GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leergeschillen in de Giir. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leergeschillen in de Giir. Ger. Kerk in Amerika.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

De Synode van Kalamazoo stelde drie punten , vast:1. er is een gunstige gezindheid Gods jegens de menschheid in het algemeen, en niet alleen jegens de uitverkorenen; 2. er is een beteugeling der zonde in het leven van den enkelen mensoh en in de samenleving; 3. ook de on wedergeborenen kunnen zoogenaamde burgerlijke gerechtigheid doen.

Zij deed tot de predikanten H. Danhof en H. Hoeksema een vermaning uitgaan.

Zij drong er bö .professoren en predikanten op aan het leerstuk van de algemeene genade in nadere studie te nemen en te bespreken in prediking, lezing en geschrift.

Wanneer de besluiten der Synode heel nuchter door een HoUandschen kerkrechtelijken bril worden bekeken en niet gelet op de bijzondere omstandigheden, rijzen er wel bedenkingen.

Een dier bijzondere omstandigheden brengt mee, dat onze Nederlandsohe Kerkenordening niet in alle onderdeelen op Amerikaansche toestanden kan worden toegepast. Op den duur zal het wenschelyk zijn een Kerkenordening saam te stellen, waaraan de Gereformeerden Kerkrechtelijke beginselen, welke voor alle landen en voor alle tijden .gelden, moeten ten grondslag liggen, maar die een eigen Amerikaansch cachet "draagt. Een andere is deze, dat de Amerikaansche geest meer op incidenteele beslissingen is aangelegd, dan dat men vaste lijnen volgt, waar echter een gezond kerkelijk leven niet buiten kan.

Wat nu speciaal de besluiten van de Synode van Kalamazoo aangaat, is van verschillenden kant de klacht geuit, dat ze niet in de lijn bleven van vroegere Synodale besluiten.

Destijds had men b.v. in het geval van Ds Bultema, die het chiliasme voorstond, korte metten gemaakt.

In Nederland zou deze kwestie stellig niet zóó spoedig zijn afgehandeld.

Trouwens, wij hebben hier in onze kerken ook wel predikanten gehad met chiliastische neigingen.

Hun werd echter niets in den weg gelegd.

Nu dreven zij, dat moet er aan toegevoegd, hun gevoelen niet op de spits.

Zij spraken ze uit, maar van eigenUjke propaganda was geen sprake.

Enthoesiast waren zij op dit punt in hun optreden niet.

Van weerskanten ging men met kalmte te werk.

Het gevolg was, dat deze kwestie met het sterven dier predikanten nagenoeg ophield te bestaan.

Ds Bultema daarentegen propageerde wel.

Maar bijzonder snel greep ook de Synode in en Ds B. kwam buiten de kerk te staam.

Merkwaardig is het, dat Ds Hoeksema daarbij een van de voornaamste gangmakers was.

Zijn vurig temperament duldde geen uitstel.

Dat toonde hij evenzeer in de zaak-Janssen.

Daartegenover, zoo luidt het bezwaar van velen, steekt de handelwijze ..van de Synode van Kala-Biayzoo tegenover Ds Hoeksema, " jnet zijn collega Danhof scherp af. Met hen wordt alle clementie gebruikt. Er worden afwijkingen van Schrift en belijdenis bij' hen gekonstateerd. Maar zij behoe-TOn die niet te herroepien. Nog minder worden zij Uit hun ambt ontzet. Zij komen er alleen met een vermaning af.

Toegestemd moet worden, dat hier inderdaad tweeërlei gedragslijn is gevolgd.

Verschillende psychologische verklaringen worden daarvan gegeven.

Het heeft geen zin die voor onze lezers uiteen te zetten.

Dat het persoonlijk element hierbij! niet ontbreekt, spreekt vanzelf.

Maar wij hebben geen behoefte om over personen een oordeel te vellen, gesteld al, dat we daartoe bij machte waren.

Alhebben wij iets van die wasch zien wasschen, ^00 zou het ons niet voegen, die buiten het huis '^er Chr. Ger. Kerk in Amerika te dragen.

Wat ongetwijfeld bij de Synode heeft voorgezeten is voorzichtigheid.

De voorzitter van de Synode, Ds I. van Dellen, van Denver, met wien wij het genoegen hadden van nabij kennis te maken en die ons tot de stad der Mormonen vergezelde, is iemand van groote levenswijsheid en bijzondere bezadigdheid.

Het profijt van de Chr. 'Ger. Kerk stond bij' hem geheel en al op den voorgrond.

Vóór ik naar Amerika ging, had ik den weiisch uitgesproken, dat de zaak van de predikanten Hoeksema en Danhof of wat ongeveer hetzelfde is, de kwestie der algemeene genade, naar een commissie zou worden verwezen, die het geschil in studie zou nemen, met een breed rapport op de volgende Synodde zou komen en er alzoo een rijp besluit zou worden genomen. Ik voedde de hoop, dat men door gedachtewisseling met de afwijkende broeders, hen van hun eenzijdigheid zou kunnen overtuigen. Meer dan een hoop was dit niet. AVant zekerheid had ik natuurlijk niet. Tk ging daarbij: uit van de ervaring, dat samenspreking in besloten kring meestal veel meer uitwerkt dan openbare behandeling. Ons eigen kerkelijk leven bewijst trouwens, hoe heilzaam een commissie vaak arbeidt. Men denke slechts aan de leergeschillen ten onzent, waarover de Synode van Utrecht in 1905 een beslissing nam, die den vrede in onze kerken heeft hersteld.

Ook na mijn bezoek aan Amerika vraag ik mij nog telkens af, ol dit toch niet de beste weg ware geweest.

Maar natuurlijk, dan zou de tegenstelling tusschen de handelwijze van vroegere en van deze Synode nog sterker zijn geweest.

Ontevredenheid ware daardoor niet voorkomen.

Alleen zou misschien na een paar jaar wachtens, gedurende welke den predikanten Danhof en Hoeksema het zwijgen over deze dingen werd opgelegd en eveneens anderen werden geraden om deze punten niet aan te roeren een betere stemming voor bezonken oordeel zijn verkregen. En niet onmogelijk zou de kwestie van de algemeene genade zelf, die nog heel wat studie vereischt, een goede schrede voorwaarts hebben gedaan.

Evenwel, de Synode had geen enkele oplossing kunnen bedenken, die volkomen bevrediging zou hebben gewekt.

Zij bewandelde een middelweg.

En gelijk het daarbij' gemeenlijk gaat, ontbrandde nu het vuur der kritiek van twee kanten.

De loop der daarop gevolgde gebeurtenissen bewijzen, dat de kerk in een impasse waiS gekomen.

De nieuwe Leidsche Vertaling.

II.

De Leidsche vertalers schudden ook bij het bespreken van de atzonderlijke bijbelboeken alle heilige schuchterheid en ontzag voor den bijbel ai.

Zoo lichten zij in de Inleiding den bijbellezer over de profetische boeken aldus in: „Om hen te verstaan niOGten wij echlier in het oog houden, dat met deze boeken hetzelfde is geschied als met de hierboven besprokene: ze zijn één of meermalen omgewerkt, uitge^ werkt, uitgebreid naar de behoeften of wenschen van later tijd. Het meest is dit geschied met het boek dat Jesaja heet. Niet alleen behoort 40—60 er niet bij — wellicht is het er bij' vergissing aangehecht — maar ook van de eerste negen en dertig hoofdstukken dagteekenen verscheidene uit een tijd, die eeuwen Ijgt na dien van den grooten profeet. Ook de werken van Amos, Jeremia en Zacharja hebben veel wijzigingen ondergaan. In den tijd, toen het profetisme uitstierf, werd het raadzaam geacht, wat men te zeggen had, te dekken met het gezag van een beroemd man uit den ouden tijd, het publiek vertrouwde niet, dat Jahwe tot tijdgenooten sprak."

Misschien vraagt mèn: hoe weten zij dat allemaal zoo?

Daarop moet geantwoord: volkomen miskenning van het profetisme dwirugt er hun toe zulke sprongen te maken.

Want van een voornaam kenmerk van het profetisme: de toekomst aanzeggen, willen zij niet liooren.

Zij aanvaarden het wonder in het profetisme niet.

Daarbij stellen zij zich nog geheel op het standpunt der oude Schriftkritiek, dat volgens exegeten van de hedendaagsche linkerzijde verouderd is.

Een muf konservatisme komt u uit deze beschouwingen tegen.

Wij sparen onzen lezers hun oordeel over de Evangeliën.

Alleen moeten we even aanhalen het wonderlijke' verwijt van hen, de Schrift-verscheurders, tot Lukas gericht: „Voor ons, die gaarne den oorsprong van het christendom goed zouden willen kennen, ware het te wenschen, dat Lucas, die blijkbaar uit oude bescheiden putte, meer eerbied had gehad voor hetgeen hij daarin las en zich minder had beijverd om in den vorm van verhalen te prediken, wat hiji voor de gemeenten zijner dagen heilzaam achtte."

De door ons gespatiëerdo woorden zijn teekenend.

Men moet maar durven!

Bepaald heiligschenneed is hun konklusie, waarin ik weder enkele uitdrukkingen spatieer.

„Ziehier de voornaamste trekken der wordingsgeschiedenis van den Bijbel, het boek, dat van geslacht 291 tot geslacht als Heilige Schrift geëerd, vooral onder Protestanten in ruime mat© zegen aanbrengt, maar-s om-Av ij 1 e n groote schade aanricht, wanneer zij die het gebruiken, de vermaning vergetend alle dingen te onderzoeken en het goede te behouden, hun verstand en hart gevangen geven niet aan God, maar aan het boek, waarvan zijl meenen, dat het zijn volledige openbaring bevat. De Bijbel is een verzameling van boeken van zeer onderscheiden gehalte: h o o g e n 1 a a g, h e i 1 - rijk en verderfelijk is daarin dooreengemengd. Zelfs waar de heerlijke figuur van Jezus ons voor oogen wordt gesteld, moeten wij: de ons door G-od geschonken gave gebruiken te onderscheiden tusschen goed en kwaad, waar en onwaar."

Ergerlijk, nietwaar?

En zulke menschen worden soms boos, wanneer ge hen voor ongeloovigen houdt!

Hoe komen zij er toe zulk een lektuur onder het publiek te brengen.

Is het van hun standpunt gezien niet immoreel het lage, het verderfelijke, bet schadelijke, het kwadei, het onware te vertalen en te populariseeren?

Hadden zij, inplaats van een beroep te doen op het onderscheidingsvermogen van den lezer, niet beter alleen het goede, heilrijke enz. kunnen overzetten?

Men zou. er benieuwd naar zijn, wat zij dan hadden overgehouden.

Een volgend maal over de vertaling zelf.

Welkome inlichting.

Door een broeder uit Naaldwijk werden ons eenige inlichtingen gezonden aangaande telefoons, die van de kerk naar de Avoningen der thuiszittenden door middel van de rijkstelefoon zijn aangelegd.

Zij zullen waarschijnlijk menigeen interesseeren.

Uit „De Reformatie" is mij gebleken, dat ü zich zeer interesseert voor de kerktelefoon. Dit geeft mij vrijheid om U iets hierover mede te deelen.

Voor zoover mij bekend, is Naaldwijk nog de eenige plaats in ons land, waar men door verbmding met rijksdraden op de telefoon voor hardhoorenden in de Geref. Kerk de zieken en ouden van dagen (op heden een vijftal) in staat stelt om zonder eenige inspanning den Dienst des "Woords t© volgen.

Ik zelf ben ook aangesloten en kan niet anders zeggen: liet is schitterend! Het is mij alsof ik in de kerk aanwezig ben. Zoowel dominé als voorlezer zijn letterlijk te volgen. Ik en met mij al degenen, die aangesloten zijn, genieten weer van de bediening des Woords, van gebed en psalmgezang.

Niet genoeg kan er op aangedrongen worden om op deze manier plaatselijk aan te sluiten. Men hoort den welbekenden dominé en voorlezer, het welbekende orgel, niets is vreemd, in gedachten ziet men alles. Wanneer dominé bidt, dan ziet hij zijn luisteraars en bidt ook voor hen; wanneer hij spreekt, dan gevoelt hij contact met zijn behoeftige gemeenteleden.

Er is hier ter plaatse een commissie benoemd en samengesteld, welke als uitvoerster van den kerkeraad optreedt. Komt er bij den kerkeraad een aanvraag; om aansluiting bimien, dan is de commissie er om zulk een aansluiting op z'n voordeeügst uit te voeren. Degenen die het betalen kunnen betalen alles zelf; zij, die het niet betalen kurmen, worden geholpen.

Denkelijk wordt er een fonds gevormd, waaruit deze aansluitingen voor minvennogenden betaald worden.

De buitenleiding wordt van rijkswege aangelegd en kost het eerste jaar 7 gulden (r= f 4 aanlegkosten - )f3 voor het gebruik) en vervolgens f 3 per jaar. Beide, aanlegkosten en de kosten voor het gebruik, worden berekend per 100 Meter; gedeelten van 100 M. worden voor volle 100 Al gerekend. De binnenleiding moet particulier aangelegd worden, dit gaat heel eenvoudi: g, zooaJs nu hier ter plaatse gaat het door middel van voornoemde commissie.

Het is als volgt hier te Naaldwijk toegegaan: Er wordt eerst een hoofdleiding aangelegd. Vanaf die hoofdleiding worden de verschillende zijtakken aangebracht naar de personen die aangesloten moeten worden. Zoodat, als iemand de telefoon niet meer noodig mocht hebben, deze aansluiting gemakkelijk zonder stoornis voor andere aangeslotenen '"kan vervallen. Alles bij elkaar genomen kan ik niet anders zeggen als dat de kerktelefoon de beste en goedkoopste en alzoo de aangewezen weg is om de zieken en behoeftigen te doen genieten van den Dienst des Woords. Het eenigstc wat onze kerkeraden te doen hebben is, dat zij aan het plaatselijk post-en telegraafkantoor de rijksregeling betreffende de kerktelefoon aanvragen; zij komen dan vanzelf wel verder en kunnen de zaak regelen zooals zij zelf het verkieselijkst achten.

Hier hebben we concrete gegevens, welke ons totnogtoe ontbraken. Zelfs worden er prijzen genoemd. We zijn er den schrijver dankbaar voor.

Zijn ervaring is zeer bemoedigend.

Wordt diezelfde ervaring algemeen opgedaan, dan is zulk een telefoon ver te prefereeren boven de radio.

Men leeft met de plaatselijke kerk geheel mee, ook wanneer men verhinderd is om onder de bediening des Woords te komen.

Ook wanneer er andere vergaderingen in de kerk worden gehouden, kan men van zijn ziekbed alles beluisteren.

De kosten zijn niet onoverkomelijk.

Kerkrechterlijke bezwaren doen er zich niet bij voor.

Men mag zich dan ook wel honderdmaal bedenken vóór men één kerk als radio^uitzendstation voor het geheelf; land inricht.

Aan de kerk van Naaldwijk mag de eer niet worden onthouden, deze zaak zoo degelijk en energiek te hebben aangepakt.

Bedoeld noch gezepd.

In het „Kerkblad voor de Gereformeerde Kerken van 's-Gravenhage" deelt Dr Dijk mee, dat hij met zijn antwoord op onze driestreep „Op alle terreinen des levens" zal vi^achten tot hij met zijn „causerie" klaar is.

Dit is ons natuurlijk best.

Wij kunnen wachten.

Alleen veroorloof ik mij één opmerking.

Dr Dijk schrijft, dat hij tot een revisie door ons „zoo iets als gesommeerd" wordt.

Dat nu is door ons nergens gezegd.

Wij hebben slechts verzocht om revisie.

Wijl hadden ons, dunkt ons, nauwelijks met meer respekt voor den schrijver kunnen uitdrukken.

En ook werd „zoo iets als een sommatie" door ons niet bedoeld, waarover uiteraard wij alleen kunnen oordeelen.

Laten zulke gedachten onder ons toch verre blijven. Zij bemoeilijken zoo licht rustig overleg.

Calvinistische Juristen-Vereeniging.

Onlangs hield deze vereeniging haar derde Congres.

D'e naam alleen reeds wekt sympathie bij u op.

Met ronde, duidelijke letters schrijft de vereeniging het „Calvinistisch" in haiar vaandel.

Dat heeft op zichzelf reeds de waarde van een program.

Geen heil wordt gezocht in Vage omschrijvingen.

Men windt er geen "doekjes om: opbouw het Calvinisme is het doel. van

Aan Prof. Anema komt de eer toe, dat op die manier de band tusschen hen, die aan de Vrije Universiteit studeerden, blijvend wor< it en de Calvinistische studie op juridisch gebied door samenwerking ook na de akademische Jaren wordt bevorderd.

Uit het verslag valt op te maken, dat hij ook dit jaar weer een hoogst belangrijke, principiëele openingsrede hield. Het vat deze aldus saam:

Een verblijdend en bemoedigend verschijnsel noemde hij heel deze actie. Immers had de historie geleerd, hoe in de 17e eeuw het Calvinisme bij. al zijn ontplooiing, in ons land voor de rechts-en staatsleer zeer weinig reflex had gehad. Andere landen, met name Frankrijk, hadden hier meer gepresteerd. Spr. ging dit alles en de oorzaken ervan breeder na. En nu, na de opleving van 't Calvinisme in de 19e en 20e eeuw, mocht die opleving niet voorbijgaan, zonder ook in ons land voor rechtsen staatsleer haar bouwenden arbeid te wekken. Zóó staan wij voor een moeilijke taak. De tijden zijn voor rustige studie niet gunstig, want de prac tische vragen jagen ons op. Het Calvinisme is historisch beproefd en leeft niet in de oppervlalcte, maar wortelt in de diepste diepte onzer ziel. Die Calvinisten, die deze wereldbeschouwing fundeeren in vorige eeuwen, waren vervolgden en uitgestootenen uit de samenleving. Maar zij kwamen niet bijeen mot do leus: „We hebben lang genoeg bemind, we willen eindlijk haten", maai om elkaar te sterken in het geloof en de aanhankelijke onderwerping aan het gebod: „Gij zult God liethebben boven alles en uw naaste als uzelven". Zoolang dat beginsel in onze Calvinistische actie stuwkracht is, heeft 't scheppende kracht. Die botsing der geesten heeft nieuwe gedachten gewekt. AVe moeten die samen nu aanvatten en onderzoeken. Dat is niet 't werk van één man, maar van ons allen. Daarom zi|n we bijeen, vertrouwelijk, in besloten kring, om vrijuit als mannen die eenzelfde geloof Tjelijden en 't Calvinisme liefhebben, over de zaken te spreken. In dit teeken, aJdus eindigde spr.. en in de hulpe des almachtigen Gods open ik dit 3e Congres,

Het verslag teekent daa, rbij nog aan, dat dit openingswoord diepen indruk maakte en met geestdriftig applaus werd beloond.

Dit verwondert ons niet.

Wij hebben van deze vereeniging hooge verwachtingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Leergeschillen in de Giir. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's