GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Macedoniër.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Macedoniër.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor ditmaal willen wij eens ondei" deze rubriek' de aandacht vestigen op ons Gereformeerd Zendingstijdschrift.

Het getal abonné's is wel zoo groot, dat „De Macedoniër" bestaan kan, maar het moest toch veel grooter zijn. Het is beslist noodzaktelijk, dat met name onze kerkeraadsleden het blad kennen en lezen.

En dat wel voornamelijk om twee redenen. Allereerst is er niets wat meer de liefde voor de zending aankweekt als kennis van de moeilijkheden en de vruchten van den arbeid'.

Welk een rampzalige menschen! Dat is de eerste indruk, dien gij krijgt bij het lezen van het artikel over Egypte, van de hand van DT Bakker, in het Juninummer. Zeker gaat het daax wel over de Mohammedanen in het Nijlland, maar zoo heel veel verschil is er toch niet tusschen hen en die op Java; het is in elk geval hetzelfde geloof, dat voor de eeuwigheid beschaamt. Hoeveel vraagt het niet van onze zendelingen, om zulke menschen van het ongelijk inzake hun godsdienst te overtuigen!

Neem ook de kwestie der Pandita, 's Djawa, waarover Ds van Helsdingen een vervolgaxtik'el geeft. Dat het dien kant uit moet, staat voor ons wel vast. Gelukkig leeft onder ons de overtuiging, da, t de zending tot taak heeft kerken te planten, en niet, om kerken blijvend onder zich te houden. Is de planting afgeloopen, en kan men zich van de zelfstandigheid der geplante kerk overtuigd houden, dan is de tijd voor de zending gekomen, dat zij terugtrekt.

Nu is da.t gauw uitgesproken; het poneeren van zulk een beginsel is betrekkelijk gemakkelijk; maar dan komt de moeilijkheid der toepassing.

Reeds schreven wij een en ander maal over deze kwestie; maar het is toch goed deze dingen in het oog te blijven houden. In het „Neue Allg. Miss. Zeitschrift" schrijft dan ook' Prof. Richter: „In de 20e eeuw zal, wanneer niet alle teeke^ nen bedriegen, niet de zending, maa, r de wordende kerk in het middelpunt der belangstelling staan; en weliswaar niet slechts, zelfs niet in 'de eerste plaats, die kerk, welke door een of ander zendingslichaam op een bepaald zendingsterrein gesticht wordt, maar de Evangelische k'erk van Voor-Indië, van China, van Japan, van Korea enz Dit is het nieuwe, dat met alles overstroomende snelheid en kracht in de laatste 10 jaren over de zending is losgebroken, da, t deze Nationale kerken niet ma, ax als een lokkend fata morgana aan verren horizont zijn opgedoken, maar zelfs groote conferenties als die van Shanghai in 1922 en de beraadslagingen der nationale vergaderingen in Indiü en Japan in de laafste jaren hebben beheerscht".

Voor den getrouwen lezer van „De Macedoniër" zijn deze stemmen niet absoluut nieuw. Maar, zooaJs vanzelf spreekt, is over deze dingen nog niet genoegzaam gehandeld. AVaj staan pas aan het begin van het nieuwe tijdperk, ^ dat in de zending is aangebroken. Terecht merkt D's Pol in het niimmer van Mei op: „De vraag komt thans aan de orde, welke beginselen voor zending en kerk moeten gelden en zullen toegepast worden. Dat de Heilige Schrift daarbij norm is en wezen moet, is onder ons in confessO'. Maax de practijfc' zal dringen, om de Heilige Schrift ook op' dit punt nauwkeurig 'te onderzoeken; en ook zal de zendingsgeschiedenis bij de vaststelling der principen een woord hebben mee te spreken".

Dat het stichten van een Nationale Kerk nog heel wat anders is als het institueeren van een plaatselijke kerk b.v. in Djocja, en het aanstellen van een Pandita Dja.wa, ligt zoo voor de hand, dat dit geen betoog behoeft. En ook', dat het groote moeilijk'heden èn gevaxen met zich mede brengt.

Laten wij als voorbeeld Java nemen. Wanneer daar één zendingscorporatie arbeidde, dan werd de arbeid gedaan na, ar dezelfde beginselen, en stond ook tevens éénzelfde ideaal voor oogen. Maax Java is „verdeeld" tusschen verscheiden en onderscheiden zendingslichamen, die, na.tuurlijk', ook verschillende gedachten over deze dingen hebben. Zoo heeft dan ook D's Bakker de wijze waarop^ het Nederl. Zendelinggenootschap de kerk van - Modjo Warno op Oost-Java zelfstandig (? ) heeft gemaakt voor ons ais niet te gebruiken en na te volgen afgewezen. Nu geldt dat nog maax één plaatselijke kerk! Hoeveel meer verschil van gevoelen zou er dan openbaar worden, indien men een Javaansche nationale kerk wilde stichten!

En behalve kerkrechtelijke bezwaren zijn er ook leerstellige moeilijkheden. Ook al is men van gedachte, dat de Javaansche kerk niet op' denzelfden leest mag of behoeft geschoeid te zijn als de Ger. Kerken in ons vaderland, toch kan onze Gereformeerde belijdenis niet als een quantité négli geable beschouwd worden.

Maar wij behoeven ons niet te haasten. Zoover zijn wij nog niet, nog lange niet. Het wordt echter toch tijd, dat wij over deze dingen ga, an nadenken. Er zijn enkele van zulke nationale kerken, zooals b.v. de Batak-kerk in Sumatra, . En aan zulke voorbeelden kan men zich spiegelen.

Er ware nog meer te noemen. 'Dit echter is genoegzaam, om te doen gevoelen, dat de zending voor groote moeilijkheden staat. Laten onze kerkeraadsleden er eens nota van nemen. Het zal hun er toe brengen de zending meer lief te krijgen dan te voren, en er hartelijker voor te bidden.

Er is nog een tweede reden, waarom het lezen van „De Macedoniër" niet sterk^ genoeg kan worden aanTDevolen.

Telkens weer wordt het vraagstuk aan de orde gesteld, hoe onze gemeenteleden in het gemeen en de ambtsdragers in het bijzonder voldoende kennis van de zending zullen verkrijgen. Het gevaar blijft groot, dat onze kerkelijke zending het karakter van deputatenzending 'ktijgt. En met name Ds Breukelaax heeft in „Het Zendingsblad" exnstig daartegen gewaaxschuwd. Dit gevaar zal echter mede alleen te ontkomen zijn, indien onze ouderlingen zich er toe zetten, om oo'k, „De Macedoniër" te lezen. Dan komen zij met het een en ander op de hoogte. En te veel lectuur biedt dit blad', dat slechts eenmaal'per maand verschijnt en niet grooter dan 32 bl. per aflevering is, niet.

In het laatste nummer vangt D's D. K. Wielenga van Ylst aan met schetsen te geven over Soemba, . Het spreekt vanzelf, da, t de schetsen over Soemba door hem worden gegeven en niet door ondergeteekende. Het eenige onderscheid is, dat wij de tot dusver verschenen schetsen gaven voor onze jongelingsvereenigingen, terwijl die over Soemba, volgens het onderschrift, voox Zendingsstudiek'ringen zijn. De reden dezer verandering wordt niet aangegeven.

De rubriek „Van mijn uitkijk" door Ds Pol is in het laatste nummer wel wat mager; wij veronderstellen, dat de artikelen voorgaan, en dus voor deze rubriek 'ditmaal plaatsgebrek was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

De Macedoniër.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's