GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE POSITIE VAN DE DIAKENEN (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE POSITIE VAN DE DIAKENEN (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKELIJK LEVEN

In zijn brochure „Behooren de diakenen tot den kerkeraad? " is Prof. Hovius gelijk we zagen van oordeel, èn dat geen enkele tekst uit de Heilige Schrift een duidelijk en rechtstreeks antwoord geeft op de vraag of de diakenen tot de kerkeraad behoren, èn dat (dit blijkt uit de gang van zijn betoog) zulks ook niet op goede gronden uit de Schrift kan worden afgeleid. Prof. Hovius wil zich nu maar houden aan de Confessie, die in art. 30 de diakenen tot de kerkeraad rekent, ofschoon deze uitspraak volgens Prof. Hovius zelf niet de minste steun in de Schrift vindt en dus in de lucht hangt, wijl de Confessie als genormeerde norm geheel afhankelijk is van de Schrift als normerende norm. Ook wil Prof. Hovius aan de diakenen regeerbevoegdheid toekennen, en hij acht het zeer wenselijk dat de diakenen lid zijn van de meerdere vergaderingen, die krijgen te beslissen over allerlei vraagstukken welke thans op de diaconale conferenties worden behandeld.

Met dit standpunt ben ik het in 't geheel niet eens, en ik wil daarvan gaarne rekenschap geven.

le. Wat Prof. Hovius beoogt kan m.i., wat het wezen der zaak betreft, ook bereikt worden indien men (gelijk ik elders betoogd heb, ik kom daar nog op terug) diakenen tot de kerkeraad en tot de meerdere vergaderingen toelaat ter medeberaadslaging over kwesties als bovenbedoeld en eventueel over andere gewichtige zaken met adviserende stem. Maar houdt men staande, dat diakenen tot de kerkeraad moeten behoren, dan heeft dat heel wat voeten in de aarde. Een wijziging van kerkelijke opvatting en praxis van bijna vier eeuwen. Dan moet om te beginnen radicaal veranderd worden het „Formulier van Bevestiging der Ouderlingen en Diakenen", dat aan de dienaren des Woords en de ouderlingen het regeerambt toekent in onderscheiding van de diakenen. De ouderlingen, en niet de diakenen, heten daar mederegeerders met de dienaren des Woords. „En alzo maken de dienaren des Woords en de ouderlingen tezamen een college of gezelschap, zijnde als een raad der kerk, en vertonende de gehele gemeente." Met de dienaren heten ze wachters over het huis en de stad Gods. De instelling van het diakenambt wordt naar dit Formulier beschreven in Handelingen 6; ook dit zal wel volgens de zienswijze van Prof. Hovius moeten vervallen.

In het „Formulier om te bevestigen de Dienaren des Woords" zal gewijzigd moeten worden de omschrijving: , , Ten laatste is het werk van de dienaren des Woords met de ouderlingen, de gemeente Gods in goede orde en tucht te houden en te regeren."

Ook zal de Kerkorde ingrijpende mutatie hebben te ondergaan, 'n Grondige verandering zal moeten plaats hebben met de artikelen 25, 37, 38; geringer of geringe wijziging in de artt. 4, 5, 16, 23, 41, 47, 50, 83; wil men met Prof. Hovius de diakenen wel regeerbevoegdheid toekennen, maar uitsluiten van wat betrekking heeft op de censure en kerkelijke vermaning, dan moet , , de kerkeraad" veranderd in: „de dienaar des Woords en de ouderlingen" in de artt. 73, 74, 75, 78, 77, 79.

2e. Prof. Hovius geeft aan Calvijn wel de ere dat hij de Nieuwtestamentische ambten van presbyter en diaken heeft hersteld, maar hij verzuimt er bij te vermelden, dat Calvijn de diakenen niet tot dè kerkeraad rekent. Wel vermeldt Prof. H. dat de Confessie van de Franse kerken de diakenen acht tot de kerkeraad te behoren, en dat deze Franse Geloofsbelijdenis gemaakt is naar een concept, dat Calvijn zelf naar de synode van Parijs had gezonden, zodat, vervolgt Prof. H., - deze Confessie, waarin de Franse Synode slechts enkele redactiewijzigingen aanbracht, geacht mag worden de gedachten van Calvijn weer te geven. Dat dit laatste op dit punt niet 't geval is, toont het feit, dat terwijl de overbrenging van Calvijns concept-balijdenis naar Parijs plaats vond in 1559, Calvijns Ordonnances Ecolésiastiques ook van 1561, evenals de eerste uitgave van 1541, de kerkeraad nadrukkelijk beperkt tot de dienaren des Woords en de ouderlingen. De Franse Confessie wijkt juist op 't punt in geding van Calvijn af. Prof. Nauta eindigt zijn artikel in 't Geref. Th. Tijdschrift met de opmerking, dat 't wel eens nuttig zou kunnen blijken, dat we vrede namen met de oude stam, omdat deze toch welbeschouwd beter is en edel genoeg. Dat is dus, zegt hij, ziende op de bepaling in de K.O. van Emden (1571) een kerkeraad, bestaande uit de die> naar des Woords, de ouderlingen en de diakenen. Wij voor ons houden de oudste, originele stam voor de edelste en beste: de kerkeraad zoals Calvijn die wilde, bestaande uit de predikant en de ouderhngen.

3e. Vrij veel werk wordt gemaakt van het feit, dat de Franse Confessie en K.O. de diakenen bij de kerkeraad incorporeren, dat de Ned. Geloofsbelijdenis en de K.O. van Emdem (1571) dit eveneens doen, en dat in 1619 op de Dordtse Synode bij de herziening is blijven staan, dat tot de kerkeraad behoren de dienaar des Woords, de ouderhngen en de diakenen. Prof. Hovius zegt, dat dit de door de Here aangewezen leidinggevende organen zijn, die de kerkelijke zaken hebben te regelen, en dat deze regeling, gezien de Confessie, de weloverwogen leeruitspraak is van de kerken der reformatie in ons vaderland. Hiertegen valt op te merken:

a. dat de Franse Confessie zich op dit bepaalde punt niet bij Calvijn aansluit, maar veeleer de Roomse lijn volgt. Rome maakte van de diakenen adjudanten, helpers en dienaars van de bisschop: ze werken mee bij de bediening van de eredienst en altaardienst, bij het prediken en dopen. Naar de Franse K.O. wordt aan de diakenen toegestaan, de predikanten te helpen in de prediking en bij de bediening van doop en avondmaal, ze mogen publiek catechiseren in de kerk en ook catechiseren in de huizen. Wat staat de diakenen ten onzent al te wachten, indien men zich op het Franse exempel als op een model gaat beroepen! Bovendien verzuimt Prof. H. te vermelden, dat reeds de Franse synode van 1571 loslaat, dat de diakenen steeds tot de kerkeraad moeten behoren: „De dienaren en de ouderlingen vormen de kerkeraad, waarbij de dienaren zullen presideren, en de diakenen kunnen assisteren, wanneer de kerkeraad zulks goeddunk t."

b. bekend is, dat de Ned. Geloofsbelijdenis, wat ook Prof. H. toegeeft, afhankelijk is van de Franse Confessie. Dat dan ook in de Nederlandse Confessie ten aanzien van de ambten de Franse regeling wordt overgenomen, moet iiiemand verwonderen. Tegelijk met de Franse Confessie werd in 1559 opgesteld een Discipline ecclésiastique, waarvan art. 29 (in de editie van 1563, de oudste ons bekende) luidt: „De ouderlingen en diakenen zijn de Senaat der kerk, waarvan de dienaren des Woords het voorzitterschap zullen bekleden." Strikt genomen staat er dus, dat de kerkeraad beperkt is tot ouderlingen en diakenen. Niet van het lidmaatschap der predikanten, alléén van het voorzitterschap der dienaren wordt hier melding gemaakt. En hoe afhankelijk nu in onze Belijdenis art. 30 is van deze Franse originalia bewijst de eerste uitgave van onze confessie, waar letterlijk staat: „dat er ook moeten zijn ouderlingen en diakenen om te zijn de Senaat der kerk."

c. Ook is bekend, dat terwijl het convent van Wezel (1568) zich nauw aansluit bij Calvijn, Emden (1571) de Franse bepalingen volgt. Dit geschiedde uit oorzaak van het overwicht der Zuid-Nederlanders te Emden, die het Franse kerkrecht hadden overgenomen. Terwijl de Hollandse emigranten te Emden het samenkomen in synode om de consequenties wantrouwen, wisten de Vlamingen en Brabanders hun bezwaren (invoering van een nieuw Pausdom, 't zijn niet dan menseninstellingen) „de mond te stoppen", gelijk er staat. Het Franse kerkrecht geeft in de eerste tijd de toon aan. Men heeft allerlei redenen trachten te vinden, waarom toch wel de synode van Dordrecht (1574) een andere koers volgt dan die van Emden; Dordrecht immers bepaalt, dat de dienaars, ouderlingen en diakenen de consistorie maken, zó, dat er twee afzonderlijke vergaderingen zullen zijn: die van de dienaren en ouderlingen, en die van de diakenen. Als de kerkeraad 't wenst, mogen de diakenen toegelaten worden waar weinig ouderlingen zijn; ze moeten verschijnen, in geval ze geroepen worden ter kerkeraadsvergadering. — De enige m.i. voor de hand liggende reden werd in de jongste discussies niet genoemd, n.l. dat men zich voorlopig nog aansluit bij de reeds genoemde bepaling uit het Franse kerkrecht; drie jaar tevoren had immers de synode van La Roebelle, zich meer richtend naar Calvijn, bepaald: „De dienaren en ouderlingen vormen de kerkeraad, waarbij de dienaren zullen presideren, en de diakenen kunnen assisteren wanneer de kerkeraad zulks goeddunkt. Tot men in 1581 in onze K.O. principieel tot Calvijn terugkeert: „In alle kerken zal een kerkeraad zijn, bestaande uit dienaren des Woords en ouderlingen", wat sindsdien in de K.O. gehandhaafd bleef.

d. Dat de Dordtse Synode in 1619 bij de revisie der Belijdenis in art. 30 handhaafde de formulering: „dat er ook opzieners en diakenen zijn om met de herders te zijn als de raad der kerk" vloeit klaarblijkelijk voort uit de aanwezigheid van de Engelse afgevaardigden ter synode. Met het oog op hen had de synode vooraf besloten, de artt. 30, 31 en 32 van de revisie uit te sluiten. Alleen werd vóór het vertrek van de buitenlandse afgevaardigden overeengekomen, dat z a k e 1 ij k geen verandering zou worden aangebracht; er zou alleen wijziging mogen aangebracht worden indephraseologie, dat is dus in de formulering der zegswijzen. Verder zou men niet gaan.

Zeer veel van wat ik hierboven schreef was reeds vijf jaar geleden door mij opgemerkt in mijn brochure. Waarom laat men, bij een zakelijk debat, de

helft der feiten gelden ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

DE POSITIE VAN DE DIAKENEN (II)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's