GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het studeeren der Ouderlingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het studeeren der Ouderlingen.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Maar wanneer nu de Ouderlingen genoeg'/ani'en tijd voor hun studie hebben 'gereserVieterd, dan staan ziji meteen voor de vraag': hoe die aan tei votteii? Welk materiaal dient zich 'hot best ten gicl)ruike aan ?

Ook daarop' wil ik even antwoorden.

Vooreerst ma.g van een ouiderling ondersteld wolden, dat hij-zich de algemeene göestelijka ontwikkeling eigen maakt, idie bij' zijn vooraanstaande positie in de gemieente past.

Het opzicht over de zielen eischt, dat zij bet gees'telij'k leven dier zielen verstaan.

Wie met zijn gedachten in een uiterst beperkt kringetje ronddraait, kan nimtaer goede stuur aan het zieleteven geven

Het, is zeker ook wensclielijik, dat de Ouderling ook in zijn uiterlijke verschijning en optreden va.n gewone algemeene o^ntvrakkeling blijfe geeft.

Zonder hun eenvoud af te leggen, habb-en zij toch ook vornien en manieren in acht te nemen.

Hieraan ontbreekt somis wel iels. Hartelijk meeteveniüe ge'raeenlieleden, ook al staan zij' in beschaving en ontwikkeling [hoo.ger idan hun opzieners, zien dit gaarne door de vingers.

Maar er zijn ook andere gemieentieileden. Zij' moeien meer meegetrokken woridlen, dan dat' zij meeloopen.

Of ook zijn er kritische geesten. Die nemen aan het min of mteer plo-mpe en gelirek .aan beschaving verraldiende aanstoot.

Om hen te winnen is het noodig, dat de Ouderling, ook ten plattelande, de omgangsvormen niet verwaarloost.

Waarmee naluurlij'k allerminst bedoeld is, dal de Ouderlingen uit een bepaaldeai stand gekozen moeten worden.

Dat zou juist een wantoestand in de gemeente scheppen.

Doch aangename vormen en zekere algetüeene kennis zijö niet aan een bepaaldeai stand gebonden.

Bovenal echter behoort 1de Ouderling zich voor eeu eenz.ijdige geestelij-ke ontwikkeling te hoeden. De kring van zijn geestelijke belangstelling m.ag niet Se eng zijh. .Hij bepale zich niet tot fenkele lievelingsschrijvers en enkele lievelings-ondecwerpen. Hij heeft zorg te dragen, dat het terrein van zijn geestelijk interesse zicli geid'urig uitbreidt.

In dat opzicht komt onze grootere kerfcelij'ke. piers hem te hulp. De nood'zaikeüj'kheid om zicli.op plaatselijke en provinciale kerkelijke blaldien Lö ^alsonnecren wordt door hem als vanzelf gevoeld.

Maar hoeveel Ouderlingen zouden & t niet zijn, , die van de grootere' kerkelijke blaiden geien " of weinig notitie nemen?

Indien men ten deze ©en ©nquêt© instelde, zou de uitslag niet meevallen.

Toch vindjt Jiij' in die groo'ter©-pers, wa! elk meelevend g.em©e.n; ljelid, m'aar inzohdierheid hij behoeft. -

Daarin worden de vraajgstukken, di© in onzen tijd lijzen, beoordeeld naar Gods VVoord. D'e geesten word-en beproefd of zte uit Gold zijh. Het iich; ; der Schrift wordt geworpen in breedeü omtrek.

Nauwkeuriger Idan ©enig .aimh'Leloos gemöentelid heeft hij dit alles te lezen, tö verweirben 3n straks ook toe te passen.

Hij mag die bladen niet doorvliegen. Integendeel heeft hij' den inhouid rustig in zich op ite nemen, zich in t©' prenten, zoo'dat hij' straks, als hij op huisbezioek vO'or dezelfde kwesties gesteld wordt, daarover ©en 'üelid'er adviös kan gaven.

Dan izal de klacht, dat zooveel Ouderlingen de geestelij'ke nooden van den Christen, di© in de hrariding van het lev©n verkeert, niet begrijpt, gaandeweg verstom'm.en.

Dan zullen ze meer aansluiting vinden eh-.vruclii: -' liaarder werken.

Nog iels Idient hieraan toegevoegd.

N. 1. dat de Ouderling .ook kennis neme van do pers. die onz© rijpere jeiigd bearb'eidt,

Hij' mag dat niet .aan somtnlige ambtsbroeders overlaten, die misschien sp-eoiaal zijii aangewezen om' contact te hooiden met d© jeUgdorganisaties.

Dat er in het college zich .oo'k een Jeugld-ouderling bevindt onstlaaL hem niet van den plicht om na te gaan wat er in öJe j.eiagdw©r©ld omgaat.

Want ieder Ouderling is en blijït opziener ook over het zlaaid' der gemeenle'.

Dit alles'ivormt echter-nog maar ©en inleidirig op de speciale studie-van den Ouiderling.

Een Ouderlingenblad

Onze redacitie o-ntving het volgend© schrijven: Rotterdam, 14 Februari 1922.

Geachte Redactie,

Met zee'r ^eel belangstelling heb ik de artikelen van Dr V. Hepp gelezen over „het studeeren der ouderlingen". Als 'hulptmiddel daa.rt09 kan, zegt hij, een Oudeilingenblad dienst doen. Hij beschrijft dan hoc zulk foen blad •geiredigeerd moet Worden, maar is toch be'v^reesd, dat !het blad op den duur geen - levensvatbaarheid zal jh-ehben. Toch geloof ik, dat velen met mij de verschijning van zidk een Periodiek-ten zeerste zouden toejuichen. Zulk een Perio-

diek zou Voo'rloiopiig maandelijks kunnen versctiij; nen en zou zoo dicht mogelijk bij de piraktijk van het oude'rlingenambt idienen te staan. D© redactie zou dan ook niet uitsluiitend uit pli'edikanten en hoogleerai'en moeten ^evoinnd worden. Ho© onmisbaar de Voortdurende medew'erking van zulke wetenschappelijke krachten ook moge wezen, toch meen ik, dat het goed zou zijn, dat enkele mannen uit de praktijk van het ouderlingenambt, ook in do 'redactie zitting zouden nemen. Mag ik enkele rubrieken opnoemen Waaruit zulk een jsrgaan zou moeten bestaan?

1o. Studies over de instelling, do boteekenis, de waarde en de kracht enz. van het ambt voor de Gemeente des ïïee'ren.

2o. Zielszo'rg.. 3o. Uit de piraktijk van het huisbezoek. 4o. Gieestesstroomingon in lonzen tijd. 5o. Kerkregeettfig. 60. Liturgie en Eerkenoïde. 7o. Va, 'ria uit het kerkelijk leven.

In deze laatste rubriek zou moeten ondergebracht worden .alles wat de stille wateren van ons kerkelijk leven somwijlen lichtelijk komt beroeren. Ik noem wit den laatsten tijd, b. v. b. de Jeugdouderling, stembevoegdheid voor vrouwen, verzaking van den Ouderling-voorlezer enz.

Ik geloof idat zulk een orgaan groote levensvatbaarheid heeft len honderden met mij' miet verlangen naar zooiets uitzien.

Hoogachtend,

Uw dw. dn., J. P. J. GERRITSE.

Feitelijk bevestigt de geachte inzender hierin'O'e ons oon'deel over het weinig edgeïie, dat een Onderlingenblad kan bieden.

Zijn derde rubriek is welbeiSC'hioiuwld de eenige. welke in een speciaal Ouiderling^nblad beter tot haa.r rec'bt zou kunnen kom'en.

Maar de stof van alle overige rubrieken wordt in onze gewone kerkelijke pers reöds vérvvef'sit.

Het is waar, dat daajin zelden de oiiderlingen zelf aan het woord komen.

Maar wanneer ik nu m'èdedeel, dat de , , Re£ürir, atie" vroeger reeds twee broeders OiUiderlingen, van wie wij wisten, dat zij ov^er een goede pen bosthiklen, aanzochten om over het huisbeaoek te schrijven, en dat onze redactie beidei malen een teleurstellend antwo'ord ontving', kan men zich eenigszins voorstellen de mioeilijfchteden, waarmedc-i zulk een blad zal hebben te woirstelen.

Ook noemt de inzender oen paar rubrieken, die betrekkelijk spoedig uitgeput zullen zijn.

Als men b.v. de eerste rubriek gieidurende eianige jaren wel verzorgd heelt, zal mien he't allicht een verademing vinden, dat ze minstens' voor eön^olfde aantal jaren gesloten woddit.

Er zijn • noig meer bezwaren. Laat ik ze echter niet alle opsomanen, ota de voorstanders van een Ouderlingenblaid niet geheel ter neer te slaan.

Ik wilde even waarschuwen. , Meer niet. Overigens geef ik hun gaiaïne eten scihoone kans.

Tegenwerking hebben zij van „Dei Refoirma.tie" niet te duchten.

Alleen vrees ik, idat mijn voorspelling na de op-Tichimg van zulk een blad spoiedig werkelijkheid zal worden.

Het bestaansrecht der GhristelUke Gereformeerde Kerk.

Van Christelijke Gereformeeride zijde ne'emt de polemiek tegen onze Gereformeerde Klerken den laaislen tijd weer de scherpe vormlen aan yan '92.

Wij' spraken het hier ter plaatse reeld's uit, dat wij hel niet wenschelijk achtten van onzen kant den ons toegeworpen handschoen op' te rapfen.

Niet, omidat wij van oordeel zijn, dat hun zwakke argum'entatie zichzelf weerlegt.

Wie daarop Le zeer rekent, wordt menigmaal teleurgesteld.

De verbazing ontvangt telkens nieuwe stof, als men ziet, wat zwakke argumfenlatie somis nog kan ailrichten.

Maar vooreerst zou , men door breedvoerige bestrijding allicht de gedachte wekken, dat de Chris-telij'ke Gereformeeriden ten onzen kostei thans terrein wonnen en dat daaroni ernstigie waarschuwing noodig moest geacht.

Dat is echter geenszins het geval. Zelfs hun Wisse-fortuintje braöht ons geen nadeel van eenige belieekteinis.

Doch vooral zijn we tegen zulk een bestrijding, omdat daardoor de kloof slechts verbreed wordt en de kansen op 'toenadering verminderen.

Wal de belijdenis aangaat, behooren Gerëforracer-. den en Christelijke Gereformieierdiön bijleen.

Wie hiervan uitgaat als vaststaand: .fait, blijft immer hopen, dait bet nog eens tot hereienigjng zal komen.

Nu eens verflauwt die hoop, dan weder flikkert ze wat op.

Maar we houden er aan vast. Het kwaide effect van de polemiek met onze Christelijke Gereformbeiid'e broedets wordt övenwe! bezworen, wanneer ze gevdeiid wordt door een — in den goeden zin — irenisch man alS' de em'C'ritusdienaar van 's-Gravenhage's kerk, D's .Js. van der Luiden.

Indiien iemand, dan geniet hij' ook aan de overzijde nog vertrouwen.

Wat men van anderen niet gezegd wil zijn, zal men daar van hem gaarne aanhooren.

In zijn Kerkbode had hij twee artikelen - geschreven over hel ontstaan der 'huidige Christelijke 'Gereformeeride Kerk.

Daarop viel de legerpredikant in alg.emeenen dienst. Ds Janssen, hem in „De 'Wekker" aan.

Maar D's van der Linden verdedigt zich in een brochure, die kersversch van dei pers komt en getJteld is: „Heeft de Christelijke Gereformejrae Kerk recht van bestaan? "

Men verneemt uit 'heel deze brochurei de spraak van het gewonde broederhart.

Dat maakt haar zoo aantrekkelijk. Maar ize verloopt zich toich niet in betuigingen, van droefheid.

Ze zet qpi teedere wijfee do zaken recht. Ze geeft reeds op de éersit© blaidzijden in een accuraat historisch overzicht de geschiedenis van de afscheuring der Christelijke Gereform'=erden weer.

Ik kan niet nalaten het hier over te nemen.

't Begin? Ach, hoeveel pijn heeft 't ons en velen gedaan. Nooit z'ullen we vergeten die droeve tijding, die het land doorgjng, dat tengevolge van de vereeniging der Kerken in Doleantie met de Christelijke Geref. Kerk sommigen , zich van haar losscheurden, om n'u hun kerkelijk leven apart voort te zetten. Met wreede hand had. een der Haag'söhe dienaren het Averk der vereeniigjng aangegrepen tot een oor-.z.aak voor scheiding. Waarom toch?

Was de Belijdenis der Kerk in gevaar? Ging het met de regpering der Kerk niet naiar eisch? Was er een officieele aanklacht tegpn bepaalde personen, die niet behandeld werd? Was de Ghr. Geref. Kerk van hiaar grondslag afgegleden?

De fcerkeraiad hier ter stede was met de vereeniging welbewust .meegegaa.n. Zelfs geen enkel op-.ziener stond aan de .zijde van dien dienaar. Integendeel, allen vermaanden hem van zijn scliadelijken weg af te eien.

't Was dan ook izeer opmerkelijk. Ko.rt vóór de daad , zijner scheiding] was die leeraar met de vereenigde broederen verg'aüerd geweest in de Westerkerk en had daar voor een gToote schare smart betuigd over .zijn vroegere te harde en scherpe woorden en terwijl hij met de bi'oederen God dinkte voor de vereeniigjng, die was geschied, deed hij allen vermoeden, dat elk bcizwiaar' .zijnerzijds, dat er nog mocht geweest aijn, was weggenomen. En .ziet, slechts kort daarop en .... , zijn beaicht van scheiding kwam in.

Op dat begin, dat velen diep wondde, volgde spoedig een officieele daad. Aan de Hooge Overheid werd immers officieel kennis gegeven van het besluit. Maar boe? Het werd voorges.teld, dat degenen, die .zich van de vereenigde Kerken onttrokken hadden, waren de Christelijke Geref. Kerk in Nederland, bekend naar Avt-'*l der Wet van 10 Sept. 1853, Staatsblad No-. 102, met het Reglement v.an 1869.

De Regfèering heeft toen — en dat zeer natuurlijk — die verklaring: voor kennisgeving aangenomen. De Regieering toch mengt zich niet in de huis-'honding der verschillende kerkgenootschappen en h'un inwendige en onderlinge twisten.

Wanneer de Regeering echter de feiten zelve had kunnen ondejizioeken, .zouiden andere dingen naar voren getreden zijn.

1e. Dat in Den Haag, Zieirifczee en Noordeloos de predikant met een gedeelte van den kerkeraad of met een giedeelte van de gemeente zich aan de gemeenschap der Gerelorm. Kerken onttrokken hadden en dat op de overige plaatsen dat geschied was met of zonder een of meer kerkeraadsleden.

2e. Dat op het tijdstip van de kennisgeving aan de Regeering er geen Christelijke Geref. Gemeente met een Reglament van 1869 meer bestond.

Immers de Synode van 1891 te Leeuwarden., waar ik als afgevaardigde deel had aan deze beslissing, had besloten: wat hèt Reglement van 1869 betreft,

a. gelet hebbende op de bezwaren, die binnen onzen eigen kiing tegen dat reglement worden ingebracht;

b. over het al of niet gegronde dier beAvaren .zich niet 'uitsprekende, maar over-wegende, dat gpene enkele Provinciale Synode, op behoud van dit Re? lemerit gesteld was, indien maar de eenheid van de Kerk bewaard bleef en hare goederen rechts.zekerheid behielden, besloten, ook afgoizien van de vereeniging, (met de Ned. Geref.);

1e. pogingen, in het werk te stellen om het Reglement aI.zoo te wijzigen, dat de Dordtsche Kerken orde de plaats daarvair inneme en den dienst daarvan ver vu II e;

2e. eene Co'mmissie te benoemen, die de toestemming der gemeenten verzoekt;

3e. en die Commissie te machtigen om na verkregene toestemming bij' de Regeering daartoe do noodige stappen te doen.

De hier bedoelde toestemming is, .zoover mij bekend, door al de kerkeraden op één na, die van Waddingsveen, gegeven. Ook d'us doo'r d© kerk e r a d e n van Den Haag, Z, i ^' r i k z e e en Noordeloos.

Ook van de zijde der Regieering werd geen tegenkanting ondervonden.

De Commissie, door de Syirode van Leeuwarden voor deze zaalc benoemd, heeft zich, met bekvvamen spoed van baar taaie gekweten. O p 15 December 1891 diende zij de kennisgeving, met de verklaringen der kerkeraden bij de Regeering in, in welke kennisgeving zij mededeelde, dat dé Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk, lettende op de bezwaren, die in de laatste jaren gerezen waren tegen het Reglement van 1869/70, waarop de Christelijke Gereformeerde Kerk bij de Regeering bekend staat, een parig'h'et'bê-sT'iill nam, om dat Reglement aI zo o te w ij .zji ge n, dat de in dat Reglement izelf (art. 1 en 3) genoemde Kerken ordeningvan 1618/19 de plaats d a a r V a n i n n e m en en den dienst d a a r - van vervullen zou.

Reeds op 7' Januari 1892 viel de beslissing der Regeei-ing, en werd „aan de Synode der Christelijk© Gere fo: rmeerde Kerk medegedeeld de ontvangst van de Regiem e nt s w ijizig.ing en verdere stukke n", ingediend door de Oonmiissie, die, blijkens extract Uit de Handelingen van de Synode te Leeuwarden, art. 184, „tot de inzending was gemachtigd".

Wat blijkt hieruit? Dat de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, op 7 Januari 1892, wettiglijk bij de Regeeiing bekend was, niet rneer met bet Reglement van 1869, maar met de in art. 1 en 3 van dit Reglement gen oe m de K erken orde n-ing vaii 1618/19.

Wat blijkt nog, meer hieruit? Dat in weerwil van dit feit nochtans door de broeders Van Lingen, Wisse en Rcnkema werd verklaard aan de Regeering, dat de getrouw gebleven gemeenten in Synode waren vergaderd geweest en dat de.zen zijn : de wettigevoortzettingvan de • Chris telijke Gereformeerde Kerk, g e 1 ij k die d o o r d e Hooge R e g e e r i n g volgens ingezonden Reglement, in den jare 1869 is erkend.

Dit werd neergeschreven, nadat in 1891 al de Kerken (op een enkele n'a). dit Reglement hadden ingetrokken en de Kerkenorde van 1618/19 de plaats er van hadden doen innemen.

En het werd neergeschreven notabene, door mannen, die als voorzitter of lid van den kerkeraad zelf aan de wijziging van het Reglement van 1869 hadden meegewerkt en deze wijziging hadden aanvaard.

Wat moeten we van deze dingen zeggen? Een droevige mystificatie werd het genoemd."

Het citaat viel wat lang. Maar het mocht niet ingekort. Immers ontvingen we zielf van een paar le'den uit de Christelijke Gereformeerde Kerk het verzoek het gebeurde in 1892 eens nader toe te lichten.

Nu wijzen wij hen op het bovenstaande, dat alle momenten uit de geschiedeïiis dier scheuring zoo correct naar voren brengt en spreken «iaarbij •den. wensch uit, dat zij de brochure) van Ds van der Linden in haar gdxeel zullen lezen.

Ook kan dit citaat ter nadere bevestiging dienen va, n wat wij eenigen tijd geleden schreven over de kromme lijnen onder de „[Eorte lijnen der Kerkgeschiedenis" van wijlen Ds T. Bos.

De historie duldt geen iegenspra, ak, idat de vroegere Christelijke Gereformiéerdb Klerk reeds vóór de ineensmehing het reglietaent van '69 had lusgelaten.

De scheurende broeders, die zich' na de ineensmelting de Christelijke Gereformteerde Iferk nocmlden, raapten dat weggeworpen regleta'ent weer op.

In dat opzicht staan zij! dus dianietraal tegenover de vroegere Chi-istelijke Gereformeerde Kerk.

Onr kort te gaan, in deze brochure vinden alle boz^varen, door „De Wekker" voortdurend te'gen ons ingebracht, broederlijke' en afdoende wederlegging.

Mrige zij' bevorderlijk zijn aan de veree'mging van hen, idie principieel bijeen behooren.

Pater de Groot,

Ook in onzen kring zal met deelneming het verscheiden van pater De Groot worden vernomen.

Velen, die aan de Vrij: e Universiteit studeerden, mn.akten, van meer of mliuder nabij' kennis met hem.

En dan werd men immler weer getroffen door hé', - , beheerschte in zijn persoonlijkheid, de rustige gedragenheid van zijn woorden, zijn breede eruditie, zijn hulpzin ook voor hen, die zijn principes niet deelden.

Met genoegen leehd'e hij| u een boek, ook al wist hij', dal het u moest dienen de RoO'msche leer te bestrijden.

Schrijver dezes heeft dat zelf ondervo-nden. i\Iet hém ging heen een aristocraat naar iden geest.

Eenvoudig in zijn verschijning, straalde toch dè hooge intelligentie uit zijh o-ogen.

Vanzelf dringt zich een veïgelijking op luïschen hem en 'den Leidschen hoogleeraax Bolland, waar zij' zoo kort na elkander aan onze vaderlandsche wetenscha.p werden ontnO'men.

Beiden doceerden de wij'sbeigiefeite. Beiden gaven niet een eigen wij's'giec'rig systeem, maar dat van een ander, dien zijl als den grooten Moester huldigden. Bolland dat van Hegel, de Groot 'dat van Thomas van Aquino.

Beiden gingen ervan uit, dat hun stelsel af was en alleen 'toepassing behoefde op! de vraagstakkfen van tegenwoO'rdjig.

Maar hier scheiididen beider weglen. Wanl Bolland was in die toepassing stroef en stijl en wilde het leven dwingen zich te wringen in zijn sys'tee'm. De Groot daarentegen toonde de. m.; erkwaardige elasticiteit en het schier onbegrensde aanpassingsvemi'ogen van het Thomismte'. Men leze hiervoor vooral zijlr fij'nzinniig boek: „Denkers •over ziel en leven".

En toch, het bleef bij hemi aanpassen, geen organische ontwikkeling.

Meer dan eens overviel den niet geestveïwanten

hoorder zijner colleges en lezer zijner gescihriften de gedachte: als die adelaar eens niet was opgesloten in Se kooi van het Thomisme, hoe grootsch zou zijn vlucht zijn!

Rome's feerk hier ite lande verliest in hem ee^n harer edelste zonen.

Een, diie u den indruk gaf, dat zijta. hart, alle dwaling ten spijt, naar den levenden Christus, tevens den Christus der Schriften, uitging.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Het studeeren der Ouderlingen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's