GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van eigendom en vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van eigendom en vrijheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds verdiept in de lectuur van het hoofdstuk „Er staat geschreven" in de brochure „De strijd voor vernieuwing der samenleving", komen wij vervolgens deze conclusie tegen, die zelf, evenals de zaak, die er in aan de orde wordt gesteld, alle aandacht waard is: „dat de Pentateuch den privaateigendom op den bodem en de vrije beschikking van den mensich over zichzelf wat zijn a r b e i d s k r a c h t betreft, in beginsel opheft, doch er niet aan denkt, deze beide voornaamste productiefactoren een soort publiek eigendom van de Israël'ietische volksgemeenschap te makeu. Het beginsel van de vrijheid (ook voor samenlevingsverbanden als het bedrijf, d. i. leidinggevende en uitvoerende arbeid en kapitaalverschaffing), dat voor de ontwikkeling van het menschelijk leven onmisbaar is, blijft gehandhaafd.

Het eerste deel van dezen zin kan men letterlijk aantreffen op biz. 452 van het proefschrift van dr van Es en is dus daaraan ontleend. Wanneer dr van Es spreekt van opheffing van den privaateigendom op den bodem, dan lijkt mij dit een onduidelijke wijze van uitdrukking, ook al begrijp ik best de bedoeling, liggende achter deze woorden. Ik kan die onduidelijkheid niet beter illustreeren dan door er op te wijzen, dat precies het tegenovergestelde van opheffing van den privaateigendom volgens dr van Es ook door denzelfden Pentateuch zou worden verdedigd. Op blz. 349 van zijn proefschrift schrijft hij namelijk: „Voor de integriteit (ongeschonden toestand, G.) van het geslachtseigendom en van het privaatgrondbezit, waakte het duurzame lossingsrecht op den verkochten akker". „Opheffen van" staat hier lijnrecht tegenover „waken voor" den ongeschonden toestand van het bestaande. Beide gedachten verdragen zich niet met elkaar. Het zij nogmaals gezegd, ten aanzien van den absoluten eigendom kan van het begin der dagen tot het einde der wereld alleen dit worden gezegd:

Al d' aard en alles wat zij geeft Met al wat zich beweegt en leeft Zijn 't wettig eigendom des HEEREN. Psalm 24 : 1.

Alleen in betrekkelijken zin kan van menschelijken eigendom gesproken worden. Ook in Israël werd de grond onder de stammen en vaderhuizen verdeeld. En deze eigendom werd niet opgeheven, maar moest gehandhaafd blijven. Wel was Kanaan in bijzonderen zin het land des HEEREN en woonde daar dit volk als bij den HEERE in, Die zijn woning had onder Israël. De Israëlieten moesten ook de tienden aan den HEERE betalen, hetgeen door schrijvers wel is vergeleken met pachtgeld, evenals de vorm van het grondbezit dan wel als leenpacht is betiteld. Dit regardeert evenwel de geheel eenige positie, die de natie Israël als uitverkoren volk des HEEREN innam temidden der volken en kan niet worden betrokken op de bezitsverhoudingen, waaronder wij leven, daar noch voor Israël, noch voor eènig ander volk, deze bijzondere toestand nog bestaat.

Waar de brochureschrijvers juist ten aanzien van de orde van bezitters en bezitloozen, heeren en knechten, de stelling aandurven dat , , aantasting van de tegenwoordige scheefgegroeide rangorde beantwoordt aan de roeping des geloofs om de wereld terug te voeren naar het patroon van het „in den beginne" (brochure blz. 21), daar willen wij juist ter wille van dat patroon van „in den beginne" op deze zaak den vinger leggen, omdat wij ook van dr van Es de door hem gebezigde uitdrukking van „communisme van den hof van Eden" (De grondslagen van den Eigendom bij het licht van de eerste vijf boeken der Heilige Schrift, blz. 24) evenmin kunnen overnemen.

Dat bij de schrijvers der brochure zulke verkeerd toegepaste commune-tendenzen inderdaad aanwezig zijn, blijkt wel, wanneer we vervolgens het tweede deel van bovenstaanden zin onder de loupe gaan nemen. Dan zien we, dat ze een bepaalden zin van dr van Es nagenoeg woordelijk citeeren, tot op het punt waar zij van zijn woorden iets anders gaan maken en dit andere ervoor in de plaats gaan stellen, zonder het duidelijk aan te geven. Letterlijk schrijft dr van Es op blz. 453: „De eigendomsregeling van den Pentateuch, die zich in de principieele opheffing van den eigendom op den bodem en van de vrije beschikking van den Israëliet over zichzelf het goede, dat in de socialistische toekomstidealen ligt, heeft weten eigen te maken, handhaaft echter door de private verdeel ing van den bodem en de slechts door het natuurlijk geslachtsverband beperkte persoonlijke zelfstandigheid van den Israëliet het beginsel van vrijheid, dat voor de ontwikkeling van het menschelijk leven onmisbaar i s". Wie dat nu vergelijkt met wat de brochureschrijvers ervan maken, ziet dat inplaats van het in betrekking tot de persoonlijke zelfstandigheid van den Israëliet» gebrachte beginsel der vrijheid, deze schrijvers gaan stellen: het beginsel der vrijheid voor de samenlevingsverbanden als het bedrijf, dat volgens hen wordt gevormd door kapitaalverschaffing, leidinggevenden en uitvoerenden arbeid. — Doch dat is een conclusie, noch uit het boek van dr van Es, noch uit den Pentateuch getrokken. Die opvatting van het bedrijf als combinatie van kapitaal, leidinggevenden en uitvoerenden arbeid op grond van den Pentateuch, en dan de vrijheid voor dat aldus gestelde bedrijf, dat vraagt om bewijs en dat wordt juist niet geleverd. Evenzeer als wij afwijzen de gedachte als zou de Pentateuch de productiefactoren bodem en arbeid een publiek eigendom maken van de Israëlietische volksgemeenschap, evenzeer wijzen wij af de gedachte als zou die Pentateuch wel die productiefactoren een publiek eigendom maken van de bedrijfsgemeenschap. Wat dat betreft komen wij met dr van Es op voor de integriteit van het privaatbezit en wij voegen onzerzijds daarbij de vrijheid van den bezitter, waarbij hem binnen de grenzen van Gods wet de hem door Christus Zelf in de gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard implicite toegekende bevoegdheid verleend wordt, in geval van onrechtmatige aanmatiging, tot de arbeiders in zijn onderneming te zeggen: „O f is het mij niet geoorloofd te doen met het mijne, wat ik wil? (Matth. 20 VS 15a). Ook dr v. Es staat deze opvatting van den tekst voor, zooals blijkt uit een uitvoerige noot onder zijn artikel over „Gezag, Eigendom en Medezeggenschap" in A.R. Staatkunde, blz. 375. Hetgeen Dr A. Kuyper in E Voto Dordraceno", deel 4, blz. 188 over dezen tekst uit Matth. 20 schrijft, die van zulk een opvatting van den tekst niet wil weten, achten we daarentegen niet ter zake, omdat hij de vrijheid van den heer des huizes om met het zijne te doen wat hij wil, bespreekt en bestrijdt als willekeur. Wanneer evenwel Jezus, zij het ook in een gelijkenis, de vanzelfsprekendheid van de vrijheid van den heer van den wijngaard als voorbeeld kiest, dan gaat het bij Hem, Wiens denken en spreken steeds conform de wet Gods was, over de vrijheid, die door Hem, als liggend binnen de grenzen van deze wet, als geoorloofd en zelfs als vanzelfsprekend wordt gezien. En het is juist die ondememersvrijheid, welke thans wordt betwist. Moge'ijk vraagt iemand: en de vrijheid van den arbeider dan? In een volgend artikel zullen wij met het oog op die vraag op de zaak van de vrijheid in betrekking tot den arbeid nader ingaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Van eigendom en vrijheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's