GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Üeze artikelen zal gehandeld worden over bet Rerkisme en het kerkelijk Indifferentisme. Eerst over het Kerkisme. In verschillende vormen komt dit voor. v Vooreerst, wanneer iemand beweert, dat buiten ziijn kerk geen zaligheid is. : . ' Vervolgens, wanneer liij het kerkelijfc instituut, waartoe hü behoort, als de alleen ware kerk beschouwt en alle andere valsohe noemt.

III.

Nu komen we tot den derden vorm En die doet zich voor, zoodra iemand van zijn kerkelijk instituut pretendeert: het is de zuivere kerk.

We wezen er met een enkel woord reeds op, hoe sommigen de onderscheiding van ware en valsche kerk willen vervangen door die van minder of meer zuivere kerk.

Men gaat er dan eigenlijk van uit, dat de valsche kerk niet bestaat, niet bestaan heeft en ook niet bestaan zal.

Heel de idee van de valsche kerk wenschen zij los te laten.

Zij kennen alleen maar kerken, die een mindere of meerdere mate van zuiverheid bezitten.

Daartegen nu werd door ons in een vorig artikel gewaarschuwd.

Bij de kwestie of we te doen hebben met een meer of minder zuivere kerk, moeten de valsche kerken dadelijk worden uitgeschakeld.

Die komen daarbij niet eens in aanmerking.

Deze onderscheiding kan alleen worden toege past op die kerken, welke wij als ware kerken eerbiedigen en op die, welke door ons werden aangeduid als gemengd ware en valsche kerken en dan alleen m zoover ze nog a'ls ware kerken mogen worden aangemerkt.

Wat valsch is, is niet tot op zekere hoogte nog zuiver.

Valsch goud is namaak-goud en kan den toets v: in zuiverheid in geen enkel opzicht doorstaan.

Een pseudo-of valsch evangelie mist alles, wat hel tot evangelie maken kan n.l. de canonioiteit.

Alzoo hebben we hier de valsche kerken en het valsche in de gemengde kerken zonder meer ter zijde te leggen.

Wat nu over de zuiverheid van een kerk als instituut beslist is de belijdenis en de kerkinrich­ting.

Daarbij weegt weer het eerste zwaarder dan het laatste.

Een kerk met een hoog gehalte van zuiverheid in de belijdenis, maar met groote gebreken in den kerkvorm, wint het in zuiverheid van een ander, in wier belijdenis grove dwaling is ingeslopen, maar die in de kerkinrichting meer de instelling van Christus eerbiedigt.

De presbyteriale kerkregeering b.v. stempelt een kerk niet op-eens tot een meer zuivere.

Bij de zuiverheid dient daairom allereerst onderzoek gedaan naar de dwaUngen, welke een kerk zijn binnengeslopen.

En dit dient er onmiddellijk aan toegevoegd, dat het hierbij niet alleen aanïomt op de leer der kerkleden, maar evenzeer op den wandel.

Een kerk, die slordigen levenswandel harer geeenteleden toelaat, dwaalt in haar praktische opatting van de tucht.

Als wij dan ook hier over belijdenis spreken, - luiten we daarbij het christelijk beleyen in.

Beide mogen niet van elkander gescheiden, anders s de belijdenis geen belijdenis meer, maar een pgeplakt etiket.

Dit vooropgesteld mag een kerk niet tevreden ijn, zoo zij, een ware kerk kan heeten, maar zij oet rusteloos alle dwaling zoeken uit te bannen n naar een hoogeren graad van zuiverheid streven.

Zoodra een kerk dit niet doet, draagt zi, j haar eroordeeling in zich.

Haar verval is zeker. Zij zal dieper en dieper in de dwaling wegzinken. Totdat Christus eindelijk den kandelaar van zijn plaats weert.

Een classificatie der kerken naar haar .zuiverheid zou hier geen zin hebben.

Wij hebben het met onze eigen kerk te doen. En van die kerk gelooven wij, dat zij is de meest zuivere.

Dat is geen hoogmoed. Dat is geen kerMsme. Dat is erkenning van Gods genade. Dal is een roemen van Christus' zorg, dat Hij zóó aan onze kerk heeft gearbeid.

Wij hebben ons tot die mate van zuiverheid niet opgewerkt.

Hij heeft er ons toe opgevoerd.

Wij mogen ook van die aanspraak de meest zuivere kerk te zijn niets laten vallen.

Indien wij toch een kerk wisten aan te wijzen, die meer zuiver was, zouden wij niet in gebreke mogen blijven, dat ook openlijk te doen.

Wij zouden met verootmoediging voor Gods aangezicht in Christus' kracht al het mogelijke moeten beproeven om de onzuiverheid van eigen ïerk, die op deze wijze openbaar is geworden, uit te zuiveren, die andere in zuiverheid te evenaren, ja te pogen haar daarin voorbij te streven. En indien óns dat niet gelukte, indien de eigen kerk daarnaar niet luisteren wilde, indien zij ons zelfs belette om in gehoorzaamheid aan het meerdere licht op het Woord Gods ons geschonken te leven, zouden wij er niet voor mogen terugdeinzen gemeenschap met de meer ziiivere kerk te zoeken.

Waar wij nu uit hartelijke overtuiging tot - onze kerk behoorenj waar we geen enkele weten aan te wijzen, die in zuiverheid boven haar uitgaat of met haar gelijk staat, daar hebben wij ook niet te schromen ihaar te houden voor de meest zuivere kerk.

Kerkistisch wordt gij echter, wanneer gij vergeet het relatieve, dat in de uitdrukking , , meest .^ivere kerk" ligt opgesloten.

Kerkistisch wordt gij, zoodra gij meent het in uw kerk. tot volstrekte zuiverheid te hebben gebracht.

Kerkistisch wordt gij, wanneer gij zegt: wij zijn de zuivere kerk.

Van zulk kerkisme is het Gereformeerde beginsel op zichzelf volkomen vrij.

Onze vaderen hebben Gereformeerd altijd zóó opgevat, dat de reformatie onzer kerken niet was afgeloopen, maar steeds voortgang moet hebben.

Volmaakt zuiver wordt een kerk als instituut nooit.

Want zoodra haar leden het volmaaikte verkregeo hebben, behooren ze niet meer tot een kerkelijk instituut.

In den hemel en in de voleinding zal alle kerke­ lijk instituut zijn opgeheven.

En toch, al snijdt het Gereformeerde beginsel' verkeerde voorstelling hieromtrent ai, doen dit ook Gereformeerde belijders?

Helaas neen!

Door meer dan een werd zelfs in publieken geschrifte onze kerk de zuivere, in plaats van de meest zuivere genoemd.

Vooral als men met leden van andere kerken in aanraking kwam, liet men zich deze gedachte maar al te dikwijls ontglippen.

Men dacht daardoor sterk te staan.

Maar men verzwakte zijn positie.

Men stootte door dit hooghartige en onware stand­ punt af.

Men lokte daardoor allerlei aanmerkingen op eigen kerk uit.

Men wekte den schijn van zelfingenomenheid. Hoeveel vaster zou men staan, indien men het op den voorgrond stelde: wij zijn er als kerk ook nog niet. Maar hierin en daarin zijn wij door 's Heeren leiding toch tot - meerdere zuiverheid geraakt dan gij. En het is ons innigst streven om daarin voort te varen.

Laten wij tegenover anderen gerust bekennen, dat onze kerk nog veel gebreken heeft. Dat onze kerkleden zich niet allemaal als lieve christenen doen kennen. Dat ook wijzelf in het geloof niet zijn, die wij moesten zijn.

Daarvoor behoeft ge nog de misstanden in eigen kerk niet op de straten van Askelon uit te roepen. Evenmin als gij de gebreken van uzelf in een boek zult publiceeren, maa^r ler liever in de eenzaam-

held tegen strijdt en evenmin als gij de gebreken van uw huisgezin voor ieders oor uitkraait, maar liever naar binnen reformeerend vs^arkt, evenmin maogt gij zoo handelen met de gebreken uwer kerk.

Maar wel hebt gij het volmondig toe te geven, dat zij er door ontsierd wordt.

Dat zij de zuiverende werking van Woord on Geesl niet kan missen.

Dat besef moet gij bij uzelf levendig houden en in uw kerk trachten te scherpen. .

We moeten op dit punt tot meerdere bewusl-L«id komen.

Want voor het kerkisme in dezen vorm liggen wij werkelijk bloot.

Twee dingen bejiooren voor ons va.st te staan: onomstootelijk

lo. onze kerk is bij de gratie Gods de meest zuivere;

2o. onze kerk is tot ons hartelijk leedwezen niet de zuivere. Want de zuivere kerk bestaat met. l ' ' '

HEPP.

Magere oogst.

Nog niet zoolang geleden maakten wij melding van den voorslag van Ds Creutzberg om de vraag: wat is Ethisch? voor te leggen , aan mannen vaa gezag uit den ethischen lering en de antwoorden daarop in „Bergopwaarts" te publiceeren.

Wij beloofden onzen lezers met den uitslag in kennis te stellen.

Het wordt ons al heel gemakkelijk' gemaakt die belofte in te lossen.

Dat de antwoordenstroom de uiterwaarden blank zou zetten hadden we niet verwacht.

Wij spanden die verwachting niet hoog.

Maar dat de uitkomst er zoover beneden zou blijven, dorsten we niet gissen.

„Berg opwaarts" geeft slechts één antwoord Hier heeft men het.

Al behoor ik niet tot de mannen aan wie U, op verzoek van Ds Creutzberg; van de D'uinoordkerk, een kolom in „Bergopwaarts" afstaat om hun opinie te hooren over wat , „ethisch" is, waag ik het toch U te 'vragen een kort antwoord van Ds Creutzberg, door mijne hand, aan Ds Creutzberg te willen geven. Het izal ongetwijfeld zeer leerrijk zijn, als al de professoren, doctoren en dominees, die hij noemt, hun beknopte uiteenzetting geven van wat onder ethisch moet worden verstaan. Maar korter dan Ds Creutzberg het zelf in zijn Paaschpreek (die trouwens heelemaal ethisch gedacht was) heeft gezegd, kan het wel niet gezegd worden.

Hij sprak over een modern man, die met zijn heele ziel geloofde i n Jezus Christus als den Zoon Gods, maar die met de Opstanding verlegen zat; die Opstanding was zoo „ongebeurlijb", en, al wilde hij die desnoods, als 't moest. Wel accepteeren, • hjij kon het toch niet doen met een gfeloovigj hart. Toen heb ik hem natuurlijk gezegd, zei Ds Creutzberg: „Laat dan de Opstanding liggen, en houd u aan wat igij van Jezus kent en laat dat u dragen; dan zal God u, denk ik, het geloof in de Opstanding er nog bij geven." Zóó heb ik het — in - wat plechtiger taal — maar wat de zaak zelf betreft precies zóó. Wel 35 jaar geleden van den ethischen grof. Gunning gehoord. "En nu voegde DB Creutzberg erbij: „Want (ik gebruik zijn eigen woorden) je moet niet gelooven, maar je mag gelooven."

Ik meen, dat DB Creutzberg in die onderstreepte woorden juist gezegd heeft wat kenmerkend ethisch is. Denk die uitspraak maar eens goed door; ook in de tegenstelling met roomsch, confessioneel, „gereformeerd"; waarop die rust, hoe nieuw-Testamentisch die is, welke gevolgtrekkingen er uit gemaakt worden, hoe gevaarlijk die schijnt voor wie uitwendig gezag 't onmisbaarst ïs, en hoe heerlijk die is, en dan zeg ik: wie het daarmee van' harte eens is, die is ethisch.

Zoowel DB Creutzbergi in zijn vraag als Prof. Obbink in zijn antwoord, [hebben maar een ernstig grapje gemaakt, maar het kan meehelpen om de be^ippen te verhelderen. En al hangt Ds Creutzberg zeer aan antieke vormen en formuleeringen (zoodat er „ethischen" zijn, die vragen: is hij' Wel ethisch? ), wanneer hij zóó preekt, als hij doet en b.v. ook dien Zondagmorgen deed, dan blijkt wel, dat hij 't niet alleen heel goed Weet, maar ook wel heel goed aan anderen kan duidelijk maken, wat ethisch is: „je moet niet gelooven, maar je mag gelooven."

L. W. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK.

Veel wijzer wordt men hieruit niet.

Zeker, . Gereformeerd is die uitdrukking van Ds Creutzberg niet.

De Gereformeerde zegt: je - moet en je mag gelooven.

Bekeering en geloof worden onder ons gepredikt als eisch en voorrecht.

Maar deze inzender maakt de van de m.ug om de kaarsvlam. dansbewegingen

Als hij er nu ook nog eens aan had toegevoegd, wat een Ethisch] menstóh alzoo mag gelooven en wat hij moet gelooven om Ethisch te zijn, dan waren we verder geweest.

Intusschen blijkt het voorstel-Creutzberg in Ethische kringen niet in goede aarde te zijn gevallen. Dr Obbink plaatst onder het bovenstaande dit naschrift:

Bij het bovenstaande teeken ik het volgende aan. Toen ik de vraag .van Ds Creutzberg overnam, vermoedde ik al half, dat in onze kringen niet veel sympathie zou bestaan voor zoo'n antwoordenreeks. Dat Vermoeden is, juist gebleken. Niet alleen dat de professoren en predikanten, door ds Cr. en mij uitgenoodigd, over het algemeen Weinig voelden voor dit experiment, maar tientallen van Bergopwaartslezers (meestal „leeken") hebben miji gevraagd „waar dat nu goed voor was". Bijna allen waren door de voortreffelijke artikelen van T)s Hoek - geheel bevredigd en hadden geen nadere verklaring noodig. En men vroeg mijl nadrukkelijk de ingekomen antwoorden niet te plaatsen.

Nu is mij dat heel makkelijk gemaakt, want slechts enkelen reageerden op onze vraag. Zonder al te groote droefheid verklaar ik dus het incident voor gesloten.

Hierbij blijft het dus.

Natuurlijk hebben we dit te eerbiedigen. Alleen moet geconstateerd, dat er blijkbaar zekere angst in ethische kringen bestaat om meer dan evasief over zijn standpunt zich uit te laten.

Men blijft liever in het wazige zweven.

Totdat de tijd eenmaal komt, dat men zich zal moeten uitspreken, wil de Ethische richting niet roemloos ondergaan.

Er zijn reeds voorteekenen van moeilijke dagen. Een moderne dame heeft gevraagd of zij zich! mocht aansluiten bij de Ethische Vereeniging. Zij ontving daarop' van een bestuurslid een bevestigend antwoord en schijnt daarin niet alleen te staan. Andere voormannen van de Ethische Vereeniging oordeelen anders.

Prof. 'Obbink geeft dit bescheid:

Indertijd woonde ik de oprichtingsvergadering bij, en daar bleek duidelijk dat niemand loopgraven Wenschte, noch naar den confessioneelen, noch naar den vrijzinnigen kant. Het terrein ligt dus open. Om binnen te komen, behoeft men geen kanonnen, zelfs geen ezelskinnebakken bij ^ich te hebben, om zich een weg te banen; men kan er zoomaar in.

Dat standpunt is Sindsdien, zoover ik - weet, niet verlaten.

Beteefcent dat dan dat de Ethische Vereeniging geen scheidingslijnen erkent? In geenen deele. Tussohen ethisch en confessioneel loopt een grens; tusschen ethisch en vrijzinnig ook. Maar nu eischt het ethisch beginsel dat ieder voor zichzelf uitmake — zonder eenige controle — aan w'elke zijde dier gi'ens hij wenscht te leven.

Als een pur sang vriji'zinnige vroeg: mag ik lid worden van de Eth. , Ver. ? Dan zou ik antwoorden: natuurlijk, zoo goed als ieder ander, maar ik vrees dat ge er u niet thuis zoudt voelen. Aan een volbloed confessioneele zou ^k precies 't zelfde zeggen. Wie van rechts of links wil komen, die kome, maar hij zij zich bewiust dat hij een grens overschrijdt. Anders wordt het teleurstelling.

Dat is de geest, waarin de Eth. Ver. is opgericht. En mij ïs geen enkel feit bekend w'aar uit blijkt dat men nu iets anders wil. Wianneer het waar is dat een lid der Vereeniging aan een vrijzinnigle heeft gezegd dat tusschen vrijfzinnig! en ethisch eigenlijk geen verschil bestaat, dan zeg ïk: lees „loopgraaf" i.p.v. „verschil" en , de zaak is in orde.

Maar als nu eens de Inadernen bij Hen-, of honderdtallen zich. aansloten?

Zou men dan ten einde toe in die houding kun­ nen volharden?

Allen hebben toch in die Vereeniging gelijke rechten ?

En als het dan op een stemming aankwam? Men opent de mogelijkheid, dat men ten slotte uit eigen huis verdreven wordt.

Zulk werken in de ruimte k'an fataal worden.

Een grootsche onderneming.

Wat reeds lang op de wenschlijst voor onze kerken heeft gestaan, is nu tot een begin van vervulling gekomen.

Hoe werd het onder ons niet als een gemis gevoeld, dat wij nog niet hadden een bijbelverklaring, welke stond op de hoogte van den tijd en aan rechtmatige wetenschappelijke eisohen voldeed.

Maar thans heelt Prof. Ridderbos van Kampen de verklaring van het eerste deel van Jesaja de wereld ingezonden. Het omvat de hoofdstukken 1 tot 39.

En dit boek staat niet op zichzelf, maar ina.akt deel uit van een g'rootsche ondernem, ing.

Uitgever Eok van Kampen vatte het plan op heel de Sclirift op deze wijze te doen bewerken.

Behalve Prof. Ridderbos geven ook de professoren Aalders, Van Gelderen, Greydanus, Grosheide en Noordtzij zich ervoor, terwijl men voornemens schijnt ook andere Gereformeerde theologen aan te zoeken.

We hebben hier dus met een eerste proeve te doen. . .

En deze wekt het vertrouwen, dat tet plan slagen zal.

Gelijk men weet, heeft ook wijlen Ds J. C. Sikkel iels dergelijks beproefd.

Het is evenwel bij de verklaring van Genesis gebleven. - ' ' i

De opzet was te wijdsch.

Hoe gunstig toen ook de tijd voox de uitgave van boeken was, een constructie als waarvoor daarmee de grond werd gelegd, ging de draagkracht te boven.

De uitgave van Kok getuigt al dadelijk van beter inzicht.

Daarom hebben we alle boop, dat zij ook tot een goed einde zal worden gebracht.

Daarvan zal ongemeene sterkte op ons Gereformeerde leven uitgaan.

Onze predikanten en studenten ontvangen een betrouwbare verklaring.

En — worden de volgende deelen bewerkt gelijk Prof. Ridderbos het deed — dan zullen ontwikkelde gemeenteleden er evenzeer van kunnen profiteeren.

Want Prof. Ridderbos geeft zijn verklaring in voor ieder verstaanbare taal. Alleen in voetnoten veroorlooft hij het zich meer wetensdbappelijk te spreken. Hierbij zou ik de vraag willen stellen: waarom werd het Hebreeuwsch'e woord daar in Hollandsche lettertypen overgebracht? Was men bevreesd, dat de Hebreeuwsohe letters het gewone publiek zouden doen schrikken? In dat geval heb ik er vrede mee, want ook' anderen dan theologen moeten deze uitgave koopen. Anders zag ik liever Hebreeuwsche karakters.

Deze verklaring biedt tegelijk een nieuwe vertaling.

Daarmede zijn we hartelijk ingenomen.

Toen destijds de kwestie van een nieuwe of her ziene bijbelvertaling op het agendum van een onzer Synodes voorkwam, hebben wij als onze overtuiging uitgesproken, dat deze niet recht tot stand kon komen zonder bijbelcomjnentaar.

Een vertaling is op zichzelf reeds een verklaring. De kortste verklaring, die men zich denken kan.

De voorarbeid, welke aan een goede bijbelvertaling moet vooralgaan, is op zichzelf reeds bijbelverklaring.

Pleit er dan niet alles voor, om tegelijk ook dien voorarbeid in zijn meest rijpen vorm in druk vast te leggen?

Ook onze statenvertalers gaven in hun kanttee keningen tegelijk ook een verklaring.

Een vertaling alleen laat altijd onbevredigd. Men wil gaarne van de vertalers rekenschap hebben, waarom ze zóó hebben overgezet en niet anders. Ook dwingt een drukken der verklaring de bewerkers als vanzelf tot een nog nauwkeuriger vertaling.

Daarom begroeten we deze bijbelverklaring te hartelijker.

Er kan op den duur een betere vertaling der Schrift uit groeien.

Of de uitgave van „Tekst en Uitleg" onder redactie van den Groninger Hoogleeraar Van Veldhuizen bevruchtend op dit plan heeft gewerkt, weet ik niet.

Wel bleek, dat die Groninger boekjes er ^yoeA ingaan. Zelfs in onze kringen worden gebruikt. Dit kan spoorslag zijn geweest om ook van onze zijde dit te ondernemen.

In ieder geval is de uitgave van Kok geen copie van „Tekst en Uitleg".

Men krijgt hier niet eerst' de geh'eele vertaling voorop en dan een doorloopende paraphrase van den inhoud.

Doch Prof. Ridderbos behandelt het eerste Jeel van Jesaja pericoop voor pericioop. Hij geeft dan ook de vertaling pericoopsgewijze en doet die op den voet volgen door de verklaring. Dit vergemakkelijkt het gebruik! zeer.

Ook wordt dieper op; den zin ingegaan, bij moeilijkheden langer stil gestaan. „Tekst en Uitleg" gaat gewoonlijk heel vluchtig een bijbelboek door. Dikwijls ontvangt men op plaatsen, waarover noen gaarne eenig meer licht ontstoken zou zien, niet de minste voorlichting.

Daarvoor heeft Prof. Ridderbos zioh gewacht.

Natuurlijk zal in het gebruik weleens blijken, dat men niet op alle vragen ^antwoojd bekomt.

Maar dat gebeurt ten slotte bij iedere commentaar.

Over het geheel echter zal men met bevrediging dit werk gebruiken.

De inzet van deze grootsche onderneming was al bijzonder gelukkig.

Men zou dit boek ook kunnen beschouwen als de kostelijke vrucht van de eenheid in destweeërlei opleiding.

Hadden we geen dubbele opleiding, een onderneming , als deze z; ou niet zulk een goede kans hebben.

Het dubbel stel (hoogleeraren werkt in dit opTiicht zeker niet in het nadeel onzer kerken.

Want ervaring leerde, dat slechts weinige predikanten met wetenschappelijken aanleg zooveel tijd aan den praktischen arbeid konden ontworstelen, om hierin h.ulp te verleenen.

En waar nu de hoogleeraren van beide inrichting zoo sterk door hetzelfde beginsel werden gedreven, bracht de tweeërlei opleiding ten deze een vroeger ongedacht profijt.

Nog even willen we een proeve geven van Prof. Ridderbos' verklaring.

Men .zal zien, dat hij zich. zoo nauw mogelijk bij de Statenvertaling aansluit en ook in de veranderingen haar metalen klank weet te behouden. Ik kies daarvoor Jesaja 1:13—20:

Gaat niet voort, leugenachtige offergave te brengen: eene gruw el-branding is ize Mij. Nieüwemaansdag en Sabbath, samenkomsten uitroepen —• ik verdraag geen goddeloosheid en feestgedrang! Uwe niöuwemaansdagen en üwe hoogtijden haat Mijne ziel, zij liggen op Mij als een last. Ik ben moede ze te dragen! En als gij Uwe handen Uitbreidt, bedek Ik mijne oogen voor U; ook als "" gij het gebed vermenigvuldigt. Ik hoor het niet: luwe handen izijn vol bloed.

Wascht u, reinigt u, doet uwe booze daden van voor Mijne oogen weg. Houdt op van kwaad-doen, leert goed-doen; legt u toe op het recht, helpt den verdrukte voort, richt den wees, voert de twistzaak der weduwe.

Komt toch, laat ons samen rechten, zegt de Heere: al waren uwe zonden als scharlaken, zij ^•ullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, als wol zïullen zij zijn! Indien gjj gewillig izijt en luistert, ; Zult gij het goede des lands eten. Maar indien gij weigert en wederspannig izijt, z'ult gij door het zwaard gegeten worden; want de mond des Heeren heeft het gesproken.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's