GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Geschiedenis van een Polemiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geschiedenis van een Polemiek.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Noodgedwongen moet ik 'nog eens terugkomen op mijne gedachtenwisselin'g met 'het „Kerkblad voor D'rente en Overijsel", gevoerd in „De Reformatie" van 28 April, 12 en 26 Mei 'dezes jaars. Het zij mij vergund nog eens de aanleiding daartoe in herinnering te brengen. Het was niet mijn strijdlust, die mij in dit conflict bracht. Ik wist zelfs niet, dat er een „Kerkblad voor Drente en Overijsel" bestond, laat staan, dat ik er tegen wilde opponeeren. Einde April was ik nog onbekend met het ijeit, dat een maand tevoren in dat blad (in het nummer van '25 Maart) een scherpe aanval was. gedaan op één mijner artikelen in „D'e Reformatie". En ik zou er nog onkiindig van zijn, indien niet een broeder uit Zwolle zoio vriendelijk was gew; eest mij dit blad en tevens het num'm'er van 1 April toe te zenden. Zoo kwam' ik' op' de hoQgte van Ds Kapteyn's aanval op', mijn artikel óver „De mentaliteit van den evangelist" en zag mij als „een wilde evangelist" te pronk gezet, van zijn zijdelingschen aaftval op de artikelen van onzen eindredacteur over „Herkerstening" en van zijn drie mokerslagen tegen het werk der evangelisatie: de evangelisatie is in strijd met 'Gods Woord, is een gevaar voor de kerk en een gevaar voor de wereld. Ondanks dit alles viel jk niet van mijzelven, m'aar schreef een drietal artikelen, waarin ik trachtte aan te toonen, dat Ds Kaïpteyn , , De Reformatie" en de Evangelisatie wel in staat van beschuldiging had gesteld, maar nalatig was in het aanvoeren der bewijsgronden. Deze drie artikelen waren reeds alle geplaatst 'en nog hoorde ik niets uit Zwolle. Toen ik echter in Overijsel iemand bezocht, hoorde ik, dat Ds Kapteyn wel had geantwoord, maar mij weer geen exemiplaar vain het 359 Kerkblad had toegezonden. Kort daarop ontving ik van denzelfden broeder uit Zwolle, die mij ook de eerste bladen had toegezonden, twee nos van bet Kerkblad. In (het no. van 6 Mei 1922 staat onder biet kopje ^jEvangelisatie en BJefomiatie" o.a, te lezen:

„Mijn doel is niet daarop te antwoorden." Trouwens JSf. B. is nog niet aan het eind van eij'n „polemiek" en hoopt in een volgend artikel „Ds Kapteyn verder te volgen, in zijne beschouwingen". Dus we zullen de bui eerst maar volledig afwachten. Evenwel, een mensch is veranderlijk, maar vermoedelijk zal ik na de vglle bui doorstaan te hebben, ook niet antwo'orden.

Waarom toch niet? Wel het is enkel en alleen pure edelmoedigheid:

.... ik wil gaarne aan N. B. de streelende gedachte laten, dat hij mij inderdaad verslagen of op zijn minst vastgezet heeft.

Ds K. zegt verder wel N. 'B. met gelijke munt te kunnen betalen en op zijn beurt te kimnen „afdrogen", maar vindt dat een armzalig genoegen.

Sinds verscheen mijn tweede artikel.

Tot mijn leedwezen is het desbetreffend nommer van het Kei'kblad 'bij mjjne verhuizing zoek geraakt. De korte inhoud van' wat Ds K. hiertegten opmerkte, herinner ik mij echter goed. Ds Kap'teyn redeneerde ongeveer aldus:

ik heb wel gezegd: ik zal. er niet op ingaan, van dat voornemen zal ik niet afwijken, alleen zal ik een staaltje geven van de wijze waarop N. B, discussieert, maar verder z, al ik er niet op ingaan en N. B. v o 1 g e ons hierin!

Nadat zoo tot tweemalen toe de discussie nadrukkelijk gesloten was, hoorde ik uit Zwolle niets meer, verwachtte vanzelf uit Zwolle niets nieer te hooren. Daar ontvangt de redactie van „De Reformatie" den volgenden brief van Ds Kapteyn — nog wel op Koninginnedag geschreven. Zij stelde die in mijne handen en ik geef hem' in dit artikel een plaats:

Geachte Redactie,

In de num'mers 30, 33 en 34 van den tweeden jaargang van „Die Reformlatie" heeft één uwer medewerkers, de heer N. Baas, een piolemiek (of wat die broeder zoo meende te mlogen noemen) ^ gevoerd tegen wat ondergeteekende in „Kerkblad voor Drente en-Overijsel" .geschreven heeft over Evangelisatie, althans teg.en iets daarvan.

Afgezien van de 'wijze waaropi 'de heer Bi. dat deed en waarvan het aan u, geachte redactie, , te beoordeelèn staat, of ze was in overeenstemming met wat van een blad als „De Reformatie" mag worden verwacht, meen ik, dat van 'uw blad mij geen recht wedervaren is. Ofschoon uw medewerker zijn voornemen had te kennen gegeven mijl „na te rekenen", heeft hij dat niet gedaan, maar bleef hij in gebreke den lezers van „D'e Reform'atie" mede te deelen, hoe ik de gedachten, in de eerste artikelen over Evangelisatie uitgesproken, heb trachten te bewijzen uit .Gods Woord.

Gevolg is geweest, dat bij vele lezers van „De Refomiatie" een geheel verkeerde voorstelling aan-> gaande mijn inzichten over dit vraagstuk bestaat. Meerderen van hen heb ik jg(espiroken en telkens weer bleek me, dat het alzoo is.

Gaarne zou ik zien, en ik meen dat van u, te mogen vragen, dat opi de een of andere wijze dat onrecht werd goedgemaakt, niet alleen om. den wille van mij persoonlijk, maar allermeest om den wille van de zaak, die in het geding is.

Hoe dat geschieden moet kunt gij wellicht het best beoordeelèn. Wèl meen ik recht te hebben op volkomen duidelijke inlichting van de lezers van „Die Reform'atiis". Zoo gij, geachte redactie, mij gelegenheid meent te moeten geven in „De Reformatie" mijn inzichten omtrent Evangelisatie uiteen te zetten, — ik ben daartoe van ganscher harte bereid.

Met opname dezer regelen, waarvoor bij voorbaat mijn dank, zult u ten zeerste verplichten.

Uw dw. dnr. en br. K. J. KAPTEIJN.

Zwolle, 31 Aug. 1922.

Ds Kapteyn klaagt over een onrecht, dat goedgemaakt moet worden.

Het zal den lezer van deze geschiedenis duidelijk zijn, dat N. B. hem geen onrecht gedaan heeft. In de eerste plaats heeft niet N. B. hem maar hij N. B. aangevallen, in de tweede plaats heeft 'hij N. .B. van dien aanval onkundig gelaten, in de derde plaats heeft hij tot tweemalen toe nadrukkelijk verklaard, niet op de polemiek van N. B. te zullen ingjaan, in de vierde plaats heeft hij N. B: verzocht ibem hierin te volgen, in de vijfde plaats heeft hij van zijn verdere artikelen N. B. niet op de hoogte gesteld, in de zesde plaats is N. B. gaarne bereid de argumenten van Ds Kapteyn onder de oo|gen te zien, wanneer deze hem slechts de desbetreÖende artikelen toezendt.

Evenwel, hier kan naar waarheid iran onrecht gesproken worden.

DIS Kapteyn doet zichzelven en zijne positie onrecht door zijn inconsequente houding. En zulks strekt tot oprecht leedwezen van

N. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De Geschiedenis van een Polemiek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's