GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

DE LIEDERENBUNDEL VOOR HET SOCIAAL CONGRES VAN 1891

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandagavond 9 november 1891, acht uur.

In het Gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam wordt het Sociaal Congres geopend, - door waarnemend voorzitter Hendrik Pierson, want de eigenlijke voorzitter, Abraham Kuyper, zal op deze avond zijn grote rede houden over De sociale quaestie van haar maatschappelijke zijde. Na een kort welkomstwoord nodigt Pierson de aanwezigen uit om twee strofen te zingen van Psalm 67: D'algoede God zij ons genadig en zegen' ons met overvloed.

Vervolgens spreekt Pierson over de hooggespannen verwachtingen die hij van dit congres heeft. '... niet omdat wij zoo grote gedachten van ons zeiven hebben, maar ... omdat wij onze kracht buiten ons zeiven zoeken in Hem, die ons hoofd is ...'

'De diepste ootmoed en de nederigste bescheidenheid gaat juist met het krachtigst geloof gepaard.'

'Als burgers van het vrije Nederland samenkomende ... kunnen wij echter niet aanvangen zonder allereerst een woord van hulde te zenden aan Haar, door wie het Gode behaagt ons te regeeren, ... H.M. de Koningin-weduwe, Regentesse van het Koninkrijk.'

Dan zingt men twee coupletten van Een vaste Burg is onze God, in de vertaling van JJ.L. ten Kate. En na de met veel bijval begroete rede van Abraham Kuyper besluit men de avond met het zingen van het geliefde lied van Da Costa: Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland!. 1

In deze sfeer werd ruim honderd jaar geleden het Sociaal Congres gehouden. Men begon dus zuigend: een psalm, een lied uit de Reformatie en een vaderlandslievend lied uit de negentiende eeuw, een lied waarin de Nederlanders a.h.w. het uitverkoren volk vormen en Nederland het centrum van de wereld lijkt te zijn, - en dat alles zong men uit een bundeltje dat speciaal ten behoeve van het Congres was gedrukt.

De Liederenbundel is in een zeer kort tijdsbestek tot stand gekomen. Op woensdag 21 oktober nam de Regelingscommissie die het Sociaal Congres voorbereidde het definitieve besluit om een liedboekje samen te stellen. Men zette er toen kennelijk direct spoed achter, want diezelfde avond nog stuurde Hendrik Pierson vanuit Zetten een brief aan Abraham Kuyper, met als bijlage een zestal liederen uit het repertoire van de Heldringgestichten, - liederen die hij bijzonder passend achtte bij de thema's van het Congres. Op woensdag 21 oktober begon men dus met het verzamelen van liedmateriaal; tweeëneenhalve week later, maandag 9 november, werd er al uit gezongen. 2

In hymnologisch opzicht is zo'n boekje buitengewoon interessant: het kan ons leren wat men toen graag zong en welke liederen men koos in verband met het thema van het congres, 'de houding van de Christen tegenover de sociale nooden van de tijd'. Aan de andere kant moeten we de betekenis ook weer niet overschatten: het is in kennelijke haast, en dus enigszins slordig samengesteld en het was slechts bedoeld voor eenmalig gebruik.

Maar in elk geval heeft men eruit gezongen, ruim een eeuw geleden, van maandagavond 9 tot donderdagmiddag 12 november 1891. Zo'n gegeven prikkelt de fantasie. Laten we proberen ons een voorstelling maken van de situatie.

Het uiteraard grotendeels uit mannen bestaande gezelschap (de vrouwen vergaderden apart, over vrouwelijke onderwerpen) kwam bijeen, op de eerste avond in het genoemde gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand en bij de verdere vergaderingen in Frascati, in de Nes. Hoe ging het daar toe? Werd het zingen begeleid? Welke liederen werden er gekozen uit de bundel?

Een aantal van deze vragen wordt beantwoord door het Proces-Verbaal van het Congres, dat in 1892 verscheen. Een voorbeeld: in de algenoemde vergadering van de Regelingscommissie, op 21 oktober 1891, verklaarde 'de weledele heer Goldschmeding' (van de bekende piano-en orgelhandel) dat hij bereid was gratis een orgel ter beschikking te stellen - bedoeld werd uiteraard een harmonium - en dat hij ook voor de bespeling zou zorgen. Ongetwijfeld zal er luid en langzaam gezongen zijn bij dat harmonium, zoals dat in de vorige eeuw gebruikelijk was. Wèt er gezongen werd? Ook daarover geeft het Proces-Verbaal uitsluitsel. Iedere ochtendbijeenkomst begon met een bidstond: lied - schriftlezing - toespraak - gebed - lied. De middagsamenkomst werd

opnieuw met zang geopend, en ook ter afsluiting werd er gezongen. In het geboekstaafde officiële gedeelte van het Congres werden in totaal 18 van de 48 liederen uit het bundeltje gebruikt (of eigenlijk 17; één lied werd tweemaal gezongen).

Tot zover de schets van de omstandigheden. Nu naar het boekje zelf.

In de bundel over De Vereniging van 1892 en haar geschiedenis staat een bijdrage van dr. P.L. Schram over Hervormd verweer. De Vereeniging (1892) na het Sociaal Congres (1891). 3 Ik heb uit zijn verhaal veel geleerd over de betekenis van het Congres. Met één van zijn conclusies ben ik het echter niet helemaal eens. Op pag. 167 lezen we: 'De geest van het congres bleek uit een speciaal samengesteld bundeltje met evangelisatieliederen uit de inwendige zending.' Maar naar mijn gevoel heeft het liedboekje niet zo'n uitgesproken IZ-karakter.

Ik ben eerst maar eens begonnen met tellen. De cijfers spreken een duidelijke taal:24 van de 48 aangeboden liederen zijn psalmen, geheel of gedeeltelijk overgenomen uit de psalmberijming van 1773, de psalmbundel die zowel bij de Hervormden als bij de meeste Afgescheidenen en Dolerenden in gebruik was. Precies de helft bestaat dus uit psalmen. Daar zijn ongetwijfeld psalmen bij die men ook in de kringen van de inwendige zending graag zong, maar het repertoire is niet kenmerkend voor de inwendige zending. Van de overige liederen komen er 10 uit de Evangelische Gezangenbundel - de uitgave van 1807 èn de vervolgbundel van 1866. Ook dus geen typisch IZ-repertoire. Pas bij de overige 14 liederen treffen we enkele gezangen aan die men tot het repertoire van de inwendige zending zou kunnen rekenen: iederen van Da Costa, het al genoemde repertoire van Pierson, dat hij later zou bundelen in de Vluchtheuvelzangen, liederen van Adama van Scheltema uit zijn bundel voor School en Huisgezin, en een enkel lied uit de vooral in Christelijke Gereformeerde kring geliefde bundel Stem en Snaren van 1882.

Het boekje bestaat dus uit 24 psalmen, 10 evangelische gezangen en 14 liederen uit andere bronnen. Ongetwijfeld een zeer bewuste keuze; het lied moest reformatorische christenen van verschillende achtergrond verenigen. Men kon zich dus geen liedkeuze veroorloven die bij bepaalde groepen niet goed zou vallen.

Als we gaan kijken naar de psalmen dan valt in de eerste plaats de al genoemde slordigheid van het boekje op. Bij sommige psalmen staat het nummer van de psalm vermeld, bij andere niet. Een enkele keer wordt de naam van de berijmer genoemd, maar meestal laat men die achterwege.

Bij lied IV staat aangegeven 'Wijze: Psalm 34'; het is echter niet slechts de melodie van Psalm 34, maar ook de tekst, en wel de strofen 4 en 5. Lied V heeft in het geheel geen opschrift, maar het blijkt te gaan om de vierde strofe van Psalm 17. Uiteraard ontbreekt Psalm 89 niet. De strofen 7 en 8 van deze psalm waren met name in A.R.-kring zeer geliefd; ze werden vaak gezongen na toespraken van Kuyper: 'Hoe zalig is het volk, dat naar uw klanken hoort!'. Je vraagt je onwillekeurig af over wiens klanken en over welk volk het nu eigenlijk gaat!

Van sommige psalmen staat alleen de tekst afgedrukt, bij andere wordt ook de melodie gegeven. Ik heb het vermoeden dat dat niet willekeurig is, maar dat het mogelijk iets zegt over de toenmalige bekendheid van de melodie. Sommige psalmen waren zo bekend en geliefd dat het afdrukken van de wijs overbodig was, in andere gevallen leek het de samenstellers verstandig om de noten wèl af te drukken.

Psalmen zonder muzieknotatie zijn:

19, 25, 27, 33, 34, 36, 65, 68, 72, 89, 90, 130, 134, 138 en 146.

Psalmen met muzieknotatie:

16, 17, 18, 23, 46, 62, 63, 67 ( = 33!), 100, 101 en 147. (Hierbij zijn ook enkele gezangen met een psalmmelodie.)

Zoals uit de afgedrukte voorbeelden blijkt is de muzieknotatie van de psalmen ouderwets, met hele en halve noten en met een c-sleutel aan de balk. Er waren in die tijd globaal gesproken drie soorten psalmbundels:

In de 'gewone' psalmboeken stonden de melodieën van de psalmen nog net zo genoteerd als in de zestiende eeuw: ritmisch, in semibrevis en minima, wij zouden zeggen: in hele en halve noten. Merkwaardig eigenlijk: al vanaf het begin van de zeventiende eeuw werd er langzaam en in even lange noten gezongen, maar in de psalmboeken werd nog altijd het oorspronkelijke ritme afgedrukt, tot laat in de negentiende eeuw.

Het tweede type psalmboek had een 'gemoderniseerde' muzieknotatie, d.w.z. de muziekdruk was in overeenstemming gebracht met de praktijk: alle noten even lang. Deze boeken werden pas gedrukt vanaf ong. 1880. In het Voorbe-

richt van één van deze uitgaven schrijft dr. Fried Schmidt-Marlissa: 'Deze nieuwe uitgave onderscheidt zich van de oude niet alleen door het gebruik van den Viool-of G-sleutel, doch, nauw daarmee verbonden, door de metrische schrijfwijze der melodieën.'. 4

Het derde type ziet er heel anders uit. Terwijl er aan het einde van de negentiende eeuw aan de ene kant dus uitgevers waren die de notatie eindelijk in overeenstemming brachten met de praktijk van het isometrische zingen, waren er aan de andere kant vooruitstrevende musicologen die terug wilden naar het oorspronkelijke ritme en het juiste tempo. In 1892 besloot de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, op instigatie van prof. J.G.R.

Acquoy uit Leiden, 'over te gaan tot de uitgave van een Psalmboek met herstelling der oorspronkelijke melodieën, zoals die gezongen werden in de dagen van Calvijn, op lange en korte noten'. 5 Daarmee was de Synode haar tijd ver vooruit. Want over het algemeen kun je zeggen dat men in de negentiende eeuw weinig gevoel had voor de kwaliteit van de psalmmelodieën.

Slechts een klein aantal kon men waarderen. Vergeleken met de uitbundige compositorische uitdrukkingsmiddelen van de Romantiek staken de strakke psalmwijzen immers maar povertjes af. Beroemd is de uitspraak van de musicus Frangois Hageman, die vond dat de meeste psalmwijzen klonken 'alsof men eene menigte noten door elkander geschud en vervolgens over den vijflijnigen balk heeft neêrgeworpen...'. 6

Ik noemde drie soorten uitgaven van het psalmboek. Maar eigenlijk was er nog een vierde type, samengesteld door creatieve musici die probeerden van die same psalmen toch nog iets aardigs en welluidends te maken. Heel curieus is de uitgave van J. van Wageningen, muziekleraar te Zwolle. Hij probeert de klank te veraangenamen door de psalm in één maatsoort te noteren, bijv. een goed in het gehoor liggende driekwartsmaat. 7

Terug naar de liederenbundel van het Sociaal Congres. De naam van Hendrik Pierson is al genoemd. Dr. J. Vree maakte mij attent op de brief van Pierson aan Kuyper, 8 gedateerd 21 oktober 1891. Een fragment:

Hooggeleerde Heer en Vriend.

Hiernevens een en ander dat ik ter beoordeeling geef.

I. is vrij gevolgd naar Da Costa. De wijs is niet moeilijk.

II. zou éénstemmig moeten genomen worden en is dan zeer goed te vatten. Jesaja 54 is daar gevolgd.

III. is de bekende wijs van Psalm 101, misschien een van de schoonste die wij in onzen psalmbundel hebben en betrekkelijk zeldzaam gezongen. De woorden aan Jeremia 31 ontleend.

IV. biedt enige moeilijkheid tegen het slot, die ik heb vereenvoudigd. Jesaja 55 is daar geheel gevolgd.

V. is de wijze van Gezang 32, 62 maar zoals men die oorspronkelijk zong. De woorden zijn niet direct naar eenig textwoord.

VI. zet ik in de laatste plaats als misschien minder toegankelijk. De wijs is zeer statig en niet te moeilijk. De woorden zijn geïnspireerd door een Engelsch matrozenlied.

Wil men ze gebruiken, zij staan ter beschikking. Dat ik er mijn naam bij zet is omdat ik vroeg of laat nog eens een bundel denk te geven en dus mijn eigendomsrecht wil blijven houden.

Zoals bekend heeft Pierson zijn plan twaalf jaar later gerealiseerd. De liederen die hij schreef voor de Heldringgestichten werden gebundeld in de Vluchtheuvelzangen?

Pierson voegt aan zijn brief nog een P.S. toe, waarvan ik de eerste en laatste zinnen afdruk:

Indien men mijn stukken niet wil opnemen, behoeft men niet te meenen dat ik er mij eenigszins om gekrenkt zal voelen. (...) Ik koos bij voorkeur, die men hier [in Zetten dus; WK] het gemakkelijkst erin kreeg. Zoals gij

ziet trachtte ik vooral de woorden der Schrift te gebruiken. Die van No. II schijnen mij het meest in harmonie met het Congres.

Het lijkt me interessant om na te gaan of de bijdragen die Pierson aan Kuyper heeft toegezonden inderdaad in de bundel zijn opgenomen.

1. Het eerste lied, 'vrij naar Da Costa', vinden we terug onder nummer XXVI. Kennelijk hebben we hier te maken met een enigszins vereenvoudigde versie. In de Vluchtheuvelzangen staat het lied namelijk anders genoteerd. Maar voor de gereformeerde broeders, bijeen in Frascati, achtte men de snelle notenwaarden niet goed zingbaar. Het contrast met de isometrische psalmen was te groot. Men paste de melodie dus enigszins aan.

2. Bij het tweede lied dat Pierson instuurt schrijft hij dat het eenstemmig 'zeer goed te vatten' is. Maar als we het lied bekijken dan wordt al spoedig duidelijk dat hij teveel uitgaat van de situatie in Zetten, waar men enorm veel zong en lang op een lied kon oefenen. Het tweede door Pierson voorgestelde lied werd dan ook niet in de congresbundel opgenomen. We drukken het hier toch af, omdat het zo typerend is voor de denkwijze van Hendrik Pierson (en van zijn medewerkster mej. E. de Mol van Otterloo, die een belangrijk aandeel had in de muziekkeuze). Pierson wilde zijn pupillen ook in cultureel opzicht 'verheffen' en noteerde zijn teksten bij de mooiste melodieën uit de muziekliteratuur. (Ook op het Congres was dat trouwens een apart thema: 'Verhooging van den kunstzin, verbeteren van het onderwijs, verhoogen van de smaak van het publiek'.) En dus schreef Pierson zijn berijming van Jesaja 54 bij een melodie uit de opera Armida van Christoph Willibald von Gluck (zie illustraties).

3. Een lied op de melodie van Psalm 101, nummer XXXIII uit de bundel. Opvallend is het pleidooi van Pierson voor deze in zijn tijd weinig populaire psalmwijs. Muzikale smaak valt hem niet te ontzeggen. In zijn tekst volgt hij Jeremia 31: 'Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat ik met het huis van Israël een nieuw verbond sluiten zal. (...) Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God en zij zullen mij tot een volk zijn.'

Ik had bij dit lied een gevoel van herkenning: die verbinding van de sterke profetische woorden met deze krachtige psalmmelodie. Heeft Jan Wit dit lied in zijn oren gehad toen hij zijn gezang schreef over het visioen van Joël: Vrees

niet gij land, verheug u en wees blijde (gezang 39 uit het Liedboek voor de Kerken)?

4. Het vierde lied van Pierson vind ik buitengewoon interessant. In het boekje van het Sociaal Congres is het nummer III, een berijming van Jesaja 55: 'O alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet.' De strofe is zesregelig, - lènge regels van 11 en 10 lettergrepen. De belangrijkste versvoet is de dactylus, wat in de muziek aanleiding geeft tot een driedelige maatsoort.

Ook ten aanzien van dit lied had ik bij eerste kennismaking een soort 'déja vu'gevoel: die driedelige ritmiek, die lange regels... En inderdaad, er is een frappante overeenkomst tussen dit lied en Gezang 33 uit het Liedboek voor de Kerken. Een tekst van (alweer) Jan Wit, nota bene over precies dezelfde pericoop: 'O alle gij dorstigen, komt tot de stromen'. Is het toeval dat Jan Wit bij deze tekst tot bijna hetzelfde schema komt? Of heeft hij Piersons lied gekend en heeft dat hem, bewust of onbewust, beïnvloed?

U merkt, het volgen van de lijst van voorstellen van Pierson levert verrassingen op. We gaan er dus nog even mee door.

5. Nummer VIII uit de Liederenbundel. Er staat een verkeerde sleutel voor; het lied dient vanuit de g-sleutel gelezen te worden. Voor dit lied, dat in de Vluchtheuvelzangen als motto meekreeg 'God houdt zijne beloften' gebruikt Pierson de melodie van Wachet auf, ruft uns die Slimme. Hij neemt echter niet de sterk zersungen versie uit de Evangelische Gezangen, maar maakt gebruik van een oudere bron uit de tijd van Bach. Dat is weliswaar nog niet de oorspronkelijke, levendige ritmiek van Philip Nicolai, uit het einde van de zestiende eeuw, maar het is ontegenzeggelijk een verbetering. Ook hier blijkt weer dat Pierson over een grote muzikale kennis beschikte.

6. Het laatste lied van Pierson, 'geïnspireerd door een Engelsch matrozenlied' (dat ik niet heb kunnen traceren), werd door de Regelingscommissie niet opgenomen in de congresbundel. U vindt het wèl in de Vluchtheuvelzangen:

Mijn boot is zoo klein en groot is de zee, Stuur 't scheepke dan zelf, o Heer, en reis mee! Met U ben ik veilig in 't dreigendst gevaar En vrees ik geen storm en geen hooggaande baar.

Van de zes door Hendrik Pierson ingezonden liederen werden er dus vier in de Liederenbundel van het Congres opgenomen.

We gaan even terug naar de gang van het congres zelf.

Misschien is het aardig om de toegangsprijs te vermelden, of liever gezegd de kosten van deelneming aan dit Congres. Het lidmaatschap van het gehele congres was bepaald op ƒ 2, 50; voor het bijwonen van één dag moest men ƒ 1, 00 betalen. Wie alleen de toespraak van Kuyper wilde horen diende een kwartje mee te brengen... Uiteraard hadden leden van Patrimonium en van de Christelijke Volksbond vrij toegang.

Behalve de vergaderingen in Frascati was er ook een 'Openbare ure des gebeds voor de nooden der lijdende volksklasse'. Die vond plaats op dinsdagavond 10 november in de Waalse Kerk op het Walenpleintje aan de Oude Zijds Achterburgwal. Voorganger was dr F. van Gheel Gildemeester, de voorzitter van de Christelijke Volksbond in Den Haag. Hier werd o.a. Piersons berijming van Jesaja 31 gezongen, op de wijs van Psalm 101. Van Gheel Gildemeester schetste in niet mis te verstane taal de uitzichtloze situatie van talloze arbeidersgezinnen. Maar van het belangrijkste moment van die avond, het eigenlijke gebed voor de noden van de lijdende klasse is in het Proces-Verbaal niets opgetekend. Het was toen ook niet gebruikelijk om gebedsteksten schriftelijk vast te leggen. In de gereformeerde traditie vond men meestal dat een echt gebed zomaar uit het hart moest opwellen.

Op de Réveil-studiedag in 1990 is uitgebreid aandacht besteed aan het opwekkingslied. Er zijn toen verschillende liederen gezongen uit het bundeltje Voor Huis en School van C.S. Adama van Scheltema. 10 Voor Huis en School was een uitgave van het Koning Willemshuis. Adama van Scheltema heeft in dit kleine boekje de liederen verzameld die al eerder verschenen waren in de Bijbelsche Almanak, de jaarlijkse uitgave van het Nederlandsch Godsdienstig Genootschap De Lichtdrager. We vinden in Voor Huis en School verschillende Amerikaanse opwekkingsliederen en ook regelrechte 'smartlappen' over huisvaders die in de kroeg al hun geld verdrinken en hun gezin laten verkommeren. Niets van dit alles in de Congresbundel. Er staan drie liederen in die kennelijk zijn overgenomen uit Voor Huis en School, maar het zijn niet de

kenmerkende liederen uit de opwekkingsbeweging en de inwendige zending.

Je herkent ze alleen aan het notenbeeld.

Lied XTV is een vertaling door J.Riemens van het bekende Duitse lied van Martin Rinckart, Nun danket alle Gott. In de negentiende eeuw was dit lied in talloze gezangbundels te vinden, maar nergens met het oorspronkelijke gepunteerde ritme. Bovendien ontbreken in de kerkelijke liedboeken de dynamische tekens die in de bundel van Adama van Scheltema zo rijkelijk zijn toegevoegd. Probeer het maar eens te zingen, met een gevoelig crescendo en decrescendo van piano naar forte en omgekeerd!

Een ander lied dat kennelijk is overgenomen uit Voor Huis en School is lied XLI. Ook Ach blijf met uw genade kwam natuurlijk in allerlei bundels voor, maar nergens met deze p-, f-, crescendo-en decrescendotekens. En ook nergens in deze vertaling. Want er staat wel N.Beets onder, maar ten onrechte.

Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een bewerking door Adama van Scheltema. Ter vergelijking onder elkaar driemaal de tweede strofe: de oorspronkelijke versie van Stegmann 11 en de bewerkingen van Beets 12 en (vermoedelijk) Adama van Scheltema:

Ach bleib mit deinem Worte bei uns, Erlöser wert, dafi uns - beid, hier und dorte - sei Güt und Heil beschert.

Woon met uw levenswoorden Verlosser! bij ons in, En trek ons met de koorden Van uwe zondaarsmin.

Ach, blijf in vreugde en smarte Nabij ons met uw woord, En neig tot U ons harte, Als 't oor uw roepstem hoort.

Ik kan dit artikel niet beter afsluiten dan met het lied dat zowel bij de opening als bij de sluiting van het Congres is gezongen: lied XVI.

Dit lied is twee maal afgedrukt, eenmaal op pag. 12 van het boekje èn als los inlegvel. Er is dus kennelijk iets misgegaan. Ik kan me dat tenminste zo voorstellen: het boekje was al klaar toen men tot de ontdekking kwam dat het geliefde lied van Da Costa was afgedrukt met de melodie van Valet will ich dir geben (in Nederland meestal gebruikt voor de tekst Hoe zal ik U ontvangen).

Door bundels ais Stem en Snaren was het lied van Da Costa echter vooral bekend geworden op de meeslepende wijs die Jan de Liefde ervoor had geschreven. Op het inlegvel staat dan ook de melodie van Jan de Liefde (zie het laatste muziekvoorbeeld).

In zijn slotwoord sprak Pierson warme woorden over de eenheid des geestes en de broederband met Kuyper die hij sterk gevoelde. We weten trouwens hoe snel de warmte van dat ogenblik kon verkoelen. Maar het Congres eindigde met 'enthousiaste toejuichingen; de geestdrift klimt ten top'. En dan roept de voorzitter, Abraham Kuyper: 'Toen bij het eeuwfeest der Fransche Revolutie de Socialisten van alle landen bijeen waren, ging van hen de kreet uit: Proletariërs van heel Europa vereenigt u! (...) Laat ons thans ons volkslied zingen, het lied van Da Costa. Wat zou onze profetische zanger verheugd zijn geweest als hij dit samenzijn had kunnen aanschouwen'.

En, besluit de schrijver van het Proces-Verbaal, terwijl nu heel de vergadering als één man oprees, weerklonk, op de zangwijs van De Liefde, luide en krachtig, het eerste en laatste vers van Da Costa's (let op de Freudiaanse drukfout) Zij zullen ons niet hebben.

De voorzitter eindigde hierna met dankgebed en verklaarde het eerste Christelijk Sociaal Congres voor gesloten.


1. De openingsavond is beschreven in het Proces-verbaal van het Sociaal Congres, gehouden te Amsterdam den 9, 10, 11, 12 November 1891, Amsterdam 1892, 1. 36 w.

2. Sociaal Congresgehouden teAmsterdam 7- 12NovemberLiederenbundel, Amsterdam, Höveker & Zoon, 1891.

3. Ds. LJ. Wolthuis, dr. J. Vree (eindredactie), De Vereniging van 1892 en haar geschiedenis, Kampen 1992, 161 w.

4 .Het Boek der Psalmen, nevens de Gezangen bij de Keiken van Nederland in gebruik, Amsterdam/Haarlem z.j. (een 'nieuwe uitgave', verschenen rond de eeuwwisseling).

5. Het boek der Psalmen naar de berijming van 1773, met de zangwijzen, volgens de eiscben der Nederlandsche versmaat ingericht, overeenkomstig het besluit van de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk in hare vergadering van 1892. Amsterdam/Haarlem 1892.

6. Franqois Hageman, Het Kerkgezang der Protestanten in Nederland. Eene bijdrage tot de kennis van den oorsprong, de ontwikkeling, en den waren toestand in onze dagen, 's-Gravenhage 1864.

7. J. van Wageningen, Christelijke liederen voor harmonium, Velp z.j.

8. Archief van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, Vrije Universiteit, Amsterdam.

9. H. Pierson, Vluchtheuvelzangen, Amsterdam 1904.

10. C.S. Adama van Scheltema, Voor Huis en School, Amsterdam z.j.

11. Hier overgenomen uit Evangelisches Kirvhengesangbuch, Kassei z.j.

12. Onder andere te vinden in de Christelijke Gezangen der Hersteld-Evangelisch-Lutherse Gemeenten in Nederland, Amsterdam 1875.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

DNK | 108 Pagina's

DE LIEDERENBUNDEL VOOR HET SOCIAAL CONGRES VAN 1891

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

DNK | 108 Pagina's