GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Ik zou U vertellen van een bekeringsgeschiedenis, nl. die van de beroemde Franse wijsgeer Bergson.

Het aantal van die geschiedenissen is zeer groot; de waarde er van kan dit adjectief niet lijden. Het verhaal omtrent Bergson, dat Jacques Chevallier gaf in de „Revue des deux mondes" is daarom van belang, omdat het ons doet zien hoe grote rol de mystiek bij Rome speelt, waardoor het voor velen in onze dagen, die te midden van de angsten van onze tijd naar enige vastigheid zoeken voor hun leven, gfote aantrekkingskracht heeft; veel meer dan de eenvoudige Schriftuurlijke waarheid, die de mens alleen, door Gods genade, wil doen steunen op de beloften Gods, ons in Zijn Woord geopenbaard.

Het is de mystiek, die, zoals steeds in revolutioncdre tijd, vele gelovige en ongelovige m; ensen trekt. De mens leert het alleen door Gods genade af iets in zichzelf te zoeken om alleen op Gods beloften in Christus te bouwen.

Bergson was van joodsen huize, opgevoed in de orthodox-joodse leer, die naar zijn getuigenis geen indruk bij hem naliet. Ik was, zo zei hij, erger dan vijandig; ik was onverschillig.

Het was enige tijd vóór zijn heengaan, dat zijn leerling Chevallier, een rooms m.ysticus, hem opzocht. Hij was reeds lijdend en nam onder het gesprek zijn medicijnen in. Eerst een paar druppels homoeopathie en daarna asperine.

Medisch gesproken at hij dus van twee wallen. Geestelijk trouwens ook.

Na korte inleiding stelde Chevallier de vraag, welke in die dagen — het was in Maart 1938 — velen in Frankrijk en daarbuiten bezig hield: nl. de bekering van Bergson, naar men meende, tot het christendom en dan tot de roomse kerk.

Bergson, wiens voorlezingen niet alleen door de studenten, maar ook door velen, vooral dames iiit de grote wereld van Parijs, zger gezocht waren, stond bekend als een ongelovige.

Hij brak met de aanbidding der rede, maar richtte een ander afgodsbeeld en altaar op: de intuïtie, de levensstroom van welke elk mensenleven slechts een golfje zou zijn. Zijn wijsheid deed dus warmer aan dan 't dorre intellectualisme, dat niet meer in de mode was.

Maar nu hoorde men verhalen: Bergson is tot de erkentenis gekomen, dat God bestaat, en dat er is een leven na dit leven.

En Chevallier formuleerde zijn vraag aldus: hoe heeft Bergson God gevonden? De wijsgeer antwoordde: zeg liever, hoe vond God Bergson.

Een sympathiek antwoord.

Ja, hoe? Keerde hij zich tot het Woord Gods, leerde hij de knie buigen voor de Christus der Schriften als zijn Heiland en Verlosser? Zo was het helaas niet.

Laat ik 't verhaal zijner bekering kortelings volgen. Mijn wijsbegeerte, dus verhaalde Bergson, voerde mij allengs tot de waarheid, dat niet de stof het mysterie is, maar het leven.

Ik begon in te zien, dat de mens is lichaam en ziel en dat de ziel een zelfstandig bestaan heeft, niet gesteund, eer geremd door het stoffelijke. Ook het voortbestaan der ziel loochende hij niet meer. Maai- dan was hij weinig verder dan bijv. een wijsgeer als Fechner en zelfs als diens leerling Hijmans.

De vraag kwajn bij Bergson op: zou God er zijn? De bewijzen, die bijv. de roomse wijsheid dan geeft, bevredigden hem niet.

Hij deed echter de ervaring op, dat er mensen waren, die hem bekenden, dat zij, zonder nog van enige openbaring van God te kunnen spreken, toch, wat de intuïtie betreft, boven de gewone mensenmaat uitgingen.

Ik hoop, wat deze uitlating betreft, hierop nog nader terug te komen in verband met een opmerking van ds Buskes in de „Waagschaal" over het voorname „gereformeerde", dat de doorsnee-mens te boven gaat.

Wat Bergson dan betreft, hij ontmoette op een wetenschappelijke receptie een dame, die hem vertelde, dat zij vijandig stond tegenover alle religie, maar opeens zonder redenering, ook niet op een abstracte wijze, zo maar, tot de erkentenis was gekomen: God bestaat.

Dit bracht de wijsgeer er toe, om een weg te zoeken, waarlangs zulke ervaring ook tot hem zou kunnen komen. Hij wilde dus God ontdekken. En daarom ging hij tot de mystieken.

Ook stelde hij zich bij het onderzoek der historie de vraag, of niet het Evangelie toch het begin van eèn nieuwe wereld had ingeluid.

Hij geloofde niet in de verandering van de menselijke natuur. Immers, in weerwil van het christehjk geloof bleef de mensheid die zij v/as; alleen geleid door het belang, zich stortend in haat en krijg.

Alleen dit werd hem duidelijk, dat er onder de mensen toch zijn, bij wie dat boze eigenbelang verdwenen is en die het goede zoeken voor anderen. Had Christus dit niet geleerd?

En zo kwam er bij hem de gedachte op, dat de roomse kerk toch wel een grote waarheid zou kunnen belijden.

En hij ging ook hierom tot de levenservaringen van mystieke geesten. Allereerst bij Mme. Guyon, die gelukkig nog dicht bij hem stond in die periode; maar bij haar vond hij nog te zeer de mens zelve op de voorgrond. Hij verlangde naar een volkomen belangeloosheid, een zich zelf vergeten, om zo tot God te naderen.

En toen kwam hij dan tot de grote roomse mystieken, de heilige Jean de la Croix en de heilige Thérèse.

Het ligt ging hem op.

Deze heiligen klommen toch op tot de hoogste top der mystiek. Zij hadden waarlijk de nabijheid Gods ervaren, de eenheid met God, die hun ziel deed doorstromen met een grote vreugde.

Salnte Thérèse kon ook zeggen: ik vond God, maar het duurde lang vóór ik Hem weer herkende. Augustinus zag op naar de hemel en de grote werken Gods. Dat is nog niet de weg. Thérèse ervoer: klim niet op tot de hemel, om God te vinden; daal neer in uzelf; daar is God. Er moge geen directe relatie met God zijn, wat van belang is, dat is zich tot het innerlijk leven te richten, om daar alleen met God te zijn. Leibniz zei nog: God en de wereld. Maar wij kunnen niet tegelijk tot God en de wereld spreken, want om de stem van de Meester te verstaan moeten wij ons losmaken van de wereld, en gaan in de eenzaamheid. Zo kan de mens komen, hier beneden, tot 'n ervaren van God.

En zo had Bergson dan ook God gevonden. In de weg der mystiek was hij tot de ervaring, dat God bestaat, gekomen. Had hij ook de mystieke vreugde leren kennen, die echter geen vervloeiing in het goddelijke kan zijn.

Het pantheïsme heeft bekoord. mij, dus Bergson, nimmer

Het is groot God te leren ervaren, maar de mens leert daardoor juist zijn kleinheid kennen. Bergson sprak echter ook van de Christus. En dan in echt roomse zin.

Had de historie hem reeds doen zien, dat het Evangelie toch een kracht in het leven ten goede was, de mystieken vertelden hem hoe dit kon zijn.

De grote roomse mystieken, dus zei hij, hebben niet getracht tot zekere mate het werk van Christus weer te beginnen, maar zij begeerden de i m. i t a t i e, de navolging; zij wilden niet meer zijn dan incompleet, wat Christus ten volle was. Hij, Die onze zonden en ons lijden op zich genomen heeft.

Zo konden zij beleven, wat ook Christus ten volle had gezien en beleefd.

Hier zien wij hoe Bergson het karakter van de roomse mystiek goed begreep, zoals dit ook spreekt uit het bekende werk van Thomas a Kempis, waarvan het groot gemis, de waarachtige kennis der zonde, zelfs door gereformeerden niet altijd wordt doorzien.

Werd Bergson nu rooms? In genen dele.

Hij had aan zijn mystieken genoeg. Hij vond de weg niet naar de Schrift.

Hij zocht zijn behoud nog in de eigen kracht.

Dat hij niet tot de roomse kerk toetrad, zoals wel eens is beweerd, blijkt uit zijn testament. Daarin verzocht hij zijn nabestaanden, aan de aartsbisschop van Parijs te verzoeken, een priester te willen geven, om bij zijn uitvaart de gebeden te doen.

Als dit werd geweigerd, moest men naar een rabbi gaan, maar hem vertellend, dat Bergson liever een priester had gewild.

Merkwaardige, nog altijd joodse trek in zijn leven. Waarom vertelde ik van deze bekeringsgeschiedenis? Omdat zij is een teken van onze tijd, ook voor een

zich nog noemende gereformeerde kring.

Maar daarover in een volgende brief.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's