GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De wijzen in hun arglistigheid gevat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wijzen in hun arglistigheid gevat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als zij heengingen, zie, eenigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den Overpriesters al de dingen, die geschied waren. Mattheus 28 : 11.

Dat moet den Overpriesters wel een bittere ontgoocheling geweest zijn, toen daar op den Paaschmorgen sommige van de wachters, doodelijk ontsteld, bij hen kwamen rapporteeren van de wonderbare gebeurtenissen in de vroege morgenuren rondom het graf van Jezus.

Hadden die Overpriesters, als de eenigen die Jezus' woorden aangaande zijn opstanding-ten-derde-dage niet vergeten waren, in ongeloovige verwerping daarvan, hun tegenmaatregelen getroffen, opdat althans de discipelen daaraan geen schijnvervulling zouden kunnen

geven door het ontvoeren van Zijn lijk, thans komen zij te staan voor de onweerlegbare waarheid van Jezus' woorden, door de daadwerkelijke vervulling als zoodanig bevestigd, voor de dv/aasheid van hun eigen ongeloof, en voor de ondoeltreffendheid van hun tegenmaatregelen.

Want mogen zij Jezus' zelfgetuigenis zoo min als dat van Johannes den Dooper aangaande Hem hebben aanvaard. God de HEERE heeft thans voor getuigen aan hun adres gezorgd, welke zij met geen mogslijkheid als zoodanig kunnen desavoueeren en wraken als betrouwbare zegslieden.

Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid. Wat waren zij voldaan geweest, toen zij van Pilatus hadden weten gedaan te krijgen, dat zij Jezus' graf onder militaire bewaking mochten plaatsen. Konden zijn discipelen alvast geen valsch spel spelen, en wilden zij weleens zien, wat er van zijn profetie der opstanding komen zou.

Mogelijk hebben zij zichzelf wel wijsgemaakt, dat ook wanneer in het uiterste geval Jezus werkelijk uit de dooden zou opstaan, de soldaten hem wel weer spoedig zouden hebben ingerekend. Men kan nu eenmaal van den ongeloovige-tot-iedere-prijs de zotste dingen verwachten.

Van hun standpunt echter gezien hebben zij gedaan wat ze konden; alle troeven, die ze hadden, zorgvuldig uitgespeeld, zoodat zij het wel winnen moesten, meenden ze. Ook in deze was van toepassing het Woord van den Heiland: , , de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, meer uitgeslapen, dan de kinderen des lichts in hun geslacht". Terwijl immers het woord van hun Meester aangaande Zijn opstanding uit de dooden Zijn vijanden niet met rust laat, komt het in de gedachten der discipelen zelfs niet op, maar is voor hen de eenige vraag hoe zij Zijn lijk zoo goed mogelijk verzorgen kunnen.

Toch, met al hun voorzichtigheid en uitgeslapen schranderheid staan de Overpriesters en hun consorten onder het voorzienig bestel van God, Die hen zelf doet zorgen voor betrouwbare getuigen van Jezus' opstanding en hen zoo huns ondanks dienstbaar stelt aan de volvoering van Zijn raad.

Of zij dien nacht rustig zullen geslapen hebben? Neen zeker, zij geloofden niet in Jezus' woord aangaande Zijn opstanding, maar dit sluit niet uit, dat zij er toch diepinwendig bang voor waren; al waren zij het zich ook niet bewust en wilden zij het zich ook niet bekennen, maar zouden zij het een ieder ten stelligste bestrijden.

Wanneer die bewuste drie dagen maar eenmaal goed en wel om waren, dan was het gevaar wel geweken en konden zij er gerust op wezen, dat zij de zaak van Jezus van Nazareth voor goed naeester waren. Maar tot zoolang moesten zij op iedere gebeurlijkheid bedacht en voorbereid zijn.

Daarom, de discipelen van Jezus mogen dien eersten dag der week vroeg in de weer zijn geweest om hun geliefden Meester den laatsten liefdedienst te bewijzen, me dunkt, die wachters, welke in den vroegen morgen zoo hals over kop van het graf waren weggevlucht, zij hebben de Overpriesters ook niet meer in bed aangetroffen. Ook zij zijn dien eersten dag der week wel vroeger dan anders op geweest, niet gerust als zij er op waren, dat er dien derden dag niets bijzonders gebeuren zou.

Ge kunt u dan ook voorstellen, hoe verbijsterd ze' moeten hebben gestaan^ toen zij daar die ontstelde wachters vóór zich zagen, die met hun ontdane en verwezen gezichten hun reeds voldoende zeiden, nog vóór zij een woord hadden kunnen uitbrengen.

Hier was geen twijfel mogeUjk; deze immer-onverschrokken soldaten, bevend over al hun leden, met de lijkkleur-van-de-schrik nog op het gelaat, zij zijn met een bovenaardsche werkelijkheid in aanraking gekomen. Met geen mogeUjkheid zullen zij déze getuigen kunnen logenstraffen.

En als zij hen dan eenmaal aan het spreken hebben, dan krijgen zij te hooren, hoe heel hun goede voorzorg op een groot fiasco is uitgeloopen. Hoe niet vreesachtige discipelen een armzalige poging hebben gewaagd om Jezus' woord een schijn van vervulling te schenken, door zijn Ujjf stiekem weg te moffelen, maar onder een groote aardbeving een blinkend witte engelgedaante als een bliksem was neergedaald, en met vluchtig gebaar den steen van de deur van het graf had afgewenteld, zich niet bekreunend om eenigerlei zegel, en zich in majesteitelijke rust en onbevangenheid daarop gezet, alsof er geen soldaten in velden of wegen waren te zien.

Wij weten niet of de wachters nog gelegenïieid hebben gehad waar te nemen, dat het graf leeg was. In ieder geval was dit ook voor de Overpriesters overbodig. Zij wisten ook zonder dat genoeg. Jezus had toch de waarheid gesproken. Hij was toch hun meerdere gebleken. Ze waren dus nog niet van Hem af.

Bittere nijd van bitse vlegels, nacht-en grafwerk, zerk noch zegels, noch al 't woelende gebaar van Uw priesterlijke schaar, kunnen 't groote licht niet keeren, dat er op den dag des Heeren, eer men 't licht des hemels zag, doorbreekt tot zoo heldren dag.

Neen, dit zegt hun de engel niet. Magistraal is zijn negeeren van die wachters. Zij bestaan er gewoonweg voor hem niet. Zij krijgen dan ook geen enkele boodschap voor de Overpriesters mee. Die hebben Mozes en de Profeten, ook het getuigenis van den allerhoogsten Profeet meer wporden worden aan hen niet verspild.

Wat zij alleen nog ontvangen is hetgeen Jezus hun eenmaal had toegezegd, n.l. het teeken van Jona, den profeet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De wijzen in hun arglistigheid gevat

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's