GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsbegeerte in steen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Wanneer de gulden snede' de verhoudingen en verdeelingen in ons bouwwerk moet beheerschen, dan zijn er toch ook nog andere vragen aan de orde. Immers wanneer wij menschen gaanj soheppen, hebben we niet alleen met stof-en maaitver deeling te doen, maar dan gaat het ook om de vorming van het voorwerp, dat straks ons bouwwerk zal zijn.

De vraag namelijk, hoe de afsluiting der ombouwde ruimte ten opzichte van de ruimte daarbuiten zijn moet, is van het grootste gewicht.

En hier wordt de eisch ten opzichte van den vorm geheel bepaald door het beginsel van den nieuwen tijd. Wanneer dan ook in onzen tijd - er zooveel vreemds gezien wordt in de bouwwerken, die we aanschouwen, dan komt dat in den regel doordien men in dezen vorm iets ongewoons vindt,

Ten opzichte nu van dezen vorm zijn er vaste wetten.

De uitdrukking van onze ziel is een uitdrukking van het leven van den eeuwige, zoo zegt men. Naar alle kanten oneindig, en naar alle zijden afgesloten door de eeuwigheid alleen — dat kan slechts worden weergegeven door het figuur van den bol. Jlaa.r wij menschen kunnen toch ook weer niet dat eeuwige leven ten volle weergeven, - aangezien we nimmer een onmetelijken bol kunnen construeeren. Er blijft voor ons steeds een gebonden-zijn aan het aardsche.

Wij zien steeds de dingen langs een eigen richtings-as, en vanuit een bepaald beschouwingsoppervlak, langs een rechte lijn naar boven toe. Maar daar omhoog zien wij het eeuwige. En om onze gezichts-as kringelen de gedachten van den eeuwige. Én zoo komt er in de symboliek, door welke wij de dingen uitdrukken, een geheel van concentrische cirkels, alle gelegen in een ander plat vlak, dat evenwijdig loopt met zijn voorganger, alle uitloopend tenslotte in het ééne punt: de oneindigheid zelf.

Wanneer we ons nu de figuur voorstellen, die deze symboliek weergeeft, dan kornen we tot den kegel.

En dan natuurlijk, opdat de verhoudingen volmaakt zouden zijn — tot den Ijegel, die zich onder een hoek van 51 gr. 50 min. opwaarts heft^j.

Maar de kegel is een in de bouwkunst practisch onbruikbaar model. Vandaar, dat men behoort uit te gaan van de naar menschelijken maatstaf omgrensde pyramide. En de pyramide met den grondvlak-hoek van 51 gr. 50 min. heeft bij herhahng dezelfde eigenschappen als de kegel, vanwaar men eerst uitging.

Heeft men op deze wijze de ideale zijde bepaald van het vraagstuk, anders staat het met den practischen kant.

Voor woning heeft de mensch noodig een ruimte, die afgescheiden is van de buitenwereld. Daarvoor is, theoretisch beschouwd, voldoende een ruimte, die door een horizontaal vlak wordt gedekt, en door vier loodrechte wanden wordt omgrensd. Dus een rechthoekig paralelopipedum. Een huis van het model van een vierkante sigarenkist.

Natuurlijk zijn hier ook andere eischen — vvo komen daarop later terug.

Maar wanneer we uitgaan van deze ruimte, die strikt genomen, het oermodel van het huis zou kunnen worden genoemd, dan zijn toch ook hieï al dadelijk zekere eischen. Immers dan mag ge^ vraagd worden, dat de totaal-inhoud van het huis gelijk zij aan den inhoud van een pyramide, dia het grondvlak van het bedoelde paralelopipedum heeft, gn met een hoek van 51 gr. 50 min. oprijst.

Maar hier is meer.

De eigen proporties van het blok, dat wordt gebouwd, moeten ook weer door de gulden snede) worden bepaald.

Evengoed als ook de verhoudingen vsai twee bouwblokken jegens elkaar.

Wanneer we dus twee bouwblokken hebben, het eene van 13x8x5 en het andere van 8x5x3 (zie de cijfers van de gulden verhoudingen in ons vorig artikel), dan moeten deze bouwblokken ten opzichte van de a.s van concentratie van onzen geest ook weer in evenwicht zijn. Aan dezen eisch wordt voldaan, indien de afsta, nd van de eigenlijke as van het grootste blok tot de concentratie-as is gelijk aan 3 en de afstand van de as van het kleine tot de as van concentratie is gelijk aan 13 ^).

Nu is het inderdaad ©en getuigenis van de schoonheid van het samenstel der dingen in de schepping Gods, dat wanneer dit aesthetisch evenwicht bestaat, er ook statisch evenwicht is. Dat wil in dit geval dus zeggen, da, t de wetten van de schoonheidsleer en die van de mechanica elkander dekken met haar eischen.

Dit aesthetisch evenwicht nu moet er zijn in elk bouwwerk. Elk gebouw op zichzelf, en elk complex van gebouwen moet volkomen evenwichtig zijn.

Ofschoon in het tot dusver besprokene ongetwijfeld reeds ideeën liggen, die ons ietwat vreemd aandoen — ofschoon reeds hier meer dan één punt is, dat reden geeft een verklaxing te vinden voor velerlei „vreemds" in onderscheiden producten van den nieuwen bouwtrant — toch zal men onmiddellijk gevoelen, dat het pantheïstische grondbeginsel eerst ten volle wordt uitgeleefd, daar, waar men handelt over de groepeering der onderdeelen in het geheel van den bouw.

Volgens dit beginsel, zooals men het in onzen tijd, theosofisch uitgelegd en naar theosofische lijnen omgebogen, leert, is de dood een vorm van het eeuwige leven. De dood keert zich van dit leven af. Dit leven is voor den dood een leege woestijn. Maar binnen in den dood is eerst de volle rijke genieting van de levensvolheid met den eeuwige.

Maar dat heeft ten gevolge, dat er een kunstopvatting mogelijk is, waardoor de kunstenaar bedoelt heel het leven te concentreeren binnen het gebouw, dat hij scheppen wil. Maar in het aangezicht van den dood bestaaf er geen leven dan het eeuwige. De wereld buiten is ledig en waardeloos als een woestijn.

Daarom zijn huizen en gebouwen, die deze gedachte uitdrukken, zóó, dat ze zich als met een Jjlind gelaat naai' buiten keeren. Evenals er in het gelaat van den doode een starre staring is, angstwekkend in zijn geslotenheid, zoo ook is er in dit soort van gebouwen een stafige harmonie van angstwekkenden eenvoud, en monotone ordening.

De bedekking van deze gebouwen dient evenwel de idee weer te geven, dat daar binnenin het leven oprijst omhoog in de concentrische kringen van den kegel, die doet opstaren naar omhoog, wanneer men zich daarbinnen Jjevindt.

J3aarom is zulk een gebouw gedekt met een koepel-dak, of met veelhoeken naar één verhoudingswet gerangschikt om ééne kern.

Van binnen-uit gezien geven immers ook de veelhoeken het idee van een concentrisch kringelen.

Maar bij deze geslotenheid van buiten past zich binnen aan een schier onbegrensde weelde. Immers in den dood is een machtige, onmetelijke rijkdom. En in het eeuwige leven is een eeuwige rijkdom en afwisseling. Daarom behoort er binnen dit huis te zijn een veelheid en een verscheidenheid, een verfijning en een inwikkeling van vormen, zoo veelsoortig als het menschelijk verstand ze maar denken kan. Wel is het noodzakelijk ook hier evenwichtig te blijven, maar binnen de grenzen van de evenwichtswetten zijn er toch schier ontelbare mogelijkheden.

Nu zijn er ook andere vormen van bouw. Alle ze te hespreken zou ons veel te ver voeren. Daarom volstaan we met enkele andere te noemen.

Zooals men verstond was de besproken bouwwijze er eene, waarbij gedacht werd aan een groepeering van binnen uit naar buiten. De idee, die in het bouwwerk gelegd werd, was geheel innerlijk in het bouwwerk opgesloten, en de le%^ensgsdachte, die overheerschte, was die van het innerlijke levensfeest.

Maar bij het besproken voorbeeld werd gedacht aan een centrale rangschikking. Daarop 'wees het koepeldak, daarop' wees ook het zich concentreeren van den opwaartschen blik in ééne kern.

Evenwel kunnen we ons ook denken een rangschikking in ééne richting. In rechte lijnen..vooruit, maar dan ook verticaal omhoog, in een geleidelijke en rhytmische verfijning van maat en getal, kunnen de wanden oprijzen — en dan wel zóó, dat tegen die wanden aan de binnenzijde het verinnerlijkte leven zijn triumfen viert. De opwaartsstrevende levensjubel spreekt zich tenslotte ten volle uit in „de overwelvingen van vergeestelijking", waar de geslotenheid van het binnen-leven opwaarts streeft naar den eeuwige.

Nog anders wordt de rangschikking der stof, wan51 neer men deze twee vormen combineert, en een samenstel van ideeën ontstaaf, , waardoor het een-" trale en het rechtlijnige in den een& a bouw tot zijn recht komen.

Op de oogenschijnlijk meest eenvoudige onderwerpen nu wordt deze 'eisch van aesthetioa toe­ gepast.

Om de genoemde redenen mag b.v. een fa.brieksschoorsteen nimmer vierkant worden opgetrokken. Immers het is eisch, dat hier het innerlijke leven (de rookafvoer!) zoo scherp mogelijk gescheiden blijve van de buitenwereld. En voor dat innerlijke bestaat geen voor en achter, maar er is slechts ééne heorschende richting — dat is de richting van het opwaarts streven. Zóó vinden ook in dit stelsel utiliteits-eisch en eisch van schoonheidsleer elkander.

Maar er is ten opzichte van de werken van '; S menschen handen ook een andere wijze van zien mogelijk.

De eeuwige beschouwt zijn werk in de schep, ping. En hij ziet in die schepping zichzelf. Hij neemt daarbij het juiste standpunt in, om zijn geest geheel harmonisch te concentreeren op het juiste punt en in de juiste richtingslijn. De schepping is naar den eeuwige toe dus open, en zijn geest concentreert zich langs de juiste as van concentratie', zóó, dat hij in tijdlooze contemplatie zichzelf besdiouwt.

Hier nu is het andere voorbeeld voor den bouwer.

Was de eerste hoofdvorm die van concentratie van binnen uit, er is een tweede vorm: di'e van de concentratie van buiten-af.

Zooals nu ons oog een tempel is in een tempel — organisch met het lichaam één, en toch met eigen bestand, zooals onze blik 'een ziel is in een ziel — zóó is het bouwwerk, dat spreekt van buiten naar binnen, een tempel in Gods tempel.

En dan zijn hier twee principes.

Dat van den cirkel als grondslag, en dat van den vierhoek. Gelijk na het in het begin van dit artikel gezegde zal te verstaan zijn.

Welnu, gebouwd volgens deze gedachte rijst het gebouw op, als één organisch geheel met zijn omgeving; uit een grondvlak, dat meer is dan een vierkant en dat minder is dan een cirkel. Het is rijk van buiten; in harmonische pracht zijn de deelen toch eindeloos gevarieerd. Het moet ook rijk zijn van binnen, omdat van het standpunt van den eeuwige gezien, „voorwerpelijk" en „onderwerpelijk" begrippen zijn, die elkander volkomen dekken.

Om evenwichtig te Inlijven zijn er aan het gehouw twee hoofdrichtingen, die van de beschouwings-as, en die van de loodlijn op' deze as: die van richting en tegenrichting. Maar bij' deze hoofdrichtingen, die dan natuurlijk vertegenwoordigd zijn door vier muren, zijn er veel gevels, die opwaarts sireven als naar het oneindige. Zoo sluit zich dit gebouw aan de omgeving aan, en is de eeuwigheidsgedachte, die yan den cirkel, in zijn alzijdigheüdj weergegeven.

Ziedaar een stukje „wijsbegeerte in steen" vanden modernen tijd.

J. WATERINK.

Correspondentie. In het vorige artikel waren een paar drukfouten ingeslopen, tengevolge waarvan iiet geheel schade leed.

In regel vijf onder figuur 4 leze men in plaats vnn AC^ AE-".

Vermoedelijk op verschrijving berust de fout in regel 20 onder figuur 4. Daar leze men: „b.v. CX zóó, dat CX weer middenevenredig is tusschen CD en DX".

In het stuk was CX met CD| verwisseld.

Hartelijk dank ik voor de vele brieven, die ik over het artikel van de vorige week kreeg. Die belangstelling was veel grooter dan ik had durven verwachten. Voor de vele vriendelijke woorden, die men mij schreef, dank ik zeer.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik enkele opmerkingen te beantwoorden.

C. B., en Dï P. N. d. V., beiden te A. ü ziet, dat uw vermoeden van druk-of schrijffout juist was. .\nderen waren minder vriendelijk dan U en spraken van een onjuiste voorstelling! Inzake de reken kundige reeks vergist U zich, zooals ik nader hoop aan to toonen.

Corn. B'. - te A. Over de kwestie bouw kunst en bouwkunde, — meer schijn dan wezen m.i., handel ik nog wel eens. Dio genoemde werken zijn mij bekend, zoo U zien zult. - i

T. d. V. te D. en anderen. Aan het verzoek, de .artikelenreeks langer dan z e s-d e e 1 i g te maken, zal D.V. Avorden voldaan. Toen ik ermee begon Jiad ik zulk een belangstelling niet vermoed.

D. te V. en anderen. De constructie van den rechth. •driehoek met een hoek van 51 gr. 50 min. behoefde ik in het artikel niet te omschrijven, aangezien zij voor het betoog van geen gewicht was. Die dus in dezen „met mij van meening verschillen", zullen het verband tussclien de constructie en mijn betoog mpeten aantoonen. Intusscben wil ik wel vertellen, hoe het gebeurt. Het construeeren van de middenevenredige mag ik wel als bekend veronderstellen. "Welnu, men neemt een lijn, b.v. ab, en construeert daarop de medeneveoiredige. Met de^e als rechthoekszijde construeert men op de eerste lijn een rechth. driehk. Men zal bij berekening volgens de gouiometrische eigenschappen vanzelf de uitkomst vinden, dat de bedoelde rechth. driehk. een boek heeft van 51 gr. 50 min.

D. A. R. te d. H. Op de door U gemaakte opm.erking hoop ik terug te komen. Inttfsschen mijn dank.

Allen, die vragen stelden, verwijs ik verder naar het vervolg der artikelen.

J. W.


¹) In dezen kegel krijgen we dos telkens weer de gulden snede. Elke rechthoekige driehoek heeft als langste rechthccksztjde de hoogte-lijn, als kortste de straal van. het frondvlak en als hypothenusa da tangens van een plat vlak cip den mantel, die steeds even groot is. Daar elk vtak ^^t de hoogtelün rechthoekig snijdt slechts lijnen in zich lieeft met vaste functie, blijft de verhouding steeds evenredig; en de gulden verhouding is (zooaJs verstaanbaar is na 't de vorige week gezegde), daar bij; herhaling aanwezig, waar •^e straal van het grondvlak gelijk is aan den afstand van grondvlak tot snijvlak.

²) Immers stellen we de eerste afstand = a; en de tweede = y dan krijgen we de vergelijkmg S y^^y^gy^^-f indien volkomen evenwicht bestaat. Deze vergelijking nu is juist indien x ^ '6 en y ^= 13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Wijsbegeerte in steen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's