GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kwestie van het evangelisten-ambt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kwestie van het evangelisten-ambt

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

Gelijk bekend, werden door de Generale Synode van Amersfoort vijf deputaten benoemd met de opdracht: „a. de kerken van advies te dienen inzake fundamenteele bepalingen die bij eventueele terzijdestelling der huidige zendingsorde in de kerkenordening in de plaats van het huidige art. 52 dienen te worden opgenomen; b. de kerken van advies te dienen inzake de bepallingen, •die den overgang van de bij het wegvallen der zendingsorde zijnde naar de dan eventueel komende situatie op goede wijze regelen; e. de Sub a en b bedoelde adviezen zoo spoedig mogelijk en uiterlijk 1 Juni 1949 bij de raden van de Geref. Kerken in Nederland in te zenden" (art. 65 der Acta; bl. 29). En art. 129 der genoemde Acta bevat onder A 3 nog: „de opdracht aan deputaten, te benoemen volgens art. 65 der Acta dezer synode, wordt uitgebreid in dezer voege, dat het hun taak ook zal zijn de volgende synode van advies te dienen inzake de wijze waarop de herziening onder 2 bedoeld, moet geschieden, met toezending van hun rapport aan de kerken binnen den termijn, in dat artikel genoemd". Tenslotte vermeldt art. 171 onder 14, dat tot deputaten werden benoemd: Prof. P. Deddens Kampen (S) (S =^ samenroeper); J. Berger, Kampen; J. van Dijk, Huizum; Ds H. J. Schilder, Utrecht; Ds C. V. d. Waal, Sneek; secundi: Ds J. van Bruggen, Assen; Ds M. de Goede, Utrecht.

Een jaar later dan was bepaald door de Gen. Synode, hebben genoemde deputaten in Juli '50 de eerste twee van een vijftal rapporten aan de kerken toegezonden, Ie een rapport „o ver de ambtelijke hoedanigheid v a n d e evangeliepredikers onder de ongekerstende volken naar de Heilige Schrif t", met als ondertitel tusschen haakjes: „over de kwestie van het „evangeliste n"ambt"; 2e een rapport over: „d e verhouding van den zendingsarbeid tot medischen-en onderwijsarbeid op de zendingsterreine n", met als ondertitel tusschen haakjes: „over de kwestie „hoofd"e n „hul p"-dienste ri".

Wij willen ons nu met 't eerstgenoemde rapport bezighouden, en dat wel om onderscheiden redenen:

1. Genoemde deputaten hebben zeer belangrijke adviezen uitgebracht en de meerderheid dier deputaten stelt een belangrijke conclusie voor, n.l.: „wederom erkennen den ambtel ij ken dienst van „evangelist" als evangeliepre-•d i ker en kerkp'lanter onder devolken, die nog van het Evangelie verstoken zijn". Al moet met de meerderheid van deputaten worden erkend, dat de beteekenis van dat al dan niet erkennen niet overdreven voorgesteld miag worden, daar immers de practijk is, „dat er arbeiders worden uitgezonden" (bl. 3), toch moet er een juiste omschrijving en afbakening gevonden worden, „alleen al omdat de Schrift ons hiertoe noopt" (idem); 2. daar er een meerderheidsrapport en een minderlieidsnota (van Ds C. v. d. Waal, nu te Leerdam) zijn versohenen, zoodat in den kring der vijf deputaten geen overeenstemming over het al dan niet wederom erkennen van het „evangelisten"-ambt kon worden verkregen, is het derhalve alleen reeds om die reden noodzakelijk het vóór en tégen van die erkenning onder oogen te zien;

3. tenslotte is het noodig-, dat niet alleen de kerkeraden en meerdere vergaderingen, doch evenzeer de kerk-1 eden van deze zaken kennis krijgen, waartoe een bespreking in de kerkelijke pers het hare kan bijdragen, mede opdat er, zoo mogelijk, een zekere „eenparigheid van gevoelen" moge groeien, wat de kerkelijke vergaderingen het nemen van een beslissing kan helpen vergemakkelijken.

Waarom wij een poging willen doen „de kwestie" eenigszins breed te belichten, daar voor een verantwoorde conclusie als het mogelijk is alle gegevens in dezen tevoren onder oogen dienen gezien te worden en alles wat er mee samenhangt ordelijk voorgebracht dient te zijn.

Wij meenen ons de vrijheid te mogen veroorloven van de vdlgorde, waarin de stof in het aangeboden rapport met zijn minderheidsnota is verwerkt, te mogen afwijken, al zullen we ons beijveren de geboden stof in haar geheel te verwerken in het nieuwe schema van ^behandeling. We geven een verdeeling in paragrafen.

§ 1. HET „ZENDINGSBEVEL".

A. Terecht neemt het rapport der meerderheid op bl. 4 zijn uitgangspunt in het zoogenaamde zendingsbevel, Matth. 28 : 19.

Het rapport betoogt, in het kort samengevat, dienaangaande het volgende. Christus gaf een duidelijke zendings-o p d r a c h t, en daar Hij daarbij voegde een belofte van Zijn aanwezigheid tot het einda der wereld (vs 20), moet ook geacht worden, dat de voorgestelde en opgelegde roeping blijft gelden tot het einde der wereld, dus geldt die roeping niet alleen de apostelen maar ook de kerk tot het einde der wereld. Dienovereenkomstig mogen wij gelooven, dat de Heers Christus ook alles zal geven wat tot de vervulling van die roeping noodig is. Zoo zal de kerk daarvoor ontvangen organen-, gaven, instrumenten, ambten, en hééft ze die ook.

De vraag is nu: op welke wijze de kerk aan dat zendingsbevel heeft te gehoorzamen. Is daartoe het ambt der geloovigen genoegzaam? Inderdaad is door de kerkleden in dat ambt met name in de eerste eeuwen het Evangelie van Christus in belangrijke mate verbreid. Als we dat zien als het eerste groote vervolg op de apostolische zendingsprediking, is reden om te zeggen, dat reeds in den tijd der apostelen het Evangelie werd gepredikt tot de (toen naam hebbende) einden der wereld, dat toen reeds metterdaad het fundament voor de wereldkerk geheel is gelegd en nu vervolgens zelf het instrument bleek om het Evangelie verbreiding over andere gebieden te schenken. Met dat alles voor oogen moet worden erkend, dat de apostolische tijd van geheel eigen beteekenis was, ook juist voor de vervulling van de zendingsopdracht des Heeren.

Doch daarmee is niet gezegd, dat de verdere uitbreiding maar aan Gods voorzienigheid mag en moet worden overgelaten, want Christus' bevel geldt de kerk tot het einde der wereldhistorie. Wel kan heden ten dage emigratie der kerkleden aan die Evangelieverbreiding dienstbaar zijn en emigranten moeten dan ook in dezen hun roeping verstaan. Ook door vervolging kan dat ten allen tijde. Doch de roeping der kerk Mijft. En wanneer het niet als taak aller leden is te zien om ver heen te gaan, zullen zij iemand hebben uit te zenden om in hun naam Christus' opdracht te volvoeren.

De meerderheid van deputaten volgt dezen rechtstreekschen redeneergang, om te behoeden voor een fout in het Schriftgebruik, dat nl. de hanteering van bepaalde teksten de zaak zou beslissen. Waarom deputaten uit heel de Schriftopenbaring en met name uit deze plaats (Matth. 28-:19) concludeeren, dat er kerkgezanten moeten zijn, door wie de kerk in Christus' Naam haar roeping vervuUle. Vandaar dat niet mag worden gezegd, dat het ambt van „zendeling", of hoe men dat nu noemen wil, door de kerk kan worden gecreëerd, „opnieuw ingesteld" of „opgericht", „want dit a m b t i s door Christus voor Zijn hemelvaart IN PRINCIPE ingesteld en het is — hoe dan ook genoemd en hoezeer ook dikwijls in zijn bediening gedeformeerd — door Christus bewaard en in stand gehouden, gelijk Hij immers ook beloofde te zullen doen".

Tot zoover de samenvatting van bl. 4 en 5. B. De minderheidsnota (van ds C. V. d. Waal) heeft op bl. 19, 20 daartegen het een en ander op te merken.

We vatten ook dat weer, zoo getrouw als ons mogelijk is, samen.

Het meerderheidsrapport geeft een o n-v o 11 e d i g e exegese (uitlegging) van Matth. 28 : 19: ant hier is niet alleen het „planten" doch ook het „natmaken" niet alleen de „vermeerdering" doch ook de „bewaring" aan de orde, daar mede wordt bevolen „een leeren onderhouden alles wat Christus gebood". Dus het „vermeerderen" niet scheiden van het „bewaren". Hier is n.l. het gevaar van een uit p i ë t is m e en methodisme opgekomen opvatting van de zending: et zendingswerk losmaken van de kerk en daarom een speciaal ambt (zendeling) invoeren.

In de kerkelijke papieren wordt ook Matth. 28 : 18 —20 gebruikt, zoo in het bevestigingsformulier van de dienaren des Woords, om aan te toonen dat è n d e vermeerdering èn de bewaring der kerk, welke arbeid werd begonnen door de apostelen en hun helpers, werd voortgezet en moet voortgezet worden door de dienaren des Woo'rds. In dat formulier wordt T i t u s zelfs aJls herder aangeduid. Bij de handoplegging is er in dat formulier ook „het missionaire aspect", want er is sprake van de , , uitbreiding van het rijk Zijns Zoons" door het ambtswerk van de dienaren des Woords.

In den Heid. Catech. (antw. 71) wordt deze tekst aangehaald als het doopbevel en toegepast op den doop in een reeds eeuwen gevestigde gemeente. In art. 27 en 29 Ned. Gel. Bel. komt Matth. 28 : 20 voor als bewijs voor het blijven der kerk tot het einde der wereld en in dat verband herinnert het noemen van de verdrukking der kerk onder Achab aan de bewaring der kerk (art. 27). Daaruit volgt, dat èn de vermeerdering èn de bewaring der kerk één opdracht is en dient te worden volbracht door den dienaar des Woords als opvolger van de apostelen en apostelleerlingen. Er is wel verschil tusschen de werkzaamheden onder de heidenen èn die in de reeds geplante kerk, maar de eerstgenoemde arbeid vergt niet het aparte en bijzondere ambt van zendeiling of evangelist. Zoo kenden de vaderen alleen een „predik-bevel" en een „doop-bevel" en achtten één ambt daarvoor genoegzaam.

Tot zoover een samenvatting van hetgeen Ds v. d. Waal tegenover de meerderheid van zijn mededeputaten heeft opgemerkt.


1) Zonder liarerzijds op de aanhangig gestelde vragen zelfstandig te willen ingaan, of voor zich te beslissen, gelooft dé redactie tocli alle lezers te dienen met een artikelenreeks, die van de geopende besprelüngen een helder overzicht geeft en het denken stimuleert. Bedactie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De kwestie van het evangelisten-ambt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's