GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Betreuren we dus den holDgen tO'On in het boek va.n de predikanten Danhof en Hoeksema „Van Zonde en Genade", waarin zij de leer der Gemeene Gratie bestrijden, anderzijds volgde op dezen eersten indruk de tvyeede: welke 'staaltjes van sterke logika levert hnn boek.

Indien zij maar van de juiste praemissen (grondstellingen) uitgingen, wat kracht zo'U'den zij dan in de Araerikaansche kerken kunnen ontwikkelen.

Zoo zij slechts beschikten over ©en. gwed voorzien dogmatisch en dogma-historisch fonds, zoü men van

hen groote verwachtingen mogen koesteren en zouden zij zich kunnen opwerken tot èerste-rangs-dogmatici, aan wie de Gereformeerden hier en zeker ook in Amerika dringende behoefte ' hebben.

Hun geest is er als het ware ' voor geïnstrueerd. J'Iaar dan zouden zij tocli voel meer werk moeten maken van de vóór-studie.

Het eerste hoofdstuk van hun boek toont dit reeds. Hot boek — dit terloops — bevat vijf hoofdstukken: historisch overzicht, kritisch onderzoek, onze beschouwing, repliek en exegese.

Uit deze opsomming ziet • men, dat men hier geen principiëele uiteenzetting van hun gevoelen zal vinden, maar meer een aanval pp bon, die aan de leer der gemeene gratie vasthouden.

Maar in het eerste hoofdstuk al komt hun gebrek aan bronnenstudie aan het licht.

Zij kennen de dogmageschiedenis op dit punt blijkbaar niet door en door, doch construeeren er zelf maar één.

Met de werkelijifee historie spelen zij aJs kat en muis. l'ot blz. 40 gaat het goed. Over de leer van Augustinus on Pelagius on over het semi-pelagjanisme schrijven ze in den gangbaren zin. Extra-studie zit er niet achter. Maar men kan er zich, behoudens een enkele uitspraak goed mee vereenigen.

Doch op blz. 41 begint het spel met de historie. Zeer hoog geven de Schrijivers op van de Dordtsche leerregels. Maar zij hebben toch kritiek. 'Zij schrijven: „Doch absoluut consequent .doorgetrokken en alzijdig üuiver toegeipasf op het gelieele "leven hebben de Dordtscha vaders deze lijn van Gotls eeuwige voorbeschikking en praedestinatie-idee niet. Hunne .-beperkte opvatting van de praedestinatie, die zij zoo goed als uitsluitend Ijctrokken op het toekomstige lot van den enkelen nionsch, laat geen recht wedei'varen aan het organisch verband de-r dingen. Men dacht zich den mensch te veel apart, los van de overige schepping; en daardoor kreeg do praedestinatieleer een te individualistisch-particuliaristische kleur. Waar 'betrekkelijk over 't hoofd gezien werd, dat de eeuwige voorbeschikking Gods doelt op het eindresultaat van alle dingen, in ouderlingen samenhang gedacht en niet slechts op hot finale lot der geestelijk-zedelijke schepselen; daar moest het org: anisch Ii, arakter der goddelijke praedestinatie wel op den achtergrond geiraken. En zulks kon op den duur niet dan schadelijke gevolgen hebben voor het practische leven." Dit oordeel ovec de Dordtsche Synode is dus lang niet malsch. Vanzelf geeft dit te denken. En daarom is bet goed, ook op het overige van hun kritiek te lotton.

Bij-onze vaderen, zoo geven de schrijvers toe, gjng do natuur wel boven de leer. Maar van het organische hadden zij .geen goed besef. Zij legden een mecha-•'uisch verband tusschen het beginsel des nieuwen levens uit de persoonlijke verkiezing ter zaligheid.en de eero Gods, als einddoel van het volle leven van het gnnsche schepsel. „Eigenlijk gingen zij uit van twee ))eginselen, namelijk: personeele verkiezing ter zaligheid on de verkiezing van het Nederlandsche volk, om dienst-])aar te - zijn aan Gods koninkrijk van de genade." (Blz. 42.)

Dat opent al weer een nieuw gezichtspunt. En hoe liomen dei schrijvers eraan, dat de Dordtsche vaderen tevens uitgingen van de verkiezing van het Nederlandsche volk? Zij beroepen zich daarvoor opi een uitlating van Dr Wagenaar in ï-en populair boek! Zij onderzoeken niet eeais of Dr Wagenaar niet te veel zijn eigen beschouwing heeft laten spreken. Van een teruggaan naar •officiëele stukken is geen sprake. Daarenboven valt Uit het citaat van Dr 'Wagenaar nog; niet af te leiden wat de schrijvers poneeren. Zij wilden het er in . lezen en vroegen zich niet af of dit ook voor andere • uitlegging vatbaar is.-Dat moet toeh-wel wat lichtvaardig heeten.

Maar zij gaan''nog veMëf: 'O'm Két 'Néderlaridsche nationale volksleven te laten opbloeien uit het beginsel der persoonlijke verkiezing, steunden onze vaderen óp den 'sterken arm der overheid, die „dienaresse Gods moest zijn". „ZoO' komt het dan ook, dat Prins Maurits de groote Dordtsche Synode der Gereformeerde Kerken samenriep." (Blz. 43.) „Zij kenden aan de burgerlijke overheid niet slechts een zeker recht toe in betrekking tot de geestelijke zaken der Gereformeerde Kerken, maar-wilden, dat de Nederlandsche regeering de zaak van dé zaligmakende genade Gods zóu behartigen." (Blz. 44, ) De Dordtsche reformatie is dan ook mislukt. „En de mislukking moet. mede worden toegeschreven aan do onjuiste toepassing van het beginsel van de verkie> zing der genade." (Blz. 45.)

Wio zoo iets hier leest, slaat de handen'ineen'van verbazing.

Zulk oen aeschiedbeschouwifflK3tiï'ilS##-ons totaal vreemd.

Ik zou wel wat overdrijven, 'wanneer ik beweerde, dat op de gemelde bladzijden evenveel dogmatische en historische fouten voorkomen als zinnen. Doch het aan. tal vergissinsien is zonder., ; dié: , ; overdrijving al groot genoeg.

De schrijvers hadden op het oogenblik, dat ze dit neerscbreven, niet het goede per spek tie f in deze beslissende periode uit de kerk-en dogmageschiedenis. Op zichzelf zou het" al verkeerd zijn, wanneer zij de Dordtsche vaders alleen beoordeelden naar de artikelen tegen de Remonstranten. Die belichten uiter-. aard maar °één punt der belijdenis. Men kon er toch niet heel de dogmatiek bij, sleepen. Onze vaderen hebben meer gedaan. Zij: hebben ook den tekst vastgesteld van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en den .Heidelbergschen Catechismus en daarmee hun instemming betuigd. Naar die geschriften moeten zij dus evenzeer worden beoordeeld.

Onbegrijpelijk wordt bet eerst recht, als de schrijvers met stelligheid verzekeren, dat onze vadoren de uitverkiezing individualistisch-particularistisch opvatteai. Hoe kon zulk een gedachte ooit bij hen postvatten. Onze Dordtsche leerregels zouden geen oog hebben voor het organische in de uitverkiezing? Hoe is 't mogelijk. De verbondsgedachte-loopt door alle Dordtsche Canones heen. Indien ik dat ten volle bewij'zen wilde, zou ik ieder artikel moeten overschrijven. Ik kies er dan ook slechts één uit n.l. dit: „Nademaal wij van den wil Gods uit Zijn Woord moeten oordeelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der geloovigen heilig zijn, niet van nature, maai-uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouderen begrepen zijn, zoo moeten de Godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner-kinderen, welke God in hunne kindsheid uit dit leven wegneemt" (I, 17). Vrage: is dit, is de heele verbondsgedachte organisch of niet? De idee, dat Nederland een tweede Israël zou zijn, ontsprong niet in de dagen der Dordtsche Synode maar in veel later tijd. Ik heb althans niets daarvan in de stukken dier dagen gevonden. Weten de schrijvers het beter, dan houd ik anij gaarne voor hun bewijsplaatsen aanbevolen.

En de verhouding van kerk en staat in die dagen!' Daarover kon beter gezwegen. De daad van prins xMaurits, door de schrijvers aangehaald, is juist een Uitzonderingsgeval. De staat onderdrukte de kerk, zoodat zij geen Synodes kon houden. Met dit voorbeeld zijn de schrijvers niet bijster gelukkig.

Maar" alles bij elkander genomen vangt hun kritiek op do leer der genieene gratie eigenlijk reeds aan bij de Dordtsche Synode. Zij beschuldigen Kuyper, Bavinck e.a. voor het organische niet igenoieg oog te hebben gehad. Zij prediken zelf een organisch zondebegrip'. Grond daarwoor vinden zij in de belijdenisschriften niet. Daarom moeten zij er toe komen om ook de Dordtsche vaderen te beschuldigen, dat zij het organische te veel over het hoofd hehben gezien.

Voor hen is dus het standpunt der Bordtsche Synode eenzijdig.

Zij stellen zich daarom niet met beide voeten op de belijdenis der vaderen, doch slechte met één voet. Den anderen zetten zij op hun persoonlijike opinie van het „organische".

Is zulk een wijdbeensche positie niet bodenkelijl!: . Zijn ze, als ze daarin konsefcwent blijven, nog wel volledig Gereformeerd ?

Kortademig.

Het einde van den richtingenstrijd in de Hervormde Kerk is helaas nog niet ts zien.

Wij zeggen dit niet, omdat-wij ongeduldig zijn, maar omdat; zooveel goede actie ^ daardoor in haar geboorte . blijft steken.

Bergopwaarts" geeft deze droeve schildering van don toestand:

In onze hervormde kerk zouden wij allen willen blijven, maar de meesten stellen een voorwaarde. Rechts wil zich daarin gaarne handhaven als men maar ruim kan ademhalen, .wat verhinderd woirdt doior 't bestaan van links. Sinds de donatisten acht men zuivere lucht gezond (ik meende, dat Adam en Eva er al zoO' over dachten. H.) en gelijk inzicht veilig (waren er ook in deze geen voorloopers? H.) en men is minder bevreesd dan do Heer ' des oogstes om met het onkruid de tarwe uit te rulvken. (Kan men die beschuldiging ook waar maken?

Ter linkerzijide wil men .ook blijven mits het recht tot ademhaling, wat verhinderd wordt wanneer het algemeen stemrecht te zwaar • api hen ligt en zij missen het • equivalent van 't getal hetgeen onder meer tot de zwakke punten der kerkelijke linkerzijde behoort.

In het midden blijft men gaarne in de kerk, met dien verstande, dat men mede .wenscht adem^ te halen, terwijl deze te dikwijls stokt door den strijd aan weerszijden. Zij' voelen zich als in Kedar's tenten en zingen bedroefd:

Ik zeek den. vree steeds aan te kweéken, Maar kan er nauwelijks .van sp'reken Of ik zie mij'n reden afgebroken En hen tot woed' en krijig ontstoken.

(De historie herhaalt zich! Staat de ethische richting weer opi het punt om ethisch irenisch te worden? H.)

Hoe nu al deze begeerigen te voldoen?

Prof. Obbink rekent ons wetenschappelijk voor, dat het voorshands onmogelijk is. En 't is gelukkig ook niet zoo noodig als men meent. Al kunnen we niet ademhalen, zooals we willen, we kunnen in onze kerk toch nog werken. En als al de leden onzer vijf, zes p'artijen dat doen, dan ziet het er voor iOnze kerk niet zooi kwaad uit.

Men krijgt zóó wel een benauwde idee.

Vroeger heette het dogma het i; eurslijf, dat de ademhaling belemmerde.

Nü zijn het de verschillende partijen.

Eigenaardig doet het aan te lezen: „Al kunnen we niet ademhalen, zooals we willen, we kunnen in onze kerk toch werken."

Ik geloof echter, dat als de ademhaling; niet goed functioneeren kan, het met het werken ook niet te hard zal vlotten.

Ik zal .dit beeld niet Uitwerken.

Anders zouden we licht tot schertsen verva.Uon.

Van ons heeft men geen spot te wachten: wat willen die amechtigen.

Integendeel rijst ons gebed op, dat voor onze broedoren in de Hervormde Kerk spoedig het uur der kerkelijke vrijheid zal slaan.

Doorzien.

Toon we over prof. Cramers reis in Hongarije spraken, voorspelden we reeds, dat niet ieder 'zich door het „Calvinistisch" vlagigedoek, Avaa; rin hij zich verinomd had, had laten misleiden.

Dit komt reeds uit.

In „De Hongaarsche Heraut" geeft prof. Sebestycn aan vragers de volgende inlichtingen:

1. moet men weten, dat de Hollanders, tot welke kerk of kerkgenootschapi zij! ook behooren, dóór de Hengaren even hartelijik worden .ontvangen en begroet. Want de Hongaren gaan de buitenlanders niet allereerst naar hun richting of godsdienst , sorteeren. Maar natuurlijk de Gorefornieorde Hongaren , o(ntyangen iedereen, die zich •Gereformeerd noemt en als kerkolij'ke afgevaardigde verschijnt, mei dubbele vriendschap..

2. Onze Kerken en menschen in Hqagarije weten hoegenaamd niets'van de kerkelijke partijen en strijidpunten in Holland, die vooral de Hervormde Kerk verdeelen. Bit heeft oivorigens P'rot. Cramer iQiok zeer juist opigemerkt. Maar van den anderen kant.

3. Zijn de Hoingaarsche Geref. Kerken, ofschoon in velerlei lOplzicht vervallen, verre van zoo naar richtingen verdeeld • en van het modernisme • doordrongen als de Ned. Herv. Kerk. Integen4eel; de wederoipleving van het Kerkelijk leven staat geheel in het teefcen van het. Calvinisme in zijn zuiversten v'olrm. Djit is het ideaal.

4. Hierdoor komt het dus, dat indien iemand uit Holland komt en zegt, dat hij de „groote" ..Geref." Kerk replresenteert, hij' natuurlijk met de allerhartelijkste gastvriendschapl ontvangen wordt, want de naïeve Hongaren kunnen zich heelemaal niet voorstellen, dat er in het Buitenland Kerlten zijtn, die zich wel Gerefarmeerd-Hervormd noemen, maar waar 8/10 der leden niets van de Calvinistische beginselen willen weten.

7. P'rof. Cramer werd dus door do eenvoudige gemeenteleden van de eene zijde begroet ; i I s C a 1-V i n i s t on van de andere zijde in Zevenburgen gevierd • als groot vüend van hot Hongaarsche volk. En in het algerneen .moeten wij! opimer-ken, dat de menschen bij' ons niet dadelijk zoo-scherps theologische 'distincties maken als in Nederland en zij vragen niet dadelijk wat uw theol. richting is. Want zij beschouwen vooral de "Hollanders 'allereerst als barmhartige Samaritanen en vrienden van hun in ellende gestooten land; veel meer uit philantrcpisch en pO'litiek oogpunt dus en iiiet allereerst uit theol. oogpunt.

8. Maar wij' moeten het O'ok toegeven, dat Prof. Cramer natuurlijk oO'k omringd was door menschen in Hoingarijie, die uit tweeërlei oogpunt zijn vriendschap hebben gezocht, n.l. sommigen daarom, omdat zij tegenstanders zijn en instinct-" matig bondgenooten zochten in Holland legen ons; en andei-en a: ndat zij theologisch werkelijk niet alleen van de „Diordtsche artikelen" en O'p den voorgrond stellen van het leerstuk der predestinatie niets willen weten, maar zelfs tegenoiver den Heidelbergschen Catechismus en „de mooie en ruime tweede Zwitsersche Confessie" critisch optreden en daarom zich in ons kamp natuurlijk niet thuis kunnen voelen. Gelukkig, dat dergelij'ke theologen tegenwoordig bij' ons niet zoo velen zijn. Maar het is best begrijpelijk, dat deze menschen over de Gerot. Kerken in Nederland wel schimpend als de „Kuyperkerk" spreken.

Wij meenden dit alles ' te moeten veri ellen om door de Nederlanders te laten voolen, dat zij in Hongarije niets naar hun e ij o n maatstaf moeten meten. Want onze toestanden zijin iio, g eigenlijk zoO', dat Nederlandsche Geref. pr-o-fessoren e!ok door niet-Gereformeerden toegejuicht zijn en de niet-Gercformeerde HoUandsche professoren ook door onze Gerofonneerde menschen verwelkomd; natuurlijk niet met het oog , op hun richting, maar allereerst o' m d a t z ij' Hollanders z ij n. Want ons Geref. volk weet van do Nederlandsche kerkelijke toestanden evenzO'O' veel, of liever gezegd oven zoo weinig', als het Nederlandsche volk van de Hongaarsche kerkelijike toestanden. Bij ons wordt dus iedereen als Gerefoirmeerd begroet die uit de Herv. kerk elf Geref. Kerken komt, vooral als hij zich als Gereformeerde voordoet.

Als ik snij niet vergis di-ukte prof. Sebestyen in zijn Hongaarsch blad zich no'g wat sterker uit. Men kan dus gerust zijn.

Er zijn er ook in Hongarije', die Dr Cramer hebben doorzien.

Het ruisclit.

Na het prachtige aanbod van de kerk van Anna-Jacoba-Polder om-©en zeker bedrag jaarlijks toe te staan, voor Hongaarsche studenten bleef het eerst slil. Maar-nU begint het weer - te ruischen.

Op het agendmn van de classis Warffum komt het volgende voorstel voor van de kerk van Roodeschoo!: „De Classis neme de kosten van opleiding (f 1000 per jaar) van een Hongaarsch .student aan de Theol. School of aan de Vrije Universiteit geheel of gedeeltelijk vO'Or haar rekening."

Dien kant moet het uit.

Zeer korrekt.

De kerk van Leiden kreeg ee-n schrijven van een dor legerpredikanten, dat ook over 1923 een subsidie beschik, baar gesteld was voor de kerk van Leiden voor het on'derwijs en d© bearbeiding der militairen.

Geheel konform het advies der Synode besloot de kerkeraad die subsidie niet te moeten aanvaarden.

Hebbe elke kerk, tot wie deze verleidiag komt, den zedelijken moed in gelijken zin te antwoorden. Geen zilveren koorde 1

Fetisjisme.

De „N. R. Ct." dacht bij onzen raad in zake het „bidden op reis" aan „fetisjisme".

Men anoet maar de gave van combinatie bezitten. Dan kan men het ver brengen.

Voorzoover ik weet is een „fetisj" een stoffelijk voorwerp, waaraan men goddelijke vereerirug toefcent.

Van zoo'n stoffelijk voorwerp was er althans in •ons artikel geen sprake.

Maar dat schijnt den redacteur niet te hinderen. Als het kind maar een naam heeft.

Liefst een verachtelijken.

Want dat bidden op reis, ziet u, is sonmnigen toch maar een doorn in het oog.

Meteen neem ik de gelegenheid te baat, om aan tweo inzenders, die over het onderwerp: „bidden op reis" wat breeder schreven, te berichten, dat ik hun missives gaarne als teekenen van instemming beschouw.

Niet, omdat ik alleen den smaad van „fetisjist" wil dragen.

Maar omdat de zorg voor ons blad dit wenschelijk maakt.

Vragenbus.

Weer kwamen er vragen voor de vragenbus.

Wij willen dit vragen gaarne aanmoedigen.

Laten de vragen maar taestroomen!

Diach, zooals we reeds meermalen verzochten: men zen de ze dadelijk aan dein redacteur van die rubriek: Prof. Dr F. Wl Grosheide, Amsteldijfc 183,

D'us in geen geval aan den Eindredacteur. Alleen vragen, die betrekking hebben , 0pi zijn artikelen en de leiding van het blad, kunnen tat hem' worden gericht.

Maar alle overige moeite bespare men hem.

Tweede deelen.

Telkens, onlangs nog uit Amerika, wordt miji gevraagd, wanneer het tweede deel van mijln pïoefschrift komt, handelend over het „Getuigenis des Heiligen Geestes". OiOk kleedt men de vraag wel in tmjifelvorm in: of het nog komt? Laat ik berichten mogen, dm mij in één slag van welwillende vragers te ontslaan, dat lik, zoo de Heere mij! de krachten laat, dogmatische monografieën hoop uit ie geven en daarbij in systematische orde ook het vervolg op mijn dissertatie hoop te bfehandelen. Het plan is werkelijk niet opgegeven.

Hetzelfde geldt van het tweede deel over pirof. Bavinck, waarnaar men ook meermalen informeert. Ook dat kamt, zoio de Heere wil. Maar het is mijln plan daarbij tevens te geven een geheel .omgewerkte levensbeschrijving van. prof. Bavinck en die twee deelen te vereenigen in één niet al te lijVig boek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's