GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het is ten allen dage gezien, dat wij menschen vaak bang zijn voor de kerk van Christus, niet als zij ons spreekt van haar beloften voor de eeuwigheid, maar van haar eisch voor het heden. En dat heden overal, zonder dat er eenig plekje is, waar die eisch niet tot onze consciëntie spreekt.

Dan wordt die kerk in haar getrouwe prediking menigmaal een sta in den weg. Zij verstoort allen valschen vrede. Zij breekt een door ons zoo gewaardeerde eenheid, die kracht zou schenken aan onze actie, immers zoo goed bedoeld. Zij roept op tot gehoorzaam-' heid; een gehoorzaamheid, die ons nopen kan om aUes, waarop een mensch zoo graag zijn betrouwen zet, los te laten.

Eén ding ontbreekt u, zeide de Heere Jezus tot den rijken jongeling, die er op stond dat hij al Gods geboden had onderhouden: wilt gij volmaakt zijn, verkoop wat gij hebt en geef het den armen en gij zult een schat hebben in den hemel en volg Mij.

Nu wordt ons, als wij dit verhaal hooren, soms aanstonds tot onze geruststelling gezegd, dat dit voor ons geen eisch tot afstand van onze goederen inhoudt. Zoo verstoort het Evangelie niet onze rust. Maar ik zou denken, dat het ons w e 1 geldt. En allen dag. Verkoopen datgene, wegdoen, wat ons hart meer bindt dan het waarachtig volgen van den wil van onzen Koning en Heere.

Maar de menschen, die groot zijn in de wetenschap, in de kunst, in de politiek, zijn gemeenlijk vuurbang voor de kerk, die de zuivere verkondiging van het Woord Gods brengt, de sacramenten rein bedient en de tucht naar het Woord handhaaft.

Geen gevaarlijker ding voor de vrijheid van het leven, naar het dan wel schijnt, dan zulke kerk. Geen heerschzuchtiger menschen dan haar dienaren. Pas op voor hun inmenging in uw zaken. Laat hen blijven op — nu ja, hun terrein, zoo des Zondags, en dan kalm, waardig, eerwaardig vroom. Men kan er zóó een geweldig respect voor hebben.

Wie kent niet die „waardige" predikers in romans bijv.? Is er nu reden om voor de kerk te vreezen? Moet de wetenschap in haar heur voornaamsten vijand zien ? Het wordt door wijsgeeren beweerd. Maar mep weet. als het Geneve betreft, slechts op één slachtoffer te wijzen, en dan nog ten onrechte: Servet.

Onderstel nu, dat de officieele wetenschap slechts één slachtoffer kende van haar miskenning en onderdrukking en vervolging van waarachtige baanbrekers voor nieuwe vruchtbare gedachten — en dat waren zeker niet altijd professoren — zou men dan niet zeggen, dat die ééne uitzondering den heerlijken regel bevestigde: de wetenschap kent geen bloed? Maar zij heeft haar slachtoffers bij duizenden.

Onderstel voorts, dat de staatkunde in den loop & er eeuwen slechts één enkelen martelaar voor haar rekening behoefde te nemen, zou men dan niet zeggen, dat de staat de lieflijkste verschijnii; ig is, die de wereld ooit kende en de politiek de meest onschuldige bezigheid onder de menschen?

Maar hier stroomt het bloed en rijst de gruwel hooger dan de bergen.

Wie daaraan denkt geeft Brunner geen ongelijk als deze zegt in zijn , , Ejps Gebot und die Ordnungen": „jeder Staat ist das Gebilde von menschlicher Sünde gröszten Stils. lm Staat sehen wir Menschen unsere eigene Sünde tausendfach vergröszert vor uns”.

In elk geval heeft de kerk, als zij getrouw is aan haar opdracht, veel meer van den staat te lijden gehad, dan de staat ooit van de kerk. Leed die staat er ooit onder?

Leed onze Nederlandsche staat er onder?

Laat dan Groen van Prinsterer getuigen in zijn „Maurice et Bamevelt”. De Nederlandsche staat met al de rijke goederen, die zij ooit had, is uit de belijdenis van de kerk der reformatie geboren. De politieke vrijheden zijn de vrucht van de Calvinistische reformatie der zestiende eeuw.

De handhaving van het reclit der ware kerk in de dagen van den strijd tegen den Arminiaan, beteekende de bewaring van onze onafhankelijkheid en vrijheid.

Alle aantasting van de belijdenis der kerk door de Synode van Dordt ons, in volle gehoorzaamheid aan het Woord van God, gegeven, t& stte ook het staatsieven aan in heel zijn bestaan.

Heeft de trouw van de kerk der reformatie ons volk ooit kwaad gedaan? Of heeft de loslating harer belijdenis ons de slavernij der revolutie gebracht?

Deed de Afscheiding aan de politiek schade, of brak de Doleantie de kracht der politieke partij?

Vanwaar dan toch die vrees der politici ook van dezen dag? Oldenbameveldt biedt ons het echte voorbeeld van die vrees. Hij gedoogde geen uitzondering op de suprematie van den staat en zoo waagde hij, naar Groen zegt, tweeërlei aanval op de kerk der reformatie: op haar onafhankelijkheid; haar kerkenorde; en op haar geloof; de belijdenis.

Hjj zag met schrik de scheuring komen in de kerk, zooals thans de politieke leiding in de antirevolutionaire partij zulks doet. Hij maande tot tolerantie, verdraagzaamheid. Voor zijn dag had dit tengevolge, dat de dwaalleeraars vrij spel zouden hebben in de kerk, maar dat de mond van den getrouwen dienaar van Jezus Christus gesloten moest worden.

En wie dastmaar niet wilde luisteren werd met behulp der politieke macht uit de kerk gejaagd.

Heel de zaak was, zegt Groen, voor Oldenbameveldt politie k.„ Voor Maurits religieus, want hij herinnerde zich" den eed, dien hij had afgelegd, dat hij de vrijheid van de kerk der reformatie in het handliaven van haar orde en belijden zou handhaven.

Noch Maurits, noch ook Willem Lodewijk dachten er aan den Arminianen te verbieden godsdienstoefepingen te houden. Hun vrijheid zou bij hen ook zeker zijn. Maar de ware kerk moest haar gehoorzaamheid zuiver kimnen bewaren en haar vrijheid mocht niet worden aangetast.

Vroegen de gereformeerde kerken dan van de politiek eenig ander ding dan de vrijheid? Zij begeerden niets anders dan een nationale synode, d.w.z. de kerk zou haar eigen zaak kunnen regelen naar de eigen wet. Maai' haar getrouwe dienaren waren er zich ook van bewust, dat zij tegelijk stonden voor het fundament van den staat der reformatie.

En dat predikten zij ook. Zij zagen met schrik de groeiende heerschzpcht der humanistische regenten, die de volksrechten krenkten, en de burgerlijke vrijheden aan het volk ontroofden.

Ook ongeloovige historici zieri nu wel in, dat Vondel's hekeldichten vuige laster bevatten. Zelfs ds Smout biedt men thans wel eerherstel. En dat terecht.

De getrouwe dienaren van de ware kerk zageji geen enkel „levensterrein" gesloten voor de gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren. En deze ware kerk heeft door haar prediking en tucht nimmer voor één enkel moment het politieke leven geschaad.

Dat geschiedde wel, toen er afval kwam, en de dienaren van Christus, die Zijn Woord moesten verkondigen, geen woord meer hadden voor het gansche leven, maar slechts tot troost van alle vrome lieden, die den Zondag voor den „godsdienst" reserveerden en alleen maar vroegen om „stichting" der vrome zielen, die wel graag zoo af en toe eens aan de heerlijkheid van de toekomst — lang mocht zij nog uitblijven — werden herinnerd.

Is het nu niet merkwaardig, dat deze vreeS' van diegenen, die in de politiek de leiding moeten geven, zij het in ietwat anderen vonn dan in de dagen van Oldenbameveldt, opnieuw te aanschouwen valt, nu door Gods gunst de afval in de gereformeerde kerken weer mocht worden gestuit door nieuwe reformatie?

Weer sloeg hun de schrik om het hart. Als zij wereldlingen waren geweest zouden zij hebben uitgevaren-daar heb je nu weer dat kerkelijk gedonder. Thans zeiden zij het wat beschaafder. N.l. zoo: januner, die brand in de kerk. En dat nu juist, nu zelfs een nationale eenheid aller christenen zoo mooi zou zijn. Maar iaat ons zorgen, dat de brand tot de kerk beperkt blijft. Niet overslaat op politiek gebied.

Hoe? Wel — de tolerantie moge daar den toon aangeven. De geestverwantschap daar blijven. Men had er reeds uit allerlei kerk.

Wel — laat er een kerkje bij komen. Met de pluriformiteit en de interkerkelijkheid redden wij het wel weer. Maar dan, wat Oldenbarneveldt ook wilde, naar Groens woord: tolerantie en mutisme.

Een tolerantie, die er toe leidde, dat alle verkeerde woord over de kerk in de politieke partij mocht worden gehoord, maar het goede niet. Wel het Woord, niet de belijdenis.

En een mutisme, een gedwongen zwijgen, voor een ieder, die in getrouwheid, ook in de partij, wilde getuigen voor het recht van de ware kerk der reformatie, de beteekenis harer kerkenorde en harer belijdenis, ook voor het staatsieven.

Voorts gaarne het woord aan valsche profeten, die, onderwijl zich beijverden trouwe dienaren des Woords te vervolgen met hun laster en dreiging, voor het politieke leven van niet dan vrede en liefde spraken, en negenend de handen uitstrekten over eiken vrijgemaakte, die de doorwerking der reformatie ook voor het poUtieke leven nog niet zoo stringent, zoo dwingend zag als die anderen, die radicalen, extremisten, doordrijvers werden gescholden.

Dat alles beleven wij thans weer.

Maar welk een droeve vergissing ligt er in deze houding.

Dacht men "werkelijk, dat de aanranding van de onafhankelijkheid van de kerken der reformatie door het schenden van haar kerkenorde en de aantasting van haar belijdenisschriften thans geen kwaad zou doen aan heel ons volksleven?

Dat de Koning der koningen. Die ter rechterhand Gods zit een andere is in de twintigste eeuw dan in de zeventiende?

Dacht men, dat het verzwijgen van de belijdenis, het achteruitzetten van de kerk, der antirevolutionaire partij baat zou brengen? Ik zeg: honderdmaal neen, al won zij zoo ook eenenvijftig zetels.

Dacht men dat het beroep op het Woord, met behulp zelfs van allerlei groote propagandabiljetten, zou kunnen baten als niet van Schrift en'belijdenis wordt gesproken, en die gehoorzaam worden gevolgd?

Alle valsche profeten roemen van het Woord, maar nimmer werd meer geraffineerd een aanslag gepleegd op de geopenbaarde waarheid.

Zijn wij ook voor het politieke leven van iets anders afhankeUjk dan van den zegen des Heeren?

Daarom: niet onze eenheid, maar onze gehoorzaamheid beslist over onzen wandel in de vreeze des Heeren, die het beginsel ook aller politieke wijsheid is.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's