GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zoals om een koninq gevraagd is, zoo is ook om een profeet geroepen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zoals om een koninq gevraagd is, zoo is ook om een profeet geroepen.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zeide de Heere tot mij: et is goed, wat zij gesproken hebben. lEèn profeet zal Ik hun verwekken. Deut. 18 : 18.

Onze zondagsschoolkinderen reeds kennen de bekende woorden uit Deut. 18:15: en Profeet (of: rofeet? ), uit het midden van u, uit uw broederen, als mij (d.i. als Mozes, die hier spreekt) zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem (of: em) zult gij hooren.

Die kinderen leerden den tekst van hun onderwijzers. Dezen gingen uit van de gedachte, dat er moest gelezen worden: ..Profeet", en „Hem", beide malen met hoofdletter. Onderwijzer en leerlingen gelooven dus, dat hier op Christus gedoeld wordt. Waarom zij ook dezen tekst als adventstekst van buiten leeren; als een uitspraak, die rechtstreeks op Christus Jezus ziet, onzen hoogsten Profeet en Leeraar.

Anderen, b.v. dr Edelkoort, zouden die hoofdletter niet willen bezigen. Zij lezen: een „profeet", en , , hem". Volgens dr Edelkoort is deze uitspraak niet direct messiaansch; hij ziet niet op Christus, doch op het gewone instituut van: profeten. Zooals er priesters zijn, zoo zijn er ook profeten in Israël, en koningen.,

Wij voor ons gelooven niet, dat het noodig is, dezen tekst te schrappen van de lijst der teksten, die onze kinderen tegen de dagen van Kerstfeest hebben te leeren en voor eigen leven te, onthouden. Want alle priesters zien op den Priester, alle koningen op den Koning, alle profeten op den Profeet. In'geen van zijn ambten is de ééne Koning van de andere koningen, de ééne Profeet van de andere profeten, de ééne Priester van de andere priesters los te denken. Het instituut der profeten, of koningen, of priesters, heeft pas recht en reden en zin, omdat Hij er is, en komende is.

Waarom dan ook Mozes' uitspraak het oog heeft op de profeten, w ij 1 op den hoogsten Profeet en Leeraar.

Maar daarom te meer vraagft onze aandacht Mozes' heilzame en ook beschamende herinnering aan de manier, waarop Israël zelf om een profeet gevraa.gd heeft. Mozes zegt tot zijn volk: weet ge nog wel, hoe gij ertoe gekomen zijt, te roepen om een profeet? Weet ge nog, hoe het officieele volkspetitionnement, dat bij de Hoogste Majesteit is ingediend, en door mij op uw verzoek daar overhandigd is, en waarin gevraagd werd om een profeet, tot stand gekomen is? Wel, zegt Mozes, dat is zóó in zijn werk gegaan:

Destijds was ik, ik alleen, opgeroepen om te verschijnen voor onzen God Jahwe. Die wilde de wet u geven door de hand van een bemiddelaar. Ik moest alleen den berg op; en als een eenling moest ik daar die zwarte wolkenmassa binnentreden, en daar, waar donder en bliksem alle vleesch verschrikken en de theophanie den sterveling den adem beneemt, zoodat hij meent, nu wel te moeten sterven, daar moest ik oogen en ooren openhouden, omdat Jahwe mij daar bezwaren kwam met de opdracht, de wet in ontvangst te nemen. In dat uur hield God u op een afstand. Dat kwam van Hem. Maar gij, gij zelf, n a a m t ook van uwen kant hier afstand. Gij vondt dat klimaat van bliksemvuur en donderslag niet om uit te houden. Gij „weekt af", en „stondt van verre" (Ex. 20 : 18). Dat was van ü w kant. De Heere z ij n e r z ij d s, verbood u, al te frivool te worden, en eigenmachtig de grenzen te doorbreken, die Hij getrokken had om den berg, welks top in 't donker lag vanwege den schrik en de mogendheid des HEEREN. Maar gij van ü w kant w i 1 d e t ook niet andere; gij vondt het veel te bar en veel te barsch d& .ar in die zwartei openbaringsstormen. Gij vroegt mij ook, of ik in vredesnaam dan maar alleen wou gaan; gij hieldt liever uw gemak. Er was bij u geen drang naar de zware belasting met een ambt-van-alle-geloovigen. Gij motiveerdet uw verlangen, om met rust te worden gelaten, met het vroomklinkend argument, dat ge anders sterven zoudt: ie kan God zien, en leven? Zoo vroegt gij (Ex. 20 : 19). En in die vraag lag toch uw ongeloof en traagheid bloot. Want wie o n g e r o e-p e n Gods verschrikkihgszónes binnenkomt, die zal voorzeker sterven. Maar dacht gij, dat een mensch, dien God geroepen heeft, zou sterven? Verre zij God van onrecht en de Almachtige van Jiet doodslaan van wie tot Hem komt op Zijn bevel. Gij hadt u niet bezorgd te maken over uw mogelijke sterven-moeten; waart ge maar g e b 1 e v e'n, waar God u zei te blijven, en gekomen, waar Hij u riep, een stapje naar voren te wagen, naar voren, naar de meer nabije gemeenschap, naar de gemeente der eerstgeborenen, naar de vergadering der vrijen, maar het Nieuwe Verbond der mondigen. Maar, u beroepende op uw onmondigheid, woudt gij den last der mondigheid niet dragen.

Dat was uw zonde.

Uw zonde.

Zoo zegt het de Schrift zelf.

Want Mozes wijst het volk erop, dat zij zelf met eigen oogen gezien hadden, dat een mensch, geroepen zijnde, wel degel ij k blijft leven, als hij komt (Deut. 5 : 24). Ze hebben dit officieel geconstateerd zelfs; een deputatie uit'het volk legt dit ' feit publiekrechtelijk vast.

Maar diezelfde deputatie vraagt nu werkelijk óók, bij volksbesluit, dat de Heere dan toch maar alleen dien é é n e n man, dien Mozes, moge zetten onder stroom, onder de hoogspanning van het met bliksem geladen wolkendek, het van .vuurstralen doorschoten duister. GIJ, Mozes, zijt wel blijven leven, maar 'WIJ, waarom zouden 'WIJ sterven? (Deut. 5 : 25). Dit vuur zou ONS verteren; die stem van goddelijk geweljj zou ONS de ooren doof doen worden, ja, ons dooden.

En toen het volk zoo sprak, toen zei de HEERE.: et is goed, ze kunnen krijgen wat ze begeeren (Deut. 5 : 28). Maar in één adem voegt Hij er aan toe, dat het toch zoo mooi niet is, wat zij daar vragen, en vooral niet, DAT zij zoo vragen. Dat ze de onmondigheid begeeren te continueeren! Dat zij vooruitrekenen, niet zichzelf vooruit, maar Hem, den Heere. Dat zij van hun kant bepalen, wat een menschenkind zooal uithouden kan. „Och, dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vreezen"; daar (Deut. 5 : 29) hoort ge eenzelfden klank als ook bekend is uit psalm 81: ch, had naar Mijn raad zich Mijn volk gedragen...

En wijl de zonde van de bruid, die niet avanceeren wil tot den huwelijksdag, en van den onmondige, die niet wil komen tot de mannenplichten der mondig vei-klaarden, een van zich af schuiven van den Bruidegom, en van den Koning, een Him van-zich-wegbidden, is, daarom wordt in Hebr. 12 : 25 dit kind ook bij den naam genoemd. Welk kind? Het kind, dat uit gemakzucht zijn kinderlijken staat maar liefst gecontinueerd ziet, en de lasten der verantwoordelijkheid maar van zich afschuift. Hebr. 12 : 25 noemt dit vanzich-afschuiven een van-zich-wegbidden; onze vertaling • leest: erwerpen. Enj de tekst ziet op hetgeen 'zooeven is gememoreerd uit het volks-, het kerk-petitionnement bij Horeb.

Op de vraag van 't volk, dat Mozes hun de oogen niet verblinden zou, de ooren niet zou laten tuiten. Dat hij maar een gewonen man mocht laten zenden, die met hen zoo heel gewooji zou kimnen spreken. Geen blin-Rende figuur, wiens glans de oogen verblindt, zoodat zij, om niet te moeten knipperen tegen het licht des hemels, of zelfs maar tegen zijn weer-glans, een doek behoeven, die het licht bedekt (Ex. 34 : 35, 2 Cor. °3 : 13). Die doek, dat deksel, is hun óók gegund; maar de eigenwillig geformuleerde behoefte aan zoo'n deksel, de vraag 'om toch vooral met rust te worden gelaten, d i e is een teeken van verharding, een teeken en ook een begin ervan (2 Cor. 3 : 14).

De vraag om een profeet is dus wel degelijk ontstaan mede uit zondige motieven. Zoöals de vraag om een koning door den Heere zelf wordt aangemerkt als een „verwerpen" van Hem, (1 Sam. 8:7), zoo is ook de vraag om een profeet aangemerkt als een „verwerpen" van den Heere (Hebr. 12 : 25). De ééne maal verwerpen zij Hem, die REGEERT van boven; den anderen keer Hem, die SPREEKT van boven. Ze willen liever laag-bij-den-grond.

Nu, dat wil de Heere ook wel. Daarom GEEFT Hij hun een koning; tot Samuel zegt Hij: eef hun maar wat zij verlangen (1 Sam. 8:7, 9), maar, laat hen ook de consequentie dragen, laat hen nu zich BUK­ KEN onder himnen.koning (vs 11, v.). En zoo ook GEEFT Hij hun een profeet, 'een rij profeten, straks den grooten Profeet. Die laag-bij-den-grond zal zijn, mensch onder menschen, dagelijks naast hen zittende, mensch als andere menschen, zoon van een timmerman.

Tot Mozes zegt Hij: et is goed, geef hun maar wat ze vragen (Dt. 18 : 17; 5 : 28). Maar Hij zegt er meteen bij: aat hen de consequenties dragen: ij willen geen dondey hooren, en geen vuur zien, maar een gewoon geluid, een gewone-menschen-geluid, een leekenonderricht hebben ? Nu, dat ze dan ook HOOREN naar dat gewone proza van de eenvoudige kerktaal: en Profeet, en een massa profeten, zal u de Heere verwekken; naar dien profeet en dien Profeet zult gij dan ook HOOREN (Dt. 18 ; 15).

Bukken onder het instituut der koningen, èn onder den scepter van den Grooten Koning.

En: hooren naar het instituut der profeten, èn naar de stem van den Hoogen Profeet en Leeraar.

De zonde ws in de petitie.

De genade ontdekt ze.

De toorn strait ze, als ze daarbij, d.w.z. bij die zonde in-'t-gebed, blijven: e zijn niet ontkomen (Hebr. 12 : 25).

Maar de voortgaande genade maakt de verhooring van een met zonde bevlekt gebed tot een blijvenden zegen: die Groote Koning, en die Hooge Profeet is Middelaar, beter nog dan Mozes, en neemt de zonde uit de gebeden weg, die Hij verhoort, de lasten van zijn volk straks dragende voor zijn God. Door Zijn genade nemen zij de verhooring aan, maar niet de zonde over, die in het gebed was. Zij die zóó bukken en zóó luisteren, weten, dat God hun gebed hoorde, wijl Hij zichzelf verhoorde. Het lag in Zjjn raad den Koning en den Profeet te geven. Maar ze hadden anders om Hem moeten bidden.

En hier komt het nu op óns aan.

Want WIJ zijn niet gekomen tot die schaduwen van vuur en schrik en donder, en wij behoeven niet op een berg te klimmen zooals Mozes (Hebr. 12 : 18-21). Wij behoeven heusoh geen bidstonden voor een synodale vergadering te houden, waarin de hoofdgedachte is: omt nu eens uit uw dal dezen éénen keer naar den berg. Want WIJ zijn gekomen tot de gemeente der eerstgeborenen. Of wij willen of niet, wij zijn erin gezet. Onze geboorte is nu eenmaal gedateerd op den Nieuwen Dag van 't Nieuwe Testament. En onze doop heeft dien datum erkend boven de vergunningsen de lastbrieven, die ons in de wieg gelegd zijn, eer we ervan wisten.

Daarom wordt tot ons gezegd: ziet toe, dat GIJ dien die spreekt, niet van u afbidt. Want ïÉj is nu naar boven gegaan, onze Spreker, en legt nu al zijn majesteit in het gewone, eenvoudige leer-proza der kerk, waaronder wij zijn opgegroeid van dat onze ouders ons „breeder gingen onderwijzen".

Maar als wij nu het ambt-van-alle-geloovigen ons afbidden, ja, dan.....

Dan zullen WIJ NIET ONTVLIEDEN (Hebr. 12:25).

't Is goed, 't is heilzaam, een paar weken na Kerstfeest zijn vreugd te herdenken, die, wijl ze gebedsverhooring is, de schuld vergroot van wie zich nu onttrekt.

De Christus is gekomen: een koning-op-eèn-ezelsveulen, maar thans op wolkenwagen rijdend. We kregen zijn geboden in handleidingen, die we lezen konden. Kerkenordeningen b.v. Een' profeet ook in een stoeltje-laag-bij-den-grond, maar thans van den hoogen Rijkstroon .ons voorziening gevend in den dienst des Woords. God i s in Hem naar ons toegekomen. Laag bij den grond.

Maar laag-bij-den-grond zijn, is wat anders dan laagbij-den-grond s c h WILLEN zijn. De bruid, die maar niet trouwen wil, het kind, dat maar geen man wil wezen, o die verraadster, die verrader, die brekers van de trouwbelofte!

Ik schrik, als ik denk aan een kerkmassa, die wel een paar theologen-in-synode laat kibbelen over de vraag, hoe „men" de kinderen moet BESCHOUWEN EN BEHANDELEN, maar die daar voorts geen woord meer over hooren wil: laat ons met vrede, laat ons met rust, wij blijven liever leeken. Een schare van onmondigen wordt aldus gekweekt in Nederland, en iUj Zuid-Afrika, en in Amerika.

En de leiders willen het zoo.

Ze gaan rechtstreeks in tegen Kerstfeest, en tegen het Nieuwe Testament. Ze zetten de klok terug. Ze zeggen tot de bruid: blijf liever meisje; tot den jongeling: blijf liever knaap; tot den ambtsdrager: blijf liever leek.

De kerk gaat zoo te gronde.

En gij die vrijgemaakt zijt, om te werken en te' ploeteren, beeft hier. Ziet toe, dat GIJ den Spreker niet ver-werpt, door lasten van u af te schuiven.

Ontvangt den Heiland laag bij den grond.

Maar om uws levens wil: weest geen seconde iaagbij-den-grond s e h !

Weest als de kinderen.

Maar om Gods wil, weest geen kind. Stelt den dag der verantwoordelijkheid en der zelfbelasting-tot-hetuiterste niet uit. We^t dan volmaakt, dat is: gespannen tot het uiterste. Want de Vader kwam tot het uiterste' in zijn bedeeling der verbonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Zoals om een koninq gevraagd is, zoo is ook om een profeet geroepen.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's