Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 23

HET KEEKELIJK AMBT EN DE KEEKBLIJKE OEDE.

21

Hij heeft dat gedaan, allereerst in de eigen gemeente. Hij heeft nooit gezwegen, wanneer H.H. Bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie, wier college natuurlijk geen kerkelijk karakter had, toch zich veroorloofden, op hun schepen of in de koloniën predikers en ziekentroosters aan te stellen, soms zelfs personen, die niet eens kerkelijk onderzocht waren; en hij heeft er, zooveel in hem was, voor gezorgd, dat allen, die daar in de verte aan den dienst "des Woords zich toewijdden, eerst door hemzelven onderzocht, benoemd of beroepen, der gemeente alhier voorgesteld, en openlijk bevestigd werden i). Hij heeft nimmer toegelaten, dat degenen, die hij uitzond, aan schepelingen of aan Heidej nen den doop zouden toedienen, zonder dat zij kerkelijk daartoe geI machtigd waren, of ook anders met de kerkelijke orde in strijd ^); en in een gewichtig geval bracht hij zelfs de zaak voor de Dordlsche Synode ^). Hij heeft nooit geduld, dat zijn eigen ziekentroosters bij hunne bijbellezingen zich als predikanten gedragen zouden, of dat ook zelfs in het tuchthuis iemand daarvoor zou benoemd worden zonder dat hijzelf er in was gekend *). En voorts heeft hij telkens geweigerd, ,om gewichtige redenen", zooals er wel eens wordt bijgevoegd, «ende voornamelijk in dese gelegenheyt van tijden", om, behalve de oefening in het proponeeren die geleid werd door hemzelven, ook nog andere colleges van proponenten te laten oprichten of voortbestaan ^) en om aan le-

1) Voorbeelden van zulke handhaving van de kerkelijke orde tegenover HH. Bewindhebbers van de O. I. Compagnie, en ten aanzien van de uitzending van predikers en ziekentroosters, zijn uit dezen tijd in de kerkeraads-protocollen o. a. te vinden; Protoc. III, fol. 79>- (25 April 1602), fol. 102r (20 Nov. 1603), fol 152r (19 Oct. 1606), fol. 154r (30 Nov. 1606), fol. 154y (5 Dec. 1606, welke datum in het protocol bij vergissing is uitgelaten), fol. 156u (18 Jan. 1607), fol. 221u (29 Oct. 1609), fol. 245>- (4 Nov. 1610), en Protoc. IV, fol. 138 (16 Apr. 1615), fol. 139 (23 Apr. 1615), en fol. 220 (18 Mei 1617). 2) De zorg van den kerkeraad voor zulke machtiging, en voor de instructie dor uitgezondenen in het algemeen, kan voor dezen tijd o. a. blijken uit het aangeteekende in Protoc. Iir, fol. 127r (14 Apr. 1605), fol. 268r (8 Dec. 1611), en Protoc. IV, fol. 123 (6 Nov. 1614), en fol. 187 (24 Nov. 1616). 3) Zie hierboven blz. 18, de noot. •*) Hoe de kerkeraad te dien aanzien toen waakzaam was, is o. a. te zien in Protoc. III, fol. 272ij (9 Febr. 1612), en Protoc. IV, fol. 188 (8 Dec. 1616), fol. 190 (27 Dec. 1616), fol. 192 (5 Jan. 1617), fol. 198 (19 Jan. 1617), en fol. 200 (26 Jan. 1617). ') Bewijzen voor het bovenstaande zijn o. a. te vinden in Protoc. Ill, fol. 187)' (24 Apr. 1608), en Protoc. IV, fol. 89 (5 Dec. 1613), fol. 90 (12 Dec. 1613), fol. 91 (19 Dec. 1613), fol. 94 (7 Jan. 1614), fol. 126 (25 Nov. 1614), fol. 157 (7 Jan. 1616), fol. 157 ('14 Jan. 1616), fol. 158 (21 Jan. 1616), en fol. 180 (29 Sept. 1616),

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen