Mozaïsch en Romeinsch recht : eene vergelijkende rechtsstudie - pagina 18
Rede, gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit
10 om in het Tijdschrift voor Strafrecht') ons, juristen, eenige aanwijzing te geven, voor de richtige kennis van het Mozaïsche recht volstrekt onmisbaar te achten. Hoeveel voortreffelijks de arbeid van dien geleerde moge hebben, toch heeft hij, dus ziet zich Dr. Wildeboer genoodzaakt te verklaren, „voor zelfstandige beoefenaars van het Oude Testament iets onbevredigends." „Ook Günther", — ziedaar het vergrijp, — „gelijk zoovelen vóór hem, houdt geen rekening met de resultaten van het historisch-kritisch onderzoek der laatste honderd jaren naar het ontstaan der boeken des Ouden Verbonds. Den naam „Mozaïsche" wetten verstaat hij als van wetten door Mozes vervaardigd (S. 45, 49). Als hij den inhoud der boeken van Mozes voor zijn doel zal uiteenzetten, dan volgt hij de rangorde waarin zij van Genesis tot Deuteronomium voorkomen, alsof daarin de chronologische orde van het ontstaan ware gegeven. Bovendien, door al de Mozaïsche wetten in ééne periode te plaatsen, is hij onmachtig ze in alle deelen juist te verklaren." ^ Op anderer voetspoor oordeelt ook Dr. Wildeboer, dat de wetten in vóór-Deuteronomische, Deuteronomische en na-Deuteronomische verdeeld moeten worden. De eerste groep zou uit de 8ste eeuw vóór Chr. wezen; de tweede in het jaar 621 te stellen zijn, en de laatste in het jaar 444 door het volk zijn aangenomen. Tusschen het eerste en het laatste deel bestaat in tijd derhalve een verschil van drie eeuwen ongeveer. Wie echter meenen mocht, dat reeds daardoor de naam Mozaïsch recht zou moeten vallen, wordt door den Schrijver ras gerust gesteld. Opmerkenswaard is zeker de indruk, meer dan eens te erlangen, alsof in den kring der theologie eene andere verhouding tusschen vorm en inhoud, tusschen naam en wezen bestaat, dan elders wordt gevonden. Bedienaar des Woords in eene Gereformeerde Kerk schijnt ieder schier te kunnen zijn wat ook bij hem gist; van wat geest hij zij. Te voren bestond de theologische faculteit aan 's Lands Hoogescholen uitsluitend ten dienste der Hervormde Kerk. Toch voelde men allengs, dat dit niet langer ging. Zoo werd dan in 1876 in den vorm niet weinig veranderd. Maar wat het wezen betreft, verklaarde nog enkele weken geleden het Weekblad van het Recht: „al is de wet van 1876 minder oprecht dan het organiek besluit van 1815, in de zaak 1) Dl. IV, afl. 3, bl. 205 en volgg.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1890
Rectorale redes | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1890
Rectorale redes | 100 Pagina's