GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Galvyn krUgt de broeders tegen zich In de zaak van Carol!.

Na een Roomsche periode werd Caroli in 1539 weer „Gereformeerd". Hij vroeg een onderhoud aan met Farel en Viret en dezen lieten zich zoo bepraten, dat zij hem „aUes vergaven". Zij schreven aan de Heeren te Bern, dat zij' hen veraoch!ten in den Naam van den Heere Jezus om „onzen broeder Caroli te steunen, opdat hij' niet al te zeer door droefheid overstelpt worde". De Heeren van Bern lieten hem echter arresteeren. CaroiM smeekte om barmhartigheid'. Hij verliet het land van Bern en kwam over Bazel te Straatsburg, jmst in den tijd dat Calvijn zich daai- bevond na zijn verbanning uit Geneve.

Caroli was in Biazel vriendelijk ontvangen door Professor Gryneus en deze had hem een aanbevelingsbrief meegegeven aan Calvijn.

In Straatsburg zocht de boeteling C-apito, Bucer en Calvijn op en verzocht een samenspreking.

Begin October 1539 werd deze samenspreking gehouden, doch Calvijn was wegglebleven, omdat hij vreesde weer scherpe woorden te zullien zeggen en dte geesten te verbitteren en om Caroh. vrij tg laten spreken.

Nadat Caroli was vertrokken kwam Calvijn en zette van zijn kant de zaken uiteen voor de broeders. Maar één punt gaf hem moeite bij de broeders, n.l. dat hij die drie oud© beUjdenissen niet op de termen „Drieëenheid" en „Persoon'' wüda onderteekenen. De schijn was tegen hem. Nadat Calvijn naar huis gegaan was, stelden de predikanten een reeks artikelen op', waarin de vert zoening kon vastgelegd worden.

Laat in den nacht zond men deze artikelen aan Calvijn met het verzoek, dat hij ze ook zou onderteekenen. Teekende hij niet, dan was er kans, dat hij de. geheele vergadering tegen zich kreeg en men dus de partij van Caroli zou kiezen.

Maar hoe kon Calvijn teekenen! De sluwe boet& ling had ook een artikel geplaatst gekregen, waarm stond, dat hij „de beleedigingen (van Calvijn) die hem tot afval hadden gebracht (N. B.) overgaf aan God..."

En dat artikel hadden de broeders opigenomen! Daarmee kozen zij reeds de zijde van den gevaarlijken Caroli, die in staat was de kerk des Heeren te verwoesten. Calvijn ontstelde hevig. Hij schreef den 8sten October aan Farel: „Deze artikelen werden mij laat ia den nacht toegezonden. Toen ik Zie las, ontstelde een zinsniede, (n.l. de boivieoigienoemde), mij zooi, dat ik mij niet herinner ioi dit geheele jaar zoo bedroefd te zijii geweest. 'sMotrgens vroeg liet ik Sturm roepen. Ik klaagide hem mijn verdriet. Hij vertelde het aan! Bucer. Toen noodigden zij mij tot een bespreking op een bepaald uur in het huis van Matthias Zeil, om mee te deelen wat mij drukte.

Daar viel ik in zware zonde, omdat ik geen maat wist te houden. De gal liep mij zoo' < w< eac, dat ik mijn bitterheid naar alle zijden uitgoot. E|r was wel eenige reden tot verontwaardiging, maar ik had gematigd moeten zijn Ik eindigde met de woorden: liever sterven dan onderteefcenea.

Van weerszijden was de verbittering zoo groot, dat ik tegen Caroli niet bitterder had kunnen zijn, als hij tegenwoordig was geweest.

Ten slotte liep ik boos weg. Bucer ging mij na, en bracht mij door zijn spreken: tot bedaren eia bracht mij weer naar de anderen terug. Ik zedde, dat ik nog eens overleggen zou eer ik besliste.

Toen ik thuis kwam overviel mij zulk een smarbaanval, dat ik geen uitweg vond dan ia zuchteia en schreien. En (schrijft Calvijn aan zijn bestei, al te goedige vriend Farel) het kwelde mij des te meer, dat gij de oorzaak van al deze ellende waar*. Want telkens weer hielden de broeders mij de zachtmoedigheid voor, waarmee gij Caroli hebt aangenomien. Dat ik uw voorbeeld niet volgde was mijn koppigheid. Bucer speelde alle mogelijke rollen om mijn hardheid te doen wijken, maar h^j hield mij telkens op een irriteerende manier uw voorbeeld' voor oogen. En gij kunt daarbij uw onbedachtzaamheid en al te groote bereidwilliglheid niet goed praten. Ja, om het u eertijk te zeggen: van u had men meer ernst en trouw en maathouden mogen verwachten Nu is het mjj een zekeren troost u aan te klagen als de schtujdige, die mijn ergernis gaande maakte. Had ik u voor mij gehad en u kimnen toespreken, dan had ik het gansche onweer over uw hoofd losgelaten."

Aan het slot van dezen brief schrijft Calvijn aan zijn vriend: „daar ik weet, dat gij genoegzaam aan mijn bitterheid gewend zijt, zoo schrijf ik geen verontschuldiging, dat ik u zoo onbeleefdl heb aanigepakt".

Hier is tweeërlei in te lezen. Eenerzijds: hieit spijt mij van mijn boezemzonde, de drift, die zidh steeds weer mengt in mijn ijver voor de zaak des Heeren, ik beken daarover mijn schuld. Maar anderzijds: ik schrijf u geen verontschuldigingen, want persoonlijk kennen we elkaar genoeg en dan zijn er niet zooveel woorden voor nootdig. Dodh ia de groote zaak, die ons beiden verbindt met onverbrekelijke banden, heb ik volkomen gelijkl Caroli is een groot gevaar voor de kerk!.

Die ijver voor de kerk des Heeirien en vioor die waarheid maakte Calvijn scherpKiende. Hij zag 't gevaar van eerzuchtige, onzedelijke, onvast© en romaniseerende Gereformeerde predikanten als Caroli. Farel wilde persoonlijk vergeven en verv geten, doch hij vergat te waken vooi" de knddiei. Calvijns ijver was met zonde bevlekt. Maar zijn toom was zakelijk heilig, omdat het tenslotte was om der waarheid wil en in den trouwen overgeigeven dienst des Heeren.

De geschiedenis heeft Calvijn zakelijk volkomen in het gelijk gesteld. Of Uever: de Heelde heeft „zijn gerechtigheid doen voortkomen als de middag",

Doumergueschrijft: „Parelen zijn ambtgenooten gaven meer het bewijs van hun goed' hart, dan van doorzicht."

Dat Calvijn echter ook wel een „goed hart" had voor zijn „medemensch", ja ook voor onwaardigen als Caroli, kan blijken uit een brief van hem aan Caroli zelf, dien ik in een volgend artikel als slot van deze reeks wil geven. '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's