GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Om nu maax dadelijk aan - te geven, welke twee klippen ik hier bedoel.

Ik heb hier het oog op ons kerkelijk' leven.

De beteekenis van de kerk als institmit st^at tegenwoordig in het middelpunt van den strijd.

Er njn niet zoo weinigen, die zich no-g wol religieus noemen en die ineenen, . i dat de kerk haar tijd neeft gehad.

Waar anderen beweren, ' dat het C'httstendöm' zioh in den laatsten oorlog heeft overleefd, gaaa zij wat minder ver en vergenoegen zioh met de uitspraak dat de kerk heeft bewezen een verouderde instelling te zijn, die allen invloed op haar leden verloor en daarom het verlossende woord niet wilde en dorst te spreken.

Dat is een uiterste.

Door deze strooming wordt de beteekenis van de kerk als instituut zoO' volstrekt mogelijk ontkend.

Haar naderen verschillende andere riahtingen, welke op de waarde van de kerk zooveel mogelijk afdingen, haar positie in de wereld onderschatten e.n het onderscheid tusschen 'de kerken, zooals zij zich in haar belijdenis en inricihting aan de mon-^ Rchen eigenlijk van te-weinig gewicht beschouwen dan dat zij er zich het hoofd over zouden breken.

Men heeft hier te 'doen met het ke r k e 1 ij k i n-differentisme (onverschilligheid).

Lijnrecht daartegenover staat het kerk isme. 'Ook dit vertoont zich in verschillende gedaanlen.

Maar van welke zijde men het ook neemt, het slaat altoos de kerk als instituut te hoog aan.

Het kent aan die kerk - voorrechten toe, welke haai; op grond van de Heilige Schrift niet toekomen.

Het geeft haar een macht, welke zij van Christus niet heeft ontvangen.

Kerkelijk indifferentisme en kerkisme zijn de twee klippen, welke het schip der kerk ten allen tijde, nlaar bovenal nu bedreigen.

Welke van de twee op het oogenblik de gevaarlijkste is, waarheen de stroom meer vanzelf dri-jft, dient nader te worden onderzocht.

Op zichzelf genomen zijn beide even gevaarlijk. Wee de kerkelijke stuurman, ]a. de eenvoudige kerkelijke matroos, die op een van beide een Lorelei hoort ea zich daardoor betooveren laat.

Laat ik bij mijn bespreking met het kerkisiiie mogen beginnen.

Gelijk ik reeds zeide neemt dit vele vormen aan. De ergste vorm is Wel deze, dal men aan de kerk als instituut de zaligheid bindt.

Voor onze lezers behoeft het niet uiteengezet, dat dit in flagranten strijd is met Gods Woord.

Welke onschatbare diensten de kerk ook bewijst om tot het geloof te bewegen, gelijk de apostel het noemt, het geloof en dat alleen beslist voor de eeuwigheid.

Wie in den Zoon gelooft, die heeft het'eeuwige leven. Zoo verklaarde Christus zelf.

Maar deze ergste vorm van kerkisme is door den loop der omstandigheden op het oogenblik gewor den de onschuldigste vorni.

Hij bestaat tegenwoordig bijna alleen in theorie. Geen énkele kerk neemt ineer het standpunt in, dat leden eeher andere kerk de zaligheid niet kun neri beërven.

Zelfs Rome niet meer.

Zeker, zij heeft haar stelling: buiten de kerk. d. i. de Roomsch-Katholieke kerk', geen zaligheid, niel herroepen.

Maar zij geeft er thans zulk een uitleg aan, dat zij daardoor feitelijk haar oorspronkelijk standpunt prijsgeeft.

Men heeft daarvoor slechts haar raadplegen. dogmatici te

Laat ik taimelijk willekeurig een dezer dogmatici uitkiezen. Hij is een der voortreffelijkste Rooïpsche Godgeleerden, wiens Dogmatiek reeds een 6dendruk^ het eerste deel ervan zelfs een zevenden beleefde (1920). Ik bedoel J. Pohle, h; oogleeraar aan de h'oogeschöol te Breslau, die, in tegenstelling met vele Roomsche auteurs over een klaren stijl beschikt.

Hij zegt dan (deel II bl. 134), dat men in de kerk onderscheid moet maken tusschen actueele en potentiëele leden, leden, die aan de daad kenbaar zijn en leden, die maar in polentie, in vermogen, in kiem deel van de kerk uitmaken. Nu xijn, zoo gaat hij voort, de theologen het er niet over. eens, waar de grens ligt tusschen de actueele en de potentiëele leden. Dit is zeker, dat afvalligen en openbare ketters niet tot de eersten, maar slechts tot de laatsten kunnen behooren. Over de heimelijke kotters bestaat verschil van gevoelen. Sawrez ontkent, Bellarminus bevestigt, dat zij actueele leden kunnen zijn. Ook daarover bestaat wel overeenstomm.ing, dat de heidenen in ieder .geval slechts tot die potentiëele leden mogen gerekend, want daar Christus ook voor hen gestorven is, zoo worden zij, ondanks het gebrek aan geloof menige wer-kelijke genadega, ve op grond van de verdienste van hun Verlosser deelachtig. Zelfs de ongeboren kinderen kunnen door de gebeden van de moeders en de kerk een zij het ook meer verwijderden in vloed van Christus ervaren. Slechts zij die in de hel geworpen zijn kunnen noch actueele noch potentiëele leden zijn.

Men ziet, hoe Rome per slot van rekening ieder nog tot haar kerk rekent, zij het niet actueel, dan potentieel.

Zoo wordt aan het: buiten de kerk goen zaligheid, feitelijk de kracht ontnomen.

Wel mag Pohle constateèren, dat de Roomsche kerk een onbegrensd aanpassingsvermogen bezit (deel II bl. 251).

In de praktijk moge hier of daar een dorpspastoor geweldig tegen de ketters uitvaren en hun het vagevuur niet eens waardig keuren, daartegenover staat, dat ge geestelijken kunt ontmoeten, die er eerlijk voor uitkomen, dat zij niet twijfelen of m'annen als Kuyper en Bavinck zijn in den hemel. Dit wat Rome betreft.

Het reformatorisch beginsel verdroeg zich van meel af m^et zulk kerkisme niet. Een enkele uitdrukking moge hier en daar, de vraag doen rijzen of zij niet te zeer de Roomsche terminologie behielde.a, zakelijk kende geen der kerken, uit de Reformatie voorgekomen zioh het recht toe bemiddelaarster, uitdeelster der genade te zijn.

Een jonge sectarische of reformatorische bewe gir.g moge in propagandavuur zich wel eens een al te sterke uitlating veroorloven, dat de zaligheid .afhankelijk zou zijn van een bepaalde kerk durft in geraoede thans niemand, die eenige verantwoordelijke kerkelijke positie bekleedt, staande houden.

Het Ouderlingenblad.

In mijn artikelen over het studeeren T-der--ouderlingen schreef ik onlangs: :

Mocht er een ouderlingenblad uitkomen, ik zal iz-ijn verschijning met vreugde begroeten.

Maar of het levensvatbaarheid , zal hebben? Dat hangt er geheel van at hoe het ingericht wordt

Daaraan verbond ik den wensoh, dat de hoogleeraren in het kerkrecht de redactie van een blad op zich wilden nemen en daarin bij hun leven reeds de adviezen opnem'en, die zij nu in menigte verstrekken, opdat deze de actualiteit niet voor een déol verliezen.

Eer dan ik durfde hopen, is deze wensch .in veT\nilling gegaan.

Het Ouderlingenblad/is sS|r¥ En het geeft meer dan niijn wensoh.

De redactie wordt niet alleen gevormd door de hoogleeraren in het kerkrecht l^üyper en Bouwni'an, maar ook door die in de (om het eens huiselijk te zeggen) praktische vakken: Aalders en Hoekstra.

Voorts hebben zioh als vaste medewerkers verbonden Ds T. Ferwerda, Ds A. de Geus, Ds .1. .J. Miedema, Ds J. H. Telkamp, Ds J. Waterink en J. 'Dijk.

Onder de medewerkers wordt slechts één ouderling genoemd, die geen theoloog is van professie.

Er zou dunkt ons wel wat voor pleiten om dien bloeder uit zijn betrekkelijk isolement te verlossen. Er zijn onder onze ouderlingen, die geen theologie gestudeerd hebben, nog wel eenige mannen met journalistieke gaven te vinden.

Maar dat komt wel ïn orde.

Hoofdzaak is, dat dit blad den ouderling voorlichting en leiding wil geven.

Het inleidend artikel spreekt dit duidelijk uit.

Gaarne zouden we dit artikel ïn zijn geheel opnemen. Maar dat kunnen - we niet.

Om echter een idee en werkplan van dit blad' te geven, volsta het volgende:

Aan onze Ouderlingen nu bij hun stadie en oefening voor de rechte vervulling van hun belangrijke eii veelomvattende taak eenige hulp te bieden, dat is het doel van ons blad. We hebben ons daarbij een zoo ruim mog; elijk arbeidsveld afgebakend. Laten we daarvan een en ander mogen mededeelen. Allereerst willen we voorlichting bieden op kerkrechtelijk terrein. De Ouderlingen, Wier taak het is met de Dienaren des Woords de kerk te regeeren, dienen in ons Gereformeerd kerkrecht behoorlijk thuis te zijn. We stellen ons voor daarom een beknopte verklaring te geven van de geheele Kerken-orde. 'Daarnaast willen we echter ook verschillende bijzondere vraagstukken van kerkelijken aard bespreken, al naar deze om de een of andere reden de aandacht vragen.

Vervolgens ligt het in onze bedoeling eene behandeling te geven van allerlei geestes-stroomingen, sekten en richtingen welke 'in den tegenwoordigen tijd op den voorgrond treden, en waarmee de Ouderlingen in hun werk in aanraking kunnen konien. Herhaaldelijk blijkt het toch hoezeer de invloed van de tegenwoordige geestesstroomingen zich doet gelden bij velen die tot onze kerken behooren; terwijl de rustelooze propaganda van verschillende sekteii niet nalaat in te Werken binnen onzen kring. Onze Ouderlingen dienen daarom deze stroomingen en sekten te kennen, en op de hoogte te zijn Van de afwijkingen die daarin openbaar worden..; zij dienen ook te weten met welke Schriftuiu'lijke argumenten zulke afwijkingen kunnen worden weerlegd en hoe degenen die daarin mochten zijn verstrikt 'Weer tot de waarheid kunnen worden teruggebracht.

Een afzonderlijke rubriek willen we ook vdjden aan het huisbezoek. Behalve met de reeds genoemde leerstellige dwalingen komen de Ouderlingen' daarbij in aanraking met allerei eigenaardige zielsgesteldheden, met allerlei onrust, vragen, twijfel, met onzekerheid en onvastheid, of valsche gerustheid. De-Ouderling' dient kennis te hebben van datgene wat er zoo al kan omgaan in een menschenziel en hij dient te Weten op welke wijze hij het .Schriftuurlijke medicijn tegen allerlei . geestelijke kwalen heeft toe te dienen: hij dient te weten wat hij heeft te antwoorden, te raden, hoe hij heeft te troosten, te Waarschuwen.

Van geen geringe beteekenis en in onze dagen van kennelijke aktualiteit is voorts de arbeid onder de jeug'd. Tqjl van kerken hebben van hun inzicht daarin blijk gegeven door de aanstelling van jeug'd-ouderlingen. Daarom' wenschen we ook aan den arbeid onder de jeugd onze bijzondere aandacht te wijden en voorlichting te bieden bij dat noodige maar moeilijke Werk.

Ook vergeten wè het sociale terrein niet. Onze tijd staat nu eenmaal in het teeken van de sociale kwestie, en het kan niet uitblijven of onze broeders Ouderlingen zullen telkens met het sociale vraagstuk in aanraking komen. Dok op dit doornige veld verlangen ze ongetwijfeld naar leiding en voorlichting. We zullen trachten hun ook 'daarin tegemoet te komen.

Voorts zullen we nog binnen den kring van onze beschouwingen trekken de kerkelijke administratie, zoowel voor zoover daaronder het financieel beheer wvrdt verstaan, alsook voor zoover daartoe het bijhouden van het kerkelijk register moet gerekend. Alhoewel in de meeste gevallen de kerkeraad niet zelf het financieel beheer voert maar dit aan eene afzonderlijke commissie opdraagt, toch blijlt de kerkeraad zelf daarvoor steeds verantwoordelijk, en het is dus gewenscht dat de Ouderlingen voorlichting ontvangen hoe een behoorlijke financieele administratie dient te zijn ingericht. Van g; een geringe beteekenis is ook de juiste registreering van de lidmaten der kerk. Helaas het is een feit, dat de Doop-en Lidmatenboeken in verschillende kerken in zeer betreurenswaardigpn toestand verkeeiren, hier en daar zelfs in het geheel niet voorhanden zijn of althans niet geregeld wordeii bijgehouden-Wij achten het niet van belang ontbloot ook voor eene oordeelkundige registreering der kerkleden wenken te geven.

Bovendien aullen we een plaats inruimen voor • mededeelingen omtrent boekeu en geschriften, die aan Ouderlingen voor eigen studie bizo-nderlijk kunnen worden aanbevolen. Van Aet geven van recensies in den gewonen .zin des woords zullen wij ons onthouden. Men zende ons dus niet allerlei lectuur ter beoordeeling, die wij' toch ter K-ijde .zullen moeten leggen. Doch onder het hoofd „Kerkelijke Bibliotheek" hopen wij van tijd tot tijd melding te maken van die publicaties welke naar ons oordeel voor Ouderlingen van groot nut kunnen zijn. In den titel „Kerkelijke Bibliotheek" drukken we daarbij uit, dat het , ons gewenscht voorkomt dat , zulke werken door de kerk zelf ten behoeve van hare Ouderlingen worden aangeschaft-Daaronder .zullen we behalve wat tot voodichtiiiig voor de Ouderlingen dienen kan, ook noemen predikaties en bundels van predikaties die voor kerkelijken leesdienst bizonder geschikt zijn.

Dat aan Verslagen van Ouderlingen-Conferenties gaarne een plaats eal worden gegeven spreekt , vanzelf. Die hooren in ons blad thuis, en de Eind-; redacteur houdt , zich aanbevolen voor regelmatige en spoedige inzending daarvan.

Hiermee is hét program nog niet uitgeput. Mogeni.ionze ouderlingen den ai-beid van dit blad op hoogén prijs stellen.

Kuyperiana

Prof. Dr H. H.'Kuypei''verzocht in „De Heraut" anderen bladen het volgende op te nemen. Gaarne voldoen wij daaraan.

Dr A. Kuyper heeft bij zijn testament bepaald, dat hij uit zijn nalatenschap afzonderde zijn archief, waartoe behoorden de brieven, geschreven stukken en documenten in den ruimsten zin, welke door hem in zijn ambtelijke loopbaan of in zijn maatschappelijke betrekkingen waren verkregen, en daarvoor oprichtte een stichting onder den naam van Doctor Abraham Kuyper Archief, ten einde deze brieven enz. te bewaren en de gelegenheid open te stellen , ze te raadplegen. Tot beheerders dezer stichting werden benoemd Prof. Dr H. H. Kuyper en Dr A. Kuyper, predikant te Botterdam, met de last om de Statuten deszer Stichting bij notarieele acte vast te stellen.

Ingevolge deze testamentaire bepaling is ten kantore van den notaris Mr G. Ruijs te Amsterdam de acte gtepasseerd, waarin deze Statuten zijb. vastgesteld. Volgens Art. V dér Statuten zijn de bovengenoemde bestuurders bevoegd om het Archief door derden te doen raadplegen en hun de machtiging

Ie verleenen om uit dit Archief publicatie te doen op daarvoor vast te stellen voorwaarden.

Dank aij de vriendelijkheid van het Bestuur van het Kuyperhuis is het Archief in dit huis gebleven en .zal het daar ook bewaard worden. Zoodra het Archief geordend is, wat nog wel eenigen tijd zal neinen, zal de gelegenheid om van dit Archief gebruik , te maken, worden opengesteld. De aanvrage daartoe , zal dan moeten gericht worden tot Professor Dr H. H. Kuyper, Kerkweg 23, Bloeniendaal.

Het , zal ons aangenaam wezen, \vanneer ook andere bladen deze raededeeling willen overnemen, opdat het feit, dat deze stichting bestaat en daarmede de gelegenheid geboden is om van dit Archief gebruik te maken, in izoo ruimen kring als mogelijk is, bekend worde. '

Wie weleens aan biografische nasporingen gedaan heeft, , zal het heuglijke van deze tijding aanstonds toestemmen.

Trouwens, de geschiedenis van ons vaderland gedurende vijftig jaren is met de geschiedenis van Kuyper saamgeweven.

Welk 'een schat dit arcliief biedt, kan slechts door het nageslacht berekend worden.

Maar men late het niet aan het nageslacht over daarvan de eerste dividenden te trekken.

Laten wij meteen van deze gelegenheid gebruik maken om onder do aandacht te brengen een andersoortige verzameling van Kuyperiana, n.l. het bij' den uitgever W. ten Have, Amsterdam, verschenen: „Herinneringen van de Oude Garde", verzameld door H. S. S. en J. H. Kuyper.

In onze Pers-schouw geven we reeds een citaat.

Dit lofcke tot lezen.

En dan zal men in dit boek tal van bijzonderheden uit het levn van Dr Kuyper vinden.

Ook wederom waardevolle bouwstoffen voor den lateren biograaf.

De dames Kuyper beloofden op" dit gebied nog meer te doen.

Inderdaad vraagt zulk een verzameling om spoed.

Zij, die den jongen Dr Kuyper gekend hebben, zijn niet talrijk meer.

En vooral van de jeugd van Dr Kuyper weten we eigenlijk nog te weinig.

In Frankrijk zou men dit boek noemen: Kuyper intime • Maar door de openbaring van dit intieme daalt Dr K. niet in onze achting, doch stijgt hij. '

Th. Ruys. †

Weer ontviel aan onze gelederen een van hen, die in den grooten strijd der vorige eeuw stemden door beginselvastheid en trouw.

Notaris Ruys was onder ons Gereformeerde volk een bekende figuur.

Kerk en School hadden de liefde van zijn .hart en hij toonde dat ook in daden.

Inzonderheid tix)k hij zich de belangen onzer Vrije Universiteit aan.

Weer één .... , zoo spreken wij weemoedig.

Maar die weemoed getuigt ook van dank, dat wij zulke mannen mochten bezitten.

Dr Joh. C. Breen.

Ons blad zou niet gaarne achterwege blijven zijn mede-Werker Dr Joh. C. Breen hartelijk geluk te wenschen met zijn benoeming tot archivaris van Amsterdam.

Met bijna algemeene stemmen werd hij gekozen. Het deed ons goed in de liberale pers zijn verdiensten te zien uitmeten. ''

Men kan het zoo aan alles merken: zijn ambt is loeping.

Bovendien gaf hij zich nog voor kerk, onderwijs en niet het minst ook voor onze Vrije. Zijn hulpvaardigheid wordt in onze kringen en daarbuiten steeds geroemd. Ook ondervonden wij die nóg onlangs bij het uitzoeken van de Bavinck-bibliotheek.

Zij het hem van den Heere gegeven, zijn vooraajistaande positie in de hoofdstad des lands nog lange jaren te bekleeden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's