GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Levi’s straf en Levi’s eere.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levi’s straf en Levi’s eere.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tweede vraag van onze lezeres te H. is hoe de eere, die onder Israël den stam Levi te beurt viel in zijn verheffing tot de bediening des heiligdoms to rijmen is met de straf, die het woord van Jacob, in het zegenen van zijn .zonen Levi aanlcondigde. Dat Levi later ijverde voor den Naam des Heeren, kon, zoo meent de vraagster, het woord van Jacob toch niet te niet doen.

De vraag vestigt onze aandacht op een metterdaad merkwaardig bestel des Heeren.

Merlrwaardig, omdat het zoo treffend toont, hoe de rechtvaardigheid Gods ook in dit opzicht volmaald is, dat ze niet eenzijdig: is: dat ze niet alleen het Icwade straft, maar ook het goede beloont. En dat ze zich van het laatste zelfs niet Iaat terughouden, al zou. het den schijn op haar kunnen werpen van met het. eerste geen vollen ernst te maken.

En óók merkwaardig, omdat het toont, hoe do wijsheid Gods, waar deze scliijn dreigt te ontstaan, steeds, een weg weet te vinden om haar af te wenden.

Het geval met den stam Levi, waarop onze lezeres doelt, 'ligt toch zóó, dat wat Jacobs woord Levi , em Simeon aankondigde als straf voor hun gruwelijk optreden tegen de Sichemieten inderdaad over beide stammen gekomen is, maar dat het over Levi kwam, verbonden met de eere welke de Heere dezen stam, om zijn. ijveren voor Gods Naam in de woestijn, boven alleandere toewees.

Evenals de stam Simeon, die nooit een eigen gebied had, maar bij de verdeeling des lands slechts een zeker aantal steden binnen het stamgebied van Juda ontving (Jozua 19:1—9) ki-eeg ook Levi geen eigen erfdeel (Jozua 21:1—10). De Priesters en lunne helpers — die in onderscheiding van de eersten doorgaans de Levieten heetten — ontvingen bij de verdeeling, van Kanaan 48 steden, verspreid over het geheele land en moesten leven van hetgeen de Heere hun bij-de Wet van de geheiligd-e dingen onder Israël had toegewezen.

Het woord van Jacob: „Ik zal ze verdeelen onder Jacob, en zal ze verstrooien onder Israël" had dus ook. ten opzichte van Levi wel waarlijk zijn vervulling. En al hield deze verstrooiing bij Levi nu, anders dan. bij Simeon, verband met zijn roeping tot de bediening van het heiligdom en tot onderwijzing van het volk in de inzettingen des Heeren — de geschiedenis heeft bewezen, ho© weinig het op zich zelf een voorrecht was. Niet alleen dat ze bet volle aantal steden, biji do verdeeling hun toegewezen, nooit werkelijk bezeten hebben, maar Israels ongehoorzaamheid aan de wetten en instellingen Gods had ook tengevolge, dat het volk zijn verplichtingen tot onderhoud van Priesters en Levieten nooit nakwam. Meer dan eens moesten de Levieten als ballingen rondzwerven en een gebedeld stuk: brood eten.

Doch tegenover dit harde lot legde nu dezelfde rechtvaardigheid, die het hun toewees, in de andere schaal, de eere, dat zij om hun niets verschoonend ijveren, voor het recht en de eere des Heeren, in de woestijn, de eervolle roeping ontvingen van het heiligdomi te mogen bedienen.

Zoo wist de Heera straf on genadeloon op aanbiddelijke wijze te vereenigen. Ik denk hier aan het. Psalmwoord: „De Heere is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg. Hij zal dezachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen zijnen weg leeren." En aan wat er dan volgt: „Al de paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid dengenen die zijn verbond en zijne getuigenissen bewaren."

Gen. 3:21.

Een dorde vraag in hetzelfde schrijven gold Gen. .S:2L Der schrijfster is 't n.l. niet duidelijk, boei, als God de Heere dieren doodde, om Adam en Eva dekking voor hun lichamen te geven, de dood dan gezegd kan worden eerst door de zond© in de wereld gekomen te zijn. Om deze vraag te beantwoorden behoef ik niet in te gaan op de vraag, die er reeds zoovelen hoofdbrekens heeft gekost, of er, buiten zonde, inderdaad nimmer en in geen enkelen vorm een spoor van sterven in dieren-en plantenwereld zou zijn geweest. Ik ka.n volstaan met er m'n vraagster opmerkzaam op te maken, dat wat Gen. 3:21 verhaalt plaats had na den val der menschen en na het uitgaan van den vloek over het aardrijk om der zonde wil, en dat het daarom - geenerlei moeilijkheid oplevert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Levi’s straf en Levi’s eere.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's