GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Wetenschap.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Wetenschap.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat er den laats ten tijd in onp land op heit gebied van het Hooger Onderwijs is voorgevallen, geeft zeker wel reden het A^-aagstuk van de vrijheid der wetenschap nog eens ernstig aan de orde te stellen.

Neem de vestiging van twee modernistische leerstoelen aan de Utrechtsche Universiteit.

Neem ook de benoeming van Dr Balache, een jood, aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam.

Over het eerste geval schrijft Rrof. Obbink in het , , Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur", dat het vroegere „Bergopwaarts" heeft ingeslokt.

Aanleiding biedt hem de volgende passage uit „De Hervorming": „Het uitgangspunt voor de oprichting der moderne leerstoelen te Utrecht is ten duidelijkste de behoefte geweest, om voor de officieel bedreigde vrije wetenschappelijke beoefening der theologie een plaats te maken".

Daarover is Prof. Obbink niet te best te spreken.

Hij vindt deze uitspraak als symptoom ontstellend.

Hij ergert zich er aan, dat men het onderwijs aan de theologische faculteit te Utrecht niet „vrij" acht en dat men het daarom noodzakelijk vindt „om te Utrecht de theologische wetenschap op een beetje hooger peil te brengen door een paar „vrije denkers".

En dan vervolgt hij

„Waarover ik mij ba... alt alles het meest ver-, baas, is dit, dat het nog in 1924 mogelijk is, dat een vrijzinnig blad zulke rnalligheden verkondigt. Er zijn dus w-ikelijk. nog vrijzinnige theologen die meenen dat een orthodox theoloog wèl, een vrijzinnig tlieoloog niet dogmatisch gebonden is? Dat is toch wel ontstellend. Ik daclit dat we 'het er nu langzamerhand over eens waren dat aan beide zijdon „gebondenen" en „vrijen" voorkomen, en dat • in het algemeen gesproken, do moderne theologie niet „vrijer" is dan de nietmoderne. Beider geloof is wetenschappelijk niet demonstrabel, en of het liet vrije wetenschappehjk onderzoek belemmert hangt uitsUiitend a£ van den persoon van den onderzoeker, niet van zijn al of niet modern zijn. Er zij'n orthodoxe, maar er zijn ook moderne dogmatische geesten, wier dogmatiek hen, bij al hun onderzoek, onweerstaanbaar heendrijft naar vooropgezette z.g.n. ., wetenschappelijlce" resultaten. En 't doet wel wat mal aan bij de vestigmg van vrijzinnige leerstoelen, wier dogmatisch-vrijzinnig, dus confessioneel karakter zoo sterk vpordt benadrukt, te hooren spreken van „vrije" wetenschap.

Maar bovendien, naar den maatstaf gemeten, dien het bovengesignaleerde artikel van „de Hervorming" aanlegt, ken ik een ïheologte die nög „vrijer" is dan die der Hervorming: de theologie van de Dageraadsmannen, d.w.z. géén thsotogre. Die is lieelemaal vrij, die „gelooft" niets mesr, is dus door geen enkel dogmatisch vooroordeel gebonden. Daar wordt alles beheerscht door het „gezond verstand" en door het gezond verstand alléén. En „de Hervorming" kan er zeker van zijn dat de Dageraadsmannen haar met precies hetzelfde recht , „gebondenheid" ten laste leggen, waai'mee zij het den orthodoxen doet.

Ach ja, over de „vrijheid" der wetenschap zijn al heel wat woorden gewisseld.

De een zegt: mijn wetenschap is vrij.

En de ander bijt hem toe: 't zou waf, dan moet je de mijne hebben.

Dat zal doorgaa, n, zoolang het indifferente stelsel ons Openbaar Hooger Onderwijs beheerscht.

Die strijd zal onverkwikkelijke momenten opleveren.

Maar te voorkomen zijn ze niet.

Prof. Obbink zal zich wel niet vleien, dat hij „De Hervorming" zal hebben overtuigd.

Iedere groep houdt er nu eenmaal een eigen begrip van vrijheid op na.

Wil Prof. O. in deze iets winnen, dan moet hij trachten het met zijn geburen in het professoraat of met „De Hervorming" over het vrijheidsbegrip eens te worden.

Denkt men daarover eerst eenstemmig, welnu, dan kan men vragen of deze of die wetenschappelijke beoefening aan de vrijheidsnorm beantwoordt.

In elk ander geval blijft het een schermen met woorden, .een slaan in de lucht.

Natuurlijk staan wij aan de zijde van Prof. Obbink, wanneer hij de aanmafiging der modernisten, als zouden zij de vrijheid der wetenschap gepacht hebben, bestrijdt.

Evenwel vinden we het wel wat naïef van hem, wanneer hij ventileert: „Ik dacht, dat we het er langzamerhand over eens waren, dat aan beide zijden „gebondenen", en „vrijen" voorkomen". En: „of het (geloof) het vrije wetenschappelijk onderzoek belemmert, hangt uitsluitend af van den persoon van den onderzoeker, piet van zijn al of niet modern zijn. Er zijn orthodoxe, maar er zijn ook moderne 'dogmatische geesten, wier dogmatiek hen, bij al hun onderzoek, onweerstaanbaar heendrijft naar vooropgezette z.g.n. „wetenschappelijke" resultaten".

Ik noemde dit een weinig naïef.

Deze gedachte toch, dat het vrije of dogmatisch gebondene zou liggen aan de zielsstructuur .van den onderzoeker, is juist gepropageerd door ^den kring, waartoe ook Prof. Obbink behoort.

Als ik mij niet vergis, was het Dr Leendertz, die onderscheid maakte tusschen dogmatische en spontane naturen en dat met de hem eigen zeggingskracht ontwikkelde.

En nu heb ik sinds jaren mij beijverd om alles wat op dit gebied verscheen, bij te houden.

Maar dat de daareven genoemde gedachte in andere kringen, dan die van Dr Leendertz en Pjrof. Obbink, bijval vond, heb ik niet gelezen.

Men ging er in 't gemeen niet op in.

Hoe kon 'Prof. Obbink er toe komen, om te denken, dat men het daarover langzamerhand eens was geworden?

Is dit niet een al te spontaan opgerezen triumlgevoel?

Of een in benijdenswaardig optimisme uitgaap. van het: wie zwijgt, stemt toe, ?

Neen, waarlijk, ook in deze is het nog ver, van de eenstemmigheid af.

Trouwens, de tegenstelling tusschen spontane en dogmatische naturen is niet juist. Tegenover het spontane staat het rustig overwegende, het reflexieve. Maar wie rustig overweegt onderschrijft daarom nog geen dogma's. En wie dogma's voor zijn rekening qeemt, kan nog wel een spontane natuur zijn. Dogmatisch wordt hier geheel tegen zijn grondbeteekenis in gebruikt en dat sticht altijd verwarring. .

Hetzelfde bezwaar moet worden ingebracht tegen/ de konklusie van Pxoi. Obbink: dogmatisch-v.3^zinnig, dus confessioneel. Wij vragen: , waar ifs de confessie van de modernisten? Die bestaa-T niet. Er is voor geijverd om er een samen te. 'stellen.

Maar het is zoover nooit gekomen. Men is onderling te veel verdeeld. Wanneer in den kring van prof. Obbink wat meer gedaan werd aan nauwkeurig wikken van de termen, veel misverstand zou voorkomen worden.

Daarenboven. Wanneer zullen zij, die dwepen met de vrijheid der wetenschap, , eens tot bezinning komen? Men late zich toch niet langer een rad voor de oogen draaien, als zou de echte wetenschappelijke onderzoeker, een onbeschreven blad papier zijn.

Die onbeschreven-blad-papier-geesten zijn fanta, sieprodukten.

Ze bestaan niet.

leder heeft een levensovertuiging, al is niet ieder zich die even bewust.

Geen wetenschappelijk man legt die, levensovertuiging bij zijn onderzoek af. Hij moge eerlijk zijn als goud, maar toch leeft , de drang in hem om de wetenschap in harmonie te brengen met zijn levensovertuiging. In die levensovertuiging liggen implicite, ineengerold, de beginselen, van waaruit hij werkt.

Nu kunnen zich ingewikkelde gevallen voordoen. Iemand kan b.v. meenen, dat een bepaalde levensovertuiging, uit traditie verkregen, de zijne is, terwijl hij inderdaad, diep in zijn ziel, een andere is toegedaan. Op den, duur zal die laatste aan het licht komen. Is hij een wetenschappelijk man, dan zal hij die verandering aan" zijn onderzoek toeschrijven. Dit kan daarbij een middel geweest zijn. ülaar oorzaak was het niet. Ware hij geen geleerde, zoo zou die verandering toch openbaar zijn geworden. Want niet alleen geleerden leven uit een andere levensovertuiging da, n die, waarin zij zijn opgevoed.

Dat is één geval.

Er meer te bespreken, gaat op dit oogenblik niet.

Maar dat mag toch wel als vai5tstaande worden ïvangenomen, dat ieder geleerde j, gebonden" is, „gebonden" n.l. aan zijn levensovertuiging.

En nu toonen zij, die voor „dogmatisch" worden gescholden, dikwijls de hoogste spontaniteit.

Zij komen er dadelijk voor uit, dat die levensovertuiging haar uitdrukking vindt in deze of die belijdenis. Zij voelen zoo diep geestelijk sociaal. Zij zijn blijde, dat zij in hun levensovertuiging niet alleen staan. Maar dat zij vinden verwante zielen, met wie zij in heerlijke bewustheid gerneenschap kunnen oefenen. En door wetenschappelijk onderzoek wordt die band der gemeenschap niet verbroken.

Daartegenover staan er echter, die hun levensovertuiging zorgvuldig geheim houden, als zij zich aan wetenschappelijk onderzoek zetten. Zij houden die wat achterbaksch. Want zij vreezen als bevooroordeeld te worden ge teekend. En zij meenen, dat dan hun wetenschappelijke naam weg is. Of ook denken zij, door anderen beïnvloed, dat hun levens-overtuiging met hun wetenscha, ppelijk onderzoek niets te maken heeft. Maar de praktijk bewijst het anders. Is er één geleerde, idie krachtens zijn levensovertuiging God als zijn Schepper in geest en waarheid aanbidt en in de collegezaal doceert, dat de scheppingsleer moet worden losgelaten en de evolutie in de plaats daaxvan moet worden gehuldigd? is er één rechtschapen mensch, die het voor zulk een geleerde zou opnemen?

Het is treurige zelfbegoocheling, indien een wetenschappelijk man denkt, dat hij zich bij zijn onderzoek van zijn levensovertuiging kan losmaken.

En droevig is het ook, wanneer men — gelijk in de kringen van Prof. Obbink nog al eens geschiedt — persoonlijke levensovertuiging vervaart met individu eele levensovertuiging en daarom niet tot gemeenschappelijk belijden komt en een konfessie van te voren veroordeelt.

Onze levensovertuiging moet p e r s o o n 1 ij k z ij n en persoonlijk b 1 ij v e n. Met een levensovertuiging van een ander zou ik een gehuicheld leven lij.den.

Maar onze levensovertuiging mag niet individueel zijn en individueel blijven. We mogen niet ieder hebben een geloofje apart en een levensbeschouwinkje apart en een wetenschapje apart. Dat is wel het ideaal van. het individualisme, maar Biet het ideaal, dat de Schrift ons voor oogen stelt.

Het dogma vertegenwoordigt een kostelijk stuk sociaal leven, dat de theologische wetenschap nooit dan tot haar eigen schade kan verwaarloozen.

En als men dan van zekere theologische zijde zich zoo vreeselijk uitslcwft om de vrijheid van| eigen wetenschap in de hoogte te steken, dan moeden wij toch eventjes glimlachen.

Waartoe al die drukte!

Waartoe zooveel ophef!

Ons deert het weinig, of men onze wetenschap vrij dan wel gebonden noemt.

Zij is beide. Het hangt er maar van af, van welken kant men het beziet.

Onze wetenschappelijke beoefenaars gevoelen zich heerlijk vrij. Want wij sleepen onze levensovertuiging en de gemeenschap met hen, die eenzelfde Overtuiging zijn toegedaan, waarvan de belijdenis de acte is, heusch niet als slavenketenen mee. Wij gelooven, dat het de Geest is, die in de Schrift de waarheid in Christus heeft geopenbaard en ons ik wederbaaxt en leidt, zoodat we Christus en Zijn Woord onvoorwaardelijk aanvaarden. En waar de Geest des Heeren is, daar is vrijheid. Vrijheid öok in de wetenschap.

Wij voelen ons echter pok gebonden, juist omdat we vrij zijn.

Gebonden niet aan de decreten der ongeloovige wetenschap.

Gebonden niet a.an een hersenschimmig uitgangspunt, als zou wetenschappelijk onderzoek niet onder het dictamen van de levensovertuiging staan.

Maar wij voelen ons voor gansch onze wetenschap gebonden aan de Schriftopenbaring, waarin voor ons de eeuwige, onvergankelijke beginselen voor denken en haaidelen liggep. ,

En wij beklagen diep alle wetenschap, wier vermeende vrijheid gebouwd is op zelfmisleiding van haar onderzoekers.

Professor J. Wille.

Ons blad brengt zijn hartelijken gelukwensch aan den voor korten tijd geproaioveerden Dr J. Wille, die de vorige week — te Iaat om in ons blajd te vermelden — benoemd werd tot hopgleeraar aan de Vrije .Universiteit, pm daar onderwijs te geven, inzonderheid in de, Nederlandsche Letteren.

Hij is een man van bijzondere wetenschappelijke bekwaamheid.

Daarvan getuigt zijn proefschrift.

Daarvan spreekt zijn promotie aan de .Leidsche Universiteit, welke cum lande, met den hoogsten lof, plaats had.

Daarvan gewaagt ook liet waardeerend oordeel zijner leermeesters, die hem voor een leerstoel aangewezen achtten.

Maar tevens , .is hij een man van welbewuste Gereformeerde levensovertuiging, - waaxom hem dan ook de Gereformeerde belijdenis vaar harte lief is en waarvan hij gaarne getuigenis aflegt.

Alzoo een rijke aan winst., voor onze Universiteit.

Een kostelijke verrijking met name voor onze: Uitterarische faculteit, die hiermee aan de spits van haar zusteren komt te staian. LiSS^'S.'

Zij telt immers thans niet, minder dan zes geWone ' hoogleeraren en één buitengewone.

Een gezonde uitspraak.

Een onzer classis deed een gezonde uitspraak hooren in zake begrafenissen.

Meermalen geschiedt het , toch, dat een predikant" de classicale vergadering verzuimt, omdat hij in zijn gemeente een begrafenis heeft te leiden.

Daartegenover nu gaf de classis als haar oordeel te kennen, dat de predikant in elk geval op de' classicale vergadering behoort te zijn en dat dan óf de begrafenis moet verzet óf een ouderling de leiding daarvan op zich moet nemen.

Dit moge misschien op, , het eerste hooren niet van genoegzaam medegevo.el met de treurende familie getuigen, toch is dit standpunt o.i. onaanvechtbaar juist. ;

Het spreekt vanzelf, dat, waimeer in een óf andere gemeente zich een sterfgeval' voordoet, dat uiteraard onverwachts is, de classicale vergadering, welke lang van te voren is uitgeschreven, daarom niet verzet kan worden.

Nu is zulk een classis de vergadering van meerdere kerken, .dus mede van de kerk, waarin dat sterfgeval plaats had. Die behoort er dus vertegenwoordigd te zijn.

En door artikel 41 wordt als vaste vertegenwoordiger aa.ngewezen de Dienaar of (zoo er meerdere zijn) één der Dienaren van die gemeente.

Om het welzijn der kerken mag van dien regel niet worden afgeweken dan in geval van uiterste noodzakelijkheid. i

De kerken in het gemeen en iedere kerk in het bijzonder, hebben er alle belang bij, dat alle predikanten aanwezig 'zijn.

Door hun vorming, door hun opleiding, door hun studie van het kerkrecht, door hun positie in de gemeente, zijn zij de leden, die het minst te vervangen zijn.

En nu komen er ongetwijfeld ook wel classicale vergaderingen voor, waarop geen belangrijke besluiten worden genomen, maar dat kan men van te voren toch nooit weten.

Op de classicale vergaderingen kunnen kerken vragen om advies en dan komt het hoogst ongelegen, wanneer een Dienaar, die toch het meest geschikt geacht mag worden, om mede advies te verstrekken, ontbreekt.

Vaak is het voorgekomen, dat, als er zich eenige strubbeling in het kerkelijke leven opdoet, waarv, an de fout schuilt bij de classis, men later van een Dienaar hoort: ik was er toen juist niet bij.

Voor den geregelden gang van ons kerkelijk leven is een geregeld bijwonen v£in de classicale vergaderingen door de Dienaren des AVoords meer dan gewenscht.

En dat nu een begrafenis een wettige verontschuldiging van verzuim biedt, dient o.i. betwist.

In de praktijk gaat het bij begrafenissen dikwijls wonderlijk toe.

Niet zelden is uur en dag vastgesteld', zonder dat • de predikant er iets van weet.

Men houdt rekening met alle omstandigheden van familieleden: dat deze van heel ver moet komen, dat die alleen op dien dag vrij af kan krijgen of hem dat uur het beste schikt.

Maar met de eischen van het kerkelijke leven wordt gewoonlijk geen rekening gehouden.

De begrafenisdienaar komt den predikant verwittigen, dat de teraardebestelling dan en zoo laat zal plaats hebben en hij verzoekt hem namens de familie daarbij tegenwoordig te zijn. Doch daar­

mee is het uit. En als dan eenig ^ezwaar van de zijde van den predikant wordt geopperd, is Leiden soms in last.

Om een bloedverwant ka.n de begrafenis wel een dag worden vervroegd of verlaat, maar om den eisch van het kerkelijke .leven dikwijls niet.

Nu zou het onbillijk zijn de betrokkenen hierover al te hard te vallen.

Men is jaren en jaren kerkelijk zoo opgevoed.

Men weet niet beter of het hoort zoo.

Daarom is het zoo goed, dat het den menschen met alle bezadigdheid onder het oog wordt gebracht, dat het niet zoo hoort.

En over het geheel — er zullen vanzelf altijd een stuk of wat koppigen overblijven — luistert ons Gereformeerde volk gaarne naar rede.

Wanneer men bij een sterfgeval de begrafenisdienaar eerst eens even naar den predikant zendt om te vragen of het hem wel voegt, dan komt het zonder veel moeite in orde.

En kan de begrafenis werkelijk niet anders plaats hebben dan tijdens de classicale vergadering, dan heeft een. der ouderlingen de leiding op zich te nemen. Het is geen dienst des Woords. En hoewel men in den regel die taak het liefst aan den dominee ziet toevertrouwd, zoO' is hier de uitzondering aanwezig.

De plaats van den predikant is dan op de classis.

Het welzijn van ons kerkelijk leven eischt dat.

Het mindere moet dan, hoezeer het iden predikant zelf aan het hart zal gaan, voor het meerdere wijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Vrije Wetenschap.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's