GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

11

De vraag, waartoe de lectuur van het nieuwe formulier van eenigheid den bedachtzamen lezer als vanzelf leidt, bleek deze te zijn: of het wel waar is, dat. te allen tijde, en dus ook heden, onder ; , de kinderen der beloftenis" te verstaan zijn de uitverkoren verbondskinderen.

Er zijn er, die deze vraag ontkennend beantwoorden. En al zullen wij in het artikel van deze week nog niet tot een conclusie komen, het lijlct ons toch wel goed, den lezer opmerkzaam te maken op enkele van de overwegingen, die bij dit ontkennend antwoord een rol spelen.

Om te beginnen met een der voornaamste punten: is het wel waar, dat „kinderen der belofte" beteekeut: „tot het eeuwige leven uitverkoren kinderen"?

Onwillekeurig denken velen, dat dit zoo duidelijk is als 2 X 2 = 4. Zij redeneeren dan als volgt: „een kind der belofte" is een kind, waaraan de belofte vervuld wordt; een kind, waaraan de belofte vervuld wordt, komt in den hemel; wie in den hemel komt, is een tot het eeuwige leven uitverkorene; het bewijs is dus geleverd".

Het is duidelijk, dat deze redeneering wordt beheerscht ook door volgende nevengedachten:

a) er staat: „DE belofte". Dat zal dus wel de „echte", de „volle", de „zaligmakende" belofte wezen;

b) als dus aan bedoelde kinderen „de" belofte vervuld wordt, dan wordt a^ hen „de onvoorwaardelijke heilsbelofte aan dé uitverkorenen" bedoeld. Er moge in de dagen van den oplaaienden strijd om de eenigemaanden-binding van de zijde o.a. der „Reformatie" gezegd zijn: die belofte bestaat niet, — maar dat is dan ook geen zaak om zich het hoofd mee te breken.

Maar nu komen de tegensprekers aan het woord.

Zij hebben onderscheiden vragen. Soms doen ze erg onnoozel aan. Maar ge komt er niet van af met een handomdraai.

We zullen er enkele van aanhooren.

1. Hun eerste vraag is: elk recht hebt gij, oHi in Rom. 9 : 8 bij den term „de kinderen des vleesches" te denken aan millioenen menschen, en bij den anderen term: de kinderen der belofte" wederom te denken aan die groote schare, die niemand'tellen kan? Als in Rom. 9 : 8 gezegd wordt: de kinderen der beloftenis Worden voor het zaad gerekend", dan is dat (let maar op de inleidende woorden: dat is", of, zooals wij zouden schrijven, „d.w.z.") een nadere uitleg van hetgeen in het voorgaande vers wordt aangehaald uit Genesis 21 : 12: in Iz^k zal u het zaad genoemd worden". Hier maakt de sprekende God een scherp onderscheid tussehen Jsmaël en-Izaak. De één is geboren langs den gewonen weg, de ander langs den buiten-gewonen. Toen Abraiham op zijn eigen manier, en binnen het kader van de hem zelf voor oogen staande natuurlijke mogelijkheden, een kind wilde ontvangen, om uit dit kind het hem beloofde vaderschap over vele volken te erlangen, toen werd hij in deze vleeschelijke overlegging beschaamd, want hij moest later op Gods bevel den langs dezen weg genomen zoon (Ismaël) wegzenden, 't Was een zoon van Hagar, de slavin, geboren „naar het vleesch", geboren langs denzelfden gewonen weg, waarlangs vrijwel iedereen vader of moeder worden kan: en krachtig man, een jonge vrouw, een ontmoeting naar den gewonen gang van alle vleesch, van dieren, en van menschen, en van di£ altemaal.

Maar als Abraham met den HEERE, met Jahwe, dien Bondsgod te doen krijgt, dan wordt daar een andere kracht in het werk gesteld dan een bloot natuurlijke, die ook vee en menschen al te zamen kennen. Dan worden daar geen natuur-krachten van de schepping, doch W o o r d-krachten van de h e r-scheppingin het veld gebracht. De Woordkracht' is die der beloftenis. D.w.z. van die belofte, waarin de HEBRE aan Abraham had gezegd, dat hij vader van vele volken worden zou (Rom. 4 : 17, Gen. 17 : 4). Daar in die belofte is Abrahaotn de aanstaande vader genoemd van een menigte van volkeren. En diö genadige belofte gaat nu haar eigen gang. Als Abraham (in de ontmoeting met Hagar) zelf (langs den „normalen" weg) de wenkende - toekomst nabij wil brengen, dan loopt dat op een debacle uit. Er komt wel een kind (Ismaël), maar Jahwe zegt: at kind heb Ik niet bedoeld; dat is niet uit de belofte geboren. Dezen keer zal Ik een wónder-kind in 't aanzijn roepen; Ik zal een kind u doen ontmoeten, dat niemand kon verwachten, dat zijn ontstaan dankt alleen aan mijn belofte en aan de kracht van die belofte. Want gij, Abraham, staat vis-a-vis tegenover dien God, die de DO ODEN levend maakt (gij zelf en uw vrouw zijn zulke „dooden", want uit natuur-krachten kan niemand van u nog een kind verwachten, en 't is toch b e ló ó f d); gij staat tegenover dien God, die wat NIET is roept als zijnde (waar geen fontein is, daar laat de (3od der belofte toch levend water ontspringen). En als dan straks uit een „verstorven" vader èn een „verstorven" moeder de HESRE een wonderkind in 't aanzijn roept (Izaak), dan is d a t Idnd het „kind der beloft e", d.w.z. geboren uit de kracht der belofte. Want waar geen maimenkracht meer was, en ook geen vrouwenkracht, waar graven waren, daar ging nieuw leven bloeien. Een leven, dat geen natuurhjke scheppingskracht (die was al naar de ordening der schepping Gods vergaan) had kunnen wekken, doch dat rechtstreeks verwekt was door de kracht van Gods belofte.

2. Als dit zoo is, zoo vraagt men verder, is dan de beteekenis van den term „kind der belofte" niet vaak misverstaan? Is werkelijk die opvatting juist, dan beteekent „kind der belofte" NIET een kind, waaraan de belofte (van eeuwige zaligheid) toe-komt, DOCH een kind, dat uit die zeer bepaalde belofte (van vaderschap tegen alle natuurlijke verwachting iiï) geboren is. „Belofte" is dan niet hetzelfde als „het beloofde goed" (een kind, dat het beloofde goed ontvangt), doch hetzelfde als: „het belovend spreken en roepen Gods" (een kind, dat uit dit vrijmachtige, „nieuwe" dingen stellende roepen Gods te voorschijn kwam).

3. En, zoo gaan de vragers verder, is dan niet tevens duidelijk, in welken zin de aan Abraham gegeven belofte hem toesprak? Niet zijn natuurlijke kinderen (die hij zich zoekt) doch zijn uit belofte geboren kinderen zouden op zijn evangelisch gequalificeerden naam geschreven worden. Menschen zeggen: aJs Abraham een vrouw neemt, dan krijgt hij, indien hun ontmoeting geluk heeft, kinderen, en dat zijn dan kinderen van Abraham. Net zooals mijnheer Smit, mijnheer Jansen, mijnheer Bakker van vandaag, als ze een vrouw nemen, kinderen van Smit, van Jansen, van Bakker krijgen. Maar in AbraÜiam's „geval" staan de zaken anders. Hem is een zaad beloofd. En daa geen zaad dat aan zijn natuurlijke sexueele keuze hangt, doch dat God de HEERE zich gedacht heeft. Een voUc dat van W o o r d-kracht afhangt, niet bepaald van kracht van vleesch en bloed. Daarom is Abrahams, e i g e n 1 ij k e, d.w.z. het door God den HEERE in de eerste belofte bedoelde zaad, niet afgerond in Abrahams natuurlijke kinderen, doch in die kinderen, die hun ontstaan aan die belofte, aan die W o o r d-kracht danken. Zoo kan een Ismaëliet terecht tegenover m \j pochen, dat h ij Abiuhams bloed

in de aderen heeft, en ik niet. Maar i k kan tegenover hem mij erop beroemen, dat het woord der belofte, waarin Abrahams erfgoed ver-zegd is tot mij gekomen is via de kerk, die mij den Woord-dienst opends. En daarom kan ik met de Galatiërs zeggen: wij zijn kinderen der belofte; het roepende Woord vond zijn weg heelemaal naar ons, en op dit roepende Woord kwam en komt het alleen maar aan.

4. Toen dan ook diezelfde vrijmacht Gods in Izaaks kinderen weer een schifting maakte in een uitgedrukt belofte-woord, met naam en toenaam sprekende on aanwijzing gevende, als Hij namelijk zeide, dat de mindere (de jongste, Jacob) de meeste zou zijn, en zoo wederom de b e 1 o f t e (die met naam en toenaam aanwijzing deed) den éénen wèl, den anderen niet aannam en rekende tot dat bepaalde zaad, dat uit Wo o r d-kracht op Abrahams naam zou worden bijgeschreven, toen herhaalde zich het vrijmachtig kiezen Gods. Het kiezen van bepaalde geslachten tot de ontspruiting aan de kracht der roepende belofte. Is dat verkiezing? Zeker is dat verkiezing. Staat er niet in de Dordtsche Leerregels, III-IV, § 7, dat het „ het gansehe vrije welbehagen en de-onverdiende liefde Gods" de oorzaak zijn, dat het roepende evangelie v/el tot het eene, maar niet tot het andere geslacht cf ook volk komt?

5. Maar tcca J°-cob zijn twaalf zonen ontving, heeft de HESRE niet onder die twaalf die schifting gebracht, die we eerder ontmoetten in de scheiding tusschen Izak-Ismaël, tusschen Ezau-Jacob. Heo! Jacob's zor.enoyelus wordt op Abraham's naam bijgeschreven; heel dat vo!k, aan hen ontspro; en, »s • daarom volk der belofte, d.w.z. uit de belofte geboreii, en wordt „gevekend voor het zaad". GeUjk later, ais de belofte der erfenis tot de heidenen komt (na Pink-& , sr, als Isiaël zijn missie heeft volbracht) elke .kerk, die uit de verkondiging der belofte wordt geboren, cp Abrahams lijst v/ordt bijgeschreven en „voor het zaai gerekend woidL".

Voor ditmaal laten we het hierbij.

Beslissen dc-en we nog niet: wij oriënteerden slechts in een deel der samenhangende prob'emen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's