GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

RAPPORT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RAPPORT

van de Zendingsdepuiaten benoemd door de Genersie Synode van Amersfoort.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Amersfoort in het jaar 1948, benoemde in haar vergadering van 18 November zestien deputaten voor de zending — uit elk particulier synodaal ressort twee — en evenveel secundi. Ds E. T. van den Bom heeft in October 1950 op advies van zijn arts als deputaat bedankt. Sedert dien is hij vervangen door zijn secundus, ds J. A. Vink.

De opdracht van de zendingsdeputaten is uitgedrukt in de Acta 1948, artikel 129 D. b. 1 t/m 6. Voorts bhjkt uit artikel 129 C. 7 b. en c. van de Acta van Amersfoort 1948, dat de medewerking en goedkeuring van de zendingsdeputaten vereischt waa voor alle beslissingen, die de zendende kerken als zoodanig wilden nemen.

In hun eerste vergadering, op 22 November 1948, hebben de deputaten gekozen en benoemd: tot voorzitter, ds D. van Dijk; tot assessor, ds G. Visée; tot quaestor, dr J. Meulink en tot eersten en tweeden scriba, C. C. de Vries en ds H. Veltman.

Aan de kerk van Zwolle werd goedkeuring verleend tot het benoemen van een verpleegster, zr J. van Egmond, voor den medischen dienst, en van een onderwijskracht, br H. J. van Egmond, voor den schooldienst op Oost-Soemba. Medewerking werd verleend aan het vaststellen van instructies voor deze en voor de reeds eerder benoemde .zendingsarbeiders.

Aan de kerk van Drachten (en de gelijknamige classis) werd medewerking en/of goedkeuring verleend bij het beroepen en examineeren van candidaat G. J. Agema en bij het vaststellen van de instructie voor ds Agema.

Voorts hebben de deputaten overeenkomstig de hun verstrekte opdracht nauwlettend toegezien op de besluiten, die door de zendende kerken terzake van den zendingsarbeid genomen werden. Enkele malen werd de vereischte goedkeuring eerst verleend, nadat op advies der deputaten in de te nemen besluiten door de betrokken zendende kerk één of meer wijzigingen waren aangebracht.

Ultimo Augustus 1949 hebben de deputaten een rapport over de opleiding ven zendingsarbeiders aanvaard en aan de zendende kerken toegezonden. Dit rapport is te vinden achter de notulen van de vergadering van 31 Augustus 1949.

Ten aanzien van de „AFLOOPENDE TAAK" op Oost-Soemba/Savoe spreken de deputaten uit, dat het h.i. met het oog op de planting der kerk op geheel Oost-Soemba, de primaire taak van den dienaar van Zwolle zal dienen te zijn a.s. dienaren des Woords en „evangelisten" op te leiden, alsmede onder hen uit

te zien naar mannen, die hem in deze opleiding ter zijde kunnen staan, eventueel ook dien arbeid van hem kunnen overnemen. Daarnaast zal hij tot taak hebben, zoolang de kerken op Soemba nog niet genoegzaam in den dienst des Woords en der Sacramenten kunnen voorzien, in overleg met (de classis van) de kerken aldaar de kerken — en kringen •— in haar arbeid bij te staan, alsmede deze kerken te steunen in haar zendingswerk.

De deputaten geven hierbij echter de Synode in overweging, om in deze geen uitspraak te doen, daar — naar hun oordeel — alleen de kerk te Zwolle een beslissing te nemen heeft t.a.v. de vraag hoe de zendingsarbeid op Oost-Soemba dient te worden voortgezet en beëindigd.

In Januari 1951 bereikte ons een brief van den secretaris van den Christian Reformed Board of Missions te Grand Rapids waarin onze medewerking gevraagd werd aan de voorbereiding van een Internationalen Gereformeerden Zendingsraad. Uit den brief bleek, dat op de zoogenaamde Oecumenische Synode van Amsterdam 1949 een besluit genomen was tot het doen organiseeren van een Internationalen Gereformeerden Zendingsraad. Aan den onderteekenaar van den brief, mr John C. de Kome, is geantwoord dat de Generale Synode van Amersfoort 1948 de uitnooidiging voor de „Oecumenische Synode van Amsterdam 1949" heeft afgewezen, zoodat wij aan het tot ons gerichte verzoek geen gevolg konden geven. Daarbij werd verwezen naar het desbetreffende rapport, voorkomende in de Acta 1948, die destijds aan de Christian Reformed Church of America zijn toegezonden.

Namens de classis Canada van de Canadian Reformed Churches werd ons in Mei 1951 door den kerkeraad van Houston gevraagd, of naar onze meening, de genoemde kerken haar zendingsroeping zouden kunnen volbrengen door de opbrengst van te houden zendingscollecten ter beschikking te stellen van den zendingsarbeid der kerken in Nederland. In antwoord op die vraag werd door de deputaten geadviseerd, dat de kerken in Canada regelmatig voor de zending collecteeren en voorts overwegen of het mogelijk is, zelfstandig eenigen zendingsarbeid aan te vatten. Mocht dit laatste niet mogelijk zijn, dan — zoo werd nog naar Canada geschreven — zullen de zendende kerken in Nederland gaarne de bijdrage van de Canadeesche kerken aanvaswden.

In December 1948 werd door de kerk van Batavia aan de kerk van Zwolle en aan de deputaten in overweging gegeven, dat zij ds S. J. P. Goossens en br C. C. de Vries, die in 1946 Soemba bezocht had, naar Batavia zouden zenden om daar bij den Hoogen Vertegenwoordiger van de Kroon en bij de lagere autoriteiten de noodige stappen te doen, teneinde te bewerken, dat de beletselen tegen den terugkeer van ds Goossens naar Soemba zouden worden weggenomen. Het gevolg is geweest, dat br C. C. de Vries op 11 Februari 1949 en ds Goossens op 24 Februari 1949 naar Batavia zijn vertrokken. Eerstgenoemde maakte gebruik van de gelegenheid om als „tropenadviseur" met een troepensehip te reizen, zoodat de heenreis gratis kon worden gemaakt. Wel bleken de bemoeiingen van de beide broeders en van den kerkeraad te Batavia niet dadelijk het gewenschte gevolg te hebben, maar tenslotte was toch het resul­ taat, dat ds Goossens na een afwezigheid van bijna 11 jaar op 19 December 1949 weer op Soemba is aangekomen. Gedurende zijn verblijf in Indië heeft br C. C. de Vries op verzoek van de Friesche kerken een bezoek gebracht aan Kalimantan Barat (West-Borneo), dat door de (ïenerale Synode van Amersfoort 1948 was aangewezen als zendingsterrein voor de kerken in Friesland. Een verslag van die reis is door br De Vries rechtstreeks aan de Friesche kerken gezonden.

In Mei 1950 ontvingen de generale zendingsdeputaten van de Friesche zendingsdeputaten het verzoek tot betaling van de kosten van het door de Friesche deputaten aan alle kerken toegezonden rapport IL. Dit verzoek werd gemotiveerd met de opdracht, die de Synode van Amersfoort 1948 gegeven had aan de Friesche kerken om „de samenwerkende kerken regelmatig te informeeren". De. generale zendingsdeputaten hebben gemeend aan het verzoek slechts te kunnen voldoen tot een bedrag van f 300, wijl h.i. de opdracht van de Synode niet zoo mocht worden uitgelegd, dat zaken, die aan de kerken uit andere stukken als acta en vroegere rapporten reeds bekend konden zijn, nog eens opnieuw werden meegedeeld. De particuliere Synode van Friesland herhaalde het verzoek van haar deputaten en verzocht alsnog het geheele bedrag uit de generale zendingskas te voldoen. De argumenten van de particuliere synode gaven aan de generale zendingsdeputaten geen aanleiding terug te komen op hun vorig besluit.

Tenslotte vestigen de deputaten er de aandacht op, dat zij evenals de door de Synode van Groningen 1946 benoemde zendingsdeputaten, de uitgave van het zendingsblad „De Geopende Deur" verzorgd hebben. Indien niet opnieuw generale zendingsdeputaten zouden Worden benoemd, zal het noodig zijn, dat een ander lichaam de zorg voor het zendingsblad op zich neemt. Als zoodanig zouden in aanmerking kunnen komen:

a. een speciale commissie, te benoemen door de Generale Sjoiode, of

b. een commissie, die in onderling overleg door de zendende kerken wordt benoemd.

De deputaten geven de voorkeur aan een commissie als onder b. Indien mocht worden besloten de z.g. hulpdiensten over te dragen aan één of meer vereenigingen, dan zal het aanbeveling verdienen, dat de zendende kerken voor het benoemen van de betrokken commissie ook overleg plegen met die vereeniging(en).

Hierbij worden overgelegd de notulen van 24 vergaderingen en de ontvangen brieven, zoomede afschriften van de verzonden brieven en voorts een verslag van den quaestor.

De deputaten van de Generale Synode van Amersfoort 1948 voor de Zending,

D. VAN DIJK. F. A. DEN BOEFT. J. VAN DIJK. J. KEUNING. J. MEIJER. J. VEENSTRA. J. OLTHOFF. H. VELTMAN. J. A. VINK. C. C. DE VRIES. H. BRINK. F. TOLLENAAR. P. JASPERSE. F. DE VRIES. Dr J. MEULINK. G. VISEE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's

RAPPORT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's