GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden". Matth. 11:6.

De ergernis der Evangelieprediking.

Het bericht aangaande „de twijfel van Johannes den Do op er" lieeft bij wie het lazen, vele vragen doen opiliomen. Vooral twee dingen waren liet, die men moeilijk begrijpen lion: dat Johannes zoo kon twijfelen; en dan voorts: dat Jezus daarop dit antwoord gaf. Zoo is men er vaak toe gekomen, om èf het feit van Johannes' twijr fel te looclienen, óf de beteekenis van Jezus' antwoord voorbij te zien. De toepassing, dat wij ook zoo dikwijls twijfelen als Johannes, doch ook als hij daarmee tot Jezus dienen te gaan, was het noodwendig gevolg.

Men kent het verhaal. Johannes is gearresteerd, en weet nog niet, wat het einde zal zijn. Hij is wel zeer veel „minder" geworden. Doch hij heeft •het verdragen, omdat hij geloofde, dat Jezus zou „wassen".

Een hevigen schok ontvangt dat geloof eerst, als zijn discipelen hun meester verslag uitbrengen over de werkmethode van Jezus. Lucas en Mattheüs geven een eensluidende verldaring inzake de oorzaalc van zijn twijfel. Hij hoorde „de werken van Christus". Lucas concretiseert dat nog, door de opmerldng, dat zijn discipelen hem boodschap^ ten „van al deze dingen". Bedoeld kunnen slechts zijn: de bergrede (Luc. 6), de genezing van den loiecht van den hoofdman, de op-weltking van den jongeling te Naïn (Luc. 7).

Dus heeft dit Joliannes doen twijfelen: de blinden zien, de kreupelen wandelen; de melaatschen worden gereinigd en de dooven hooren; de dooden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie verkondigd.' Het is geweest om de w oorden der bergrede, en om Cliristus' werken in den s t ij 1 der bergrede.

Nu moeten we evenwel de vraag stellen, in hoever Johannes werd geschokt in zijn geloof. Twijfelde hij ten aanzien van eigen zaligheid V Geen oogenblik. Ook al was dit probleem liem niet opgelost geworden, Johannes zou zijn lieengegaan, verwachtende de vertroosting Israels. Evenmin had hij moeite met de vraag, of de Schrift wel waarlijk was het Woord van God. Zelfs kan men niet zeggen, dat Johannes absoluut aan Jezus heeft getwijfeld. Het stond alleen voor hem niet meer vast, of Jezus was „Degene, die komen zou". Maar hij gaat met die vraag tot Jezus, en bewijst daarin, dat hij hem nog wel houdt voor een groot profeet. Zijn twijfel is dus heel scherjii bepaald: het is twijfel aan het messi as-s chap van Jezus.

De vraagstelling van Johannes is dus deze: zijt gij slechts profeet, èf het einde der pirofeten? Zijt gij degene die komen zou, of moeten we in u slechts een voorlooper zien, en waditen opi ©en anderen Messias?

Nu wordt de formuleering van Mattheüs zoo onnoemelijk fijn: de werken-van den Christus(!!) doen Johannes juist twijfelen, of Jezus wel is de Christus(!!).

Dat die twijfel bij Johannes rijzen kon, valt licht te begrijpen. Want in Johannes' prediking van den komenden Christus was een zeer wezenlijk element geweest, dat het nu heel gevaarlijk werd'. Tegenover de optimistische verwachtingen van heel het volk, dat de komst van den Messias slechts beteekenen kon de redding van Israël en den ondergang der heidenen, had hij zeernadrulikelijk gesteld, dat de Messias gevaarlijk zou zijn voor Israël ook. De Christus zou niet de tegenstelling Israël-wereld op de spits drijven, maar binnen Israël het kaf aanwijzen en scheiden van het koren. De dag van den Messias beteekent niet, dat alle boomen in den hof van Jahweh pronken; die belofte is er alleen voor de ge zond ei boomen. Johannes heeft Jezus aangekondigd als den Brenger der crisis in Israël. Vandaar dan ook, dat de emblemen van den Christus naar Johannes zouden zijn de wan en de bijl.

Maar nu is Jezus dan zijn werk begonnen; en het valt Johannes zoo tegen. Jezus preekt zoo weinig „onderscheidenlijk"; hij brengt aan allen het evangelie en noodigt hen allen tot zijn rust. En hij geneest massaal de zieken, en wekt a 1- g em een de dooden op.

Het kaf ook ziet zich het Evangelie verkondigd; en de zieke boomen ook zijn voorwerp van Jezus' evangelische wonderen. Geen boom is nog krakend gevallen; en evenmin kwam het tot separatie van het kaf.

Nu begint Johannes te twijfelen: Kan deze de Messias zijn? Maar de wan laat hij' rusten; en de bijl blijft opgeborgen. Van de crisis in Israël wordt niets openbaar. En toch is die crisis wezenlijk voor den Messias!

Wel heel wonderlijk was het antwoord, dat Johannes gegeven werd. „In die ure genas hij er velen van ziekten en kwalen, en booze geesten, en vele blinden gaf hij het gezicht". Johannes' deputaten konden het nooit ongelukldger treffen. Want als ze straks nu opnieuw rapport uitbrengen, dan zullen ze het weer moeten zeggen: Hij werkt nog precies als vroeger; ze worden allen genezen; het is alles evangelieprediking, en evangeliewerk. Uw raadsel is nog niet opgelost. En het schijnt wel, dat Jezus met uw problemen den spot drijft: hij' liet ons u zeggen: de blüiden worden ziende, de kreupelen wandelen, de melaatschen worden gereinigd, de dooven hooren; den armen wordt het Evangelie verkondigd. Uw vraag is zijn antwoord. Terwijl gij een antwoord vraagt, hoe dat alles nu strookt met het wezen van den Messias, nader gespecificeerd: hoe de genezing van blinden, dooven, melaatschen, kreupelen, „armen van geest" nu het werk kan zijn van iemand, die zich als Messias aandient en aandienen laat, daar laat hij, even gedetailleerd, uw problemen u retoumeeren: boodschapt Johannes al die werken, die hem doen twijfelen.

Waarom heeft Jezus dit gedaan? Men heeft gezegd: Jezus wilde Johannes in herinnering brengen, dat dit alles van Hem gesproken was door den profeet Je s a j a, die dit alles van den Messias had voorzegd, waarom Hij dan nu ook Johannes met citaten uit Jesaja bevredigen kan. Maar als Jezus Johannes wilde wijzen op: Jesaja, waarom zegt Hij dat dan niet duidelijlc: „Dit is het, wat gesprolcen is door den pirofeet Jesaja"? Een dergelijke formule zou dan veel practischer zijn geweest. Bovendien is dan niet duidelijk, waarom Johannes zoo/n gespecificeerd verslag moest hebben van Jezus' werken. En vooral: eigenlijk is dan Johannes' probleem in het minst niet opgelost; het is slechts verschoven. Het conflict tusschen Johannes' prediking en Jezus' werkmethode is dan slechts verdiept tot een conflict tusschen Johannes' woord en Jesaja's profetie. Maar een conflict is het gebleven.

De oplossing ligt evenwel in Jezus' laatste woord.

Johannes vroeg: gij werkt zoo louter evangelisch; en gij preekt niet onderscheidenlijk. Brengt Gij zoo de crisis wel?

Jezus antwoordt: ik werk puur evangelisch; ik verkondig aan alle armen het Evangelie. Maar hoor nu, Johannes: zalig is metterdaad hij', die aan Mij, terwijl ik aldus werk, niet geërgerd wordt.

Johannes zuchtte: het geridit blijft uit. Maar' Jezus antwoordt: ik heb pas een preel: gehouden; dus is het gericht bezig te komen. Want de preek brengt de crisis.

Johannes moppert: zooveel zieken genezen, zooveel dooden tot het leven teruggebracht; waalr is nu de ernst en het gevaar van den Messias? Maaï Jezus bezweert hem en ons: Zooveel zieken genezen —, in diezelfde mate is de ernst en het gevaar toegenomen. Elke preek en elk wonder brengt met huiveringwekkenden ernst de scheiding, waarvan gij gesproken hebt. De boomen in Israël vallen onhoorbaar; en bet kaf verstuift onmerkbaar. Onder het Oude Testament vielen de zieke boomen met donderend geraas; en de vlam^ die het kaf verteerdie, sloeg hoog uit. Maar nu ide Messias gekomen |s, nu brengt Hij het gericht mee; en het is bndetr Hem zoo ontzettend gevaarlijk; want niemand merkt nu het gevaar aan uiterlijke dingen.

Waar blijft het wereldgericht? Het is aireede in de wereld. Want den armen wordt nu overal het evangehe verkondigd. De prediking zelf is de wan.

Hoe zit het met het „onderscheidenlijk preeken"? Moet de dominee de gemeente indeelen in groepen, en dan elk deel apart en onderscheidenlijk aanspreken? Laat hij het evangelie toch prediken aan allen! Dan zwaait hij vanzelf de bijl van Christus; dan alleen! Wee den prediker, die scheuren veronderstelt, en het tekstwoord slechts brengt tot het eene deel. Hij brenge het tot allen; daardoor zal Christus scheuren maken! Dat laatste maakt de preek duizendmaal gevaar^ lijker.

Wij moeten het allen weten: bijl en wan, ze zijn emblemen van den dienst des Woords.

De ergernis ligt in het E v, an ge lie zelf!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's