GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de sshool der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de sshool der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIH,

De Grieken zoeken wijsheid.

Wijsbegeerte is dus, doodeenvoudig, bege©rte na; ax wijsheid.

In den naam ligt het begrip.

MAar nu z ij n w© er niet. We hebben nog maar een Iheel klein begrip v^n 'het begrip. Niet meer dan een uitgangspunt!

Want daar groeit een hèele tros vragen uit het één© [antwoord. Bijvioorbeeld: Is de begeerte alléén geno©g? — Natuurlijk niet. — Op de begeerte volgt: Ik jaag er naar, of ik het ook grijpen moeht.

Maar: Hoe moet ik izoeken? Met mijn ver­ stand? — Ja, dat ispreekt vanzfelf. — Maar óók met de. verbeeldingskracht en het onmiddellijk ge. •voel (de intuïtie)? — Keker.

Is dit zoeken w^aameming of bespiegeling? Qf is .hjet beide? — Het is beide.

Is de wijsheid, die ik zoek. Vrucht van de naakte wetenschap, of behoort zij tot ©en afzonderlijk' ge-M©d, gelijk godsdienst en kVinst? — En weder antwoorden we-: beide.

Zóó kan mien verder vragen, en het zijn geen. ijdele vragen, spitsvondigheden, die het redbt geven om kregel te worden, — we moeten ons, hoe afgetrokken, beschouwend, het probleem' der begrips. biepabng ook zij, de inspanning van een verder filosofeeren over het begrip „filosofie" getroosten.

De geschiedkundige weg is, gelijk' zeiden, de doelmatige weg.

In de school der wijsbiegeerte begint iedere leerling in de Griekschie klas.

De Grieken zijn de pioniers en grondleggers van het koninkrijk, of liever van de republiek, der vsrijsbegeert© geweest.

Zeldziaam juist Iheeft Paulus den geestelijken aar-d van dit volk gekensöhetst, toen hij schteef (1 Cor. l:22f): Ovei'mits (duidelijker: erwijl) de .loden een teeken 'begeeren, en de Grieken wijsheid zoeken".

De religieus-mystieke. Jood dorstte naiar het bovennatuurlijke. Vér 'boven de liefde tot d© gescihapene wereld ging hem de liefde tot den Schepper. Meer dan hiiet de wereld, de middellijke Gods openbaring, waarin hij 'zich veelszins een vreem'deling voelde, dweepte hij met de onmiddellijke Godsopenbaring, dat is met het wonder.

De uitermatige kunstgevoelige Griek had de söhoo'niheid lief. Hij v'erb'aasde zich over het AverK der Wereld, welker ktmstenaar en bouwmeester (de hem onbekende) God is. D© artistieke verwondering dreef hem tot denken, tot het naspeuren van den !ziin der wereld, dia, t is, tot het zoeken van wijsheid.

De apostel Paulus was niet onkundig van de door Griekenland gevondene wijsheid.

In den tijd, toen hij zijn brieven aan de Grieksc'tie gemeente van Corinthe schreef, had het Griek'sche volk reeds vijf eeuwen van vruchtbaren denkarbeid achter !zich. Het meest weelderige bloeitijdperk van de Grieksche wijsbegeerte, waarin de nameij. van Socrates, Plato en Aristoteles, prijken, was reeds Voorbij, en de sohuren der cultuur waren ópgehoopt-vol yan de schatten van den oogst.

En gelijk eenmaal uit de Egyptisch© broodmagazijnen voedsel was geleverd aan de hongerende volken (ook het Joodsche!) rondom, Moo had ook Griekenland van feiijn wijsgeerigen overvloed lütgedeeld .aan de landen van d e g e h e e 1 e W e r e 1 d, welke Augustus liet beschrijven (Luk. 2:1).

In deze „oude wereld" was de Romein b'aas toet het zwaard, maar de Griek met het g©nie, en hij had haar zoodanig gehelleniseerd („Hellas", .is de andere naam voor Griekenland), dat het christendom, in de opschrijving en verbreiding van het evangelie, izich van zijn taal, en tendeele ook van zijn ibegrippen heeft bediend (zie het standaardwerk van Dr R. H. Woltjer: „Het Woord Gods en het woord der menschen").

Het behoeft dus heelemiaal geen verwondering te wekken, dat een geleerde, als Paulus, hoewel Jood, van de Grieksche wijsbegeerte op de hoogte was, althans 'haar beteekenis als cultuurgewrocht doorzag.

Alleen schijnt het oor deel van Paulus over de wijsheid-zoekende Grieken van dien jaard te zijn, dat een christen er door wordt afgeschrikt offi hun discipel te worden.

De kritiek der tegenstelling is niet m'alsch: Het dwaze Gods is wijzer dan de menschen, ©n het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen (dat zijn Socrates en Plato) beschamen zou.

Ja, volop vernietigend schijnt izijn oordeel, als hij triomfeert": ^, Waar is de wijze? Wiaar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer Wereld niet dwaas gena^aakt? "

En toch sidderen wij niet voor het contact inet de Grieksche „dwazen".

Wij komien tot hen, wat onze wereld-en levensbeschouwing betreft, niet, als de z'oek'enden, maar als degenen, tot wi© de Schtift z'egt: „Gij' weet alle dingen".

Wij zoeken bij hen niet de wijsheid, die ons wijs m(aakt „tot zaligheid", toaaar iets heel anders, dat voor onze mienschontwikkeling óók waarde heeft, namelijk den schat der lalgemeen© genade, dien de „wereld" zoo dikwijls imisbruikt tot „d'waiasheid", en die toch, in dienst der bijzlondere openbaring, aan het bovennatuurlijk Koninkrijk ten goede komt.

De „wijsheid” der wereld" is 'all©©n dwaas door toepassing d©r dwaasheid.

De Grieksche Logos-idee, (het woord, de rede), is op 'zichzelf wijsheid, maar wat baat ze den < jriek, wanneer hij ze 'misbruikt tot eigenwijsheid en ^ch daardoor ergert aan den Gekruisigde?

De hate dezer wijsheid is voor den navorsoher .van h'et Evangelie van .Johannes, dat opent me' de Woorden: „In den jbeginne was de Logos, eji de Logos was bij God, en de Logos was Goid”.

Maar wij Izouden waiarlijk' 'éen schijn op ons laden alsof wij wilden jgiaan bewijzlen, wat voor iederen „cjalvlnist" ranzielf-sprefeend is. Wij behoeven geen-uilen te draigen naar.. . GenèVe.

Het jmerfiWiaardige en mooie (vormelijk' gesprojjen) wn de Griellcscihie wijsbiegeerte is, dat ze een geschiedenis heeft doodoopien, die duidelijk^ een lijn van ontwikkeling en daarna-yolgende rijp-wording len lafsluiting vertoont. ; Er is geen toevallige a.anéénrijging [van ffieiten, miaar |het opgaan, ' blinken en verzinken, van één leven; de stuwing van één geest, tien eeuwen lang, die de ziel van h'et volt opwekt, .beheersclht en loslaat, lals haar taak is volbracht.

Het is een verrassend en, in zijn soort, geheel eenig 'versohijnsel in de wereldgeschiedenis. Alle problemen, die, ook nu nog tot h'et begrip en de taak der w'ijshegeerte behooren, 'hebben de wijzen van Hellas , aan de orde gesteld en, voor een deel, is de moderne wijsbegeerte voortbouw op de antieke wijsheid.

Kuno Fischer oordeelt (Geschichte der neuern Philosophie, B: and I): „De Grrieksclhe philosophie is in de uitwerking en opeenvolging van haar problemen het bewonderenswaardig en onvergelijkelijk voorbeeld van ©en diepzinnige en tevens hoogst natirarlijke en eenvoudige ontwikkeling. Niets is hier kunstmiatig verzonnen, nergens' is in den voortschrijdenden gang der ideeën een sprong^ overal iiijn de samenbindende gewrichten dóórdacht en welgevormd, de samenhjang der leden is zóó duidelijk en harmonisch, dat wij overal den vormenden geest der klassieke kunst herkennen. Dezen indruk maakt ia 11 e en de Grieksehe philosophie. En welkeen voUieid van gedachten len rijkdom^ van ontwikkeling beleeft zij. In haar aanvang raa; kt zij de dichterlijke sagen van den natuur-godsdienst; aan ihet einde staat z'ij tegenover het dhristendomi, dat zij inééhelpt tot opbouw als een wezenlijk vor-' mend instrument". -

Laat ons trachten dezen ontwikkelingsgang in korte', 'duidelijke, lijnen te feohetsen, om alzoo te komen tot een dieper len duidelijker inzicht in het begrip „wijsbegeerte".

Het is ^aerderlei wijsfeid, waarmee de Grieksehe denker zich, in een opklimmende reeks, bemoeit.

Eerst is de wijsbegeerte een zoeken naar de oplossing van het wereld-probleem; daarna van het probleem der kennis; vervolgens van het probleem der vrijheid; en eindelijk Vian het probleem' der verlossing.

Natuurlijk zijn de grenzen van deze verdeeling', die wij aian (den Hegeliaansclhen, al te idealistisöhen, en dus niet geheel te vertrouwen) Kuno Fischer ontleenen, niet zuiver gescheiden len vinden wij bijvoorbeeld het wereldprobleem' óók in de tweede periode terug, maar om een globiaal overzicht te te krijgen van het ontzaglijk gebeuren in dat miraculeus Grieksch wereldje klan deze verdeeling nut liebben.

Bij de oudste wijsheid-zoekers is het.begrip' wijsbegeerte dus ialleen het nadenkien over het geheim' van het hestaan der wereld (in den algemeeneu an als de, den mensch' omringende, natuur).

De eerste vraag is: Waaruit bestaat de wereld? —_En daarop jantwoordt de één: de grondstof is Water; de ander zieigt: lucht; de derde: vuur.

Maar onmiddellijk op de vraag naar de stof volgt het zoeken naar het beginsel, dat de stof b^eerscht en haar tot een harmonisch geheel heeft opigebouwd, toi.a.w. [h|oe bestaat de wereld?

Deze vraag llcwam op uit sch'oonheidsontroering, uit de verbazing (over de^^wonderbare werkelijkheid), die volgens den Griek de moeder der wijsbegeerte is-, en hem er toe bracht om de wereld te noemen met een naam (kosmios), die letterlijk sieraad beteekent.

De orde nu der bestaande wereld werd door Phytagoras denkbaar gemaakt door het getal (verhouding, statistiek).

Dit antwoord was echter alleen formeel; de Griek zoekt ook de wijsheid Vtan 'Jitet ontstaan dèr wereld, en op dat probleem kwapien twee antwoorden, die zuiver tegenovergesteld aan elkander waren en toch op • elkaar ij)asten, als de dubbele schelp van een zeedier.

De Eleaten {naar E Ie a in Italië, waar Xenophanes, de stichter dezer school stierf) zeiden: Het oiatstaan der wereld is onderikhaar en dus onmogelijk. De wereld is er ilm'mer jgevfoest als een onveranderlijke grootheid, bestaande uit elementen en a^tomen (de kleinste samenstellende stofjes).

Maar anderen, uitgaande van dezelfde onderstelling (dat het ontstaan der dingen niet afgeleid of verklaard kan worden), kwamen tot de tegenovergestelde slotsom': Het lontstaan gebeurt altijd en onophioudelijk, de dingen z'ij n er en tegelijk zijn ze 'sr niet, met andere woorden: Planta rei (alles verandert), — gelijk de beroemde spreuk: ran Heraikliet luidde 1).

Men ziet, dat deze wijsbegeerte zeer nauw samenhangt met wat wij natuurwetenschap noemen.

In deze wetensqhap wordt een onderzoek gedaan naar de elementen, waaruit de stof is samengesteld en naar de z.g. k'racihten en wetten, die het natuurgebeuren beheerschen.

Alleen is dit het verschil: — den Griek is het niet om pure natuur'kennis te doen, maar om de hoogere kennis, die hij wijsheid noemde.

Er zat bij den Griek achter de studie het zoeken naar den onbekenden God, h'et was in den dieperen zielegrond een zoeken of zij Höm!, die niet verre is van een iegelijk van ons, ook tasten en vinden mochten.

En natuurlijk had dus de wijsheid ook beteekenis' voor het leven, de levenshouding en levenswandel.

Het begrip wijsbegeerte sloot bij hen in ook de ethiek.


¹) In het bekende gezangvers: „Alles wisselt en veranderi" klagen wij dezelfde waarheid, maar niet pessimistisch, gielüt Herakliet „de donkere" (gelijk hiji met ben ui]naam wordt genoemd), want er volgt (de Eleatische wijsheid overgebracht op God): „Maar Gijzelf verandert niet".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de sshool der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's