het lijden en sterven van den Meester. Daar was de herder geslagen en waren de schapen verstrooid. Daar had het kruis gestaan. En daar hadden de discipelen de deuren moeten sluiten vanwege de vreeze der Joden. Ware het dan niet beter ide jongeren naar veiliger oord te geleiden, om •ongestoord ben aan te doen met kracht uit do hoogte? Deze overwegingen hebben ge-wis geleefd in het hart der discipelen.

Doch op dat alles is het bescheid, „dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden"; want daar zal de Geest nederkomen.

Waarom juist daar, — te Jeruzalem?

Het antwoord wordt gegeven door hetgeen straks aangaande Jeruzalem werd opgemerkt.

Juist omdat die plaats het tooneel was geweest van Christus' lijden en sterven, omdat daar het W'Crk van den Middelaar volbracht was, — daarom zal de Geest daar nederkomen.

Waar het tarwegraan in de aarde valt en sterft — op die plaats schiet ook de halm op en draagt haar vTucht.

Om de éénheid te prediken tusschen het werk van Gliristus en dat des Geestes, om te doen zien, dat de Geest niets uit zichzelven geeft, maar het alles uit Christus neemt, — daarom' is de orde in het Koninkrijk Gods aldus, dat waar de verzoening is aangebracht, aldaar ook de Geesli nederdaalt en werkt. En nu mogen de discipelen van Jeruzalem niet scheiden; ze moeten blijven bij dat lijden en sterven, bij dat kruis en dat graf van Christus. Want waar de schatten liggenj daar zullen ze ook worden uitgedeeld.

Hier is onderwijzing ook voor ons.

Wij leven wel in den tijd na, de komst des Geestes, en wij hebben geen nieuwe uitstorting te verwachten; maar de werkzaamheid vanden Heiligen Geest is nog altijd dezelfde; — Hij is het, en Hij alléén, die ons Christus deelachtig maakt.

Niemand aanvaardt uit zichzelven het heil in Christus, memand kiest uit eigen begeerte Jezus Itot zijn deel. Daar ligt nu het 'Evangelie, de scha, t der genade Gods in Christus, en nu heeft niemand ooren om te hooren, niemand een hart om te waardeeren, tenzij, — tenzij de Heilige Geest hem daarmee begiftigt.

Dit is een diepbeschamende gedachte. Maar een heilzame gedachte; een gedachte die wij dagelijks op ons hebben te laten inwerken. Want wij zullen ons vernederen moeten, willen we verhoogd worden; wij zullen den Geest moeten üoodig weten, zoo wij Christus willen a, annemen. Doch wanneer wij deze waarheid gaan verstaan, wanneer het onze belijdenis wordt: „gansch hulpeloos tot Hem gevloden", — dan krijgt ook die beschikking van Jezus zulk een waarde voor ons, „dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden"; dan wijst de Schrift ook nu nog, waar de Heilige Geest komen en werken za, l. Neen, nu niet mieer in het plaatselijk Jeruzalem; maar wèl nog altijd daar waar het verzoenend werk van Christusi is, waar men blijft bij Zijn kruis, waar men niet scheiden wil van Zijn volbrachte gerechtigheid.

Dit is 'de blijvende waarheid van Jezus' aan|wijzing: .— „te Jeruzalem".

Zoo er dan een uitzien bij ons is naar de werking des Geestes, naar Zijn gaven en krachten, zoo in ons hart de overtuiging leeft, dat wij de hulp van den Heiligen Geest behoeven om te komien tot bekeering en geloof, tot vrede met God en vreugde des heils, — dat we ons dan den weg laten wijzen waarin de Heere ons Zijn Geest schenken wil, - ^ met heel onze ziel en a.1 onze gedachten blijven bij Christus en Zijn gerechtigheid; la^at ons te Jeru zalem blijven, om daar den Heiligen Geest te verwachten.

Hoe menigmaal gaan we, om troost en vrede en zekerheid te zoeken, den verkeerden weg. Wij onderzoeken en peilen ons ha, rt om daar grond te vinden. Wij zien steeds na, ar binnen, en vinden daar geen afdoenden steun. En hébben we heden al iets, dan zijn we het morgen weer verloren. En wij blijven klagen.

Dit is ook geen „blijven te Jeruza, lem". Dit is den Heihgen Geest ook niet welbehagelijk. Dit is eigenlijk aan Christus de eer ontnemen.

Jezus heeft niet gezegd: „Die za, l het uit het uw€ nemen", maar: „uit het Mijne". Uit Christus wil de Geest ons rijk maken. Welnu, dan hebben we ook bij Gliristus den Heiligen Geest te verwachten.

Daarom — niet scheiden van Jeruzalem, doch blijven bij het werk, bij de genarde, bij het Evangelie van den Heere Jezus. Al d'uurt het lang, — niet uit Jeruzalem wegKwerven naar andere plaatsen, gelijk de discipelen dat niet mochten; maaions oefenen om met alle krachten der ziel te blijven bij het priesterlijk Middelaarswerk van Jezus Christus.

Daar te Jeruzalem, daar mogen we verwachten de belofte des Vaders, die ook wij van Hem gehoord hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's