GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aanwas van theologen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanwas van theologen.

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de officiëele gegevens bekend zijn gewoir'den, kan men er zich eerst rekenschap van geven hoe groof de aanwas van theologen dit jaar is.

De Theologische School te Kampen schreef 30 studenten voor het eerst in.

De Vrije Universiteit zag haar Album Aöademicum met niet minder dan 52 theologisch© studenten vermeerderen.

Samen alzoo 82 toekomstige Dienaren des Woords.

Bezorgde zielen meenen misschien, dat die allen geen plaats meer in onze kerken zullen vinden.

Op ’t oogenblik bestaat er echter voor zulke bezorgdheid o.i. geen grond.

Er zijn in onze kerken behalve de vakatures predikantsplaatsen te weinig.

Noodig moeten er nieuwe krachten bij komen.

Alleen indien het v|ermoeden juist ware, d: at deze aanwas van theologen verband zou houden met de groote moeilijkheid om bij andere studierichting straks een goede positie in de maatschappij te bekomen, zou er reden zijn om een ernstige waarschuwing te doen hooren.

Dat zou de eer van het piredikantschap te na komen.

Dienaar des Goddelijken Woords te zijn is geen „vak".

Laten de ouders van aanJkomend© studenten in deze toezien.

Vertroebeling.

Jammer genoeg valt ten opzichte van de kerkelijke kwestie, welke thans zoovelen bezighoudt, bij sommigen, wien het anders aan nuchterheid van oordeel niet ontbreekt, een merkwaardige vertroe^ beling waar te nemen.

Er zijn voorbeelden van, dat men niet rustig meer kan lezen.

Zoo namen de hoogleeraren in hun antwoord aan de Classis Amsterdam op:

„3o. dat naar hun oordeel iemand, die de historiciteit van het verhaal in Gen. 2 en 3 aantast, in strijd komt met de H. S. en belijdenis”.

Wie dit onbevangen leest, kan hierin niet anders dan een algemeene uitspraak zien.

Natuurlijk stond ze met de kwestie-Geelkerken in verband.

Zij beteekent bij toepassing opi het onderhavige geval, dat, wanneer onverhoopt hlijken mocht, dat Dr G.'s gevoelen aan de liistodciteit van het verhaal in Gen. 2 en 3 te Tcort doet, hij zich in strijd bevindt met Schrift en belijdenis.

Maar zij houdt niet in, dat dit gebleken is.

Integendeel wordt er door de hoogleeraren tot nader onderzoek haar Dr Geelkerkens gevoelen geadviseerd.

Mogelijk heeft men inderhaast de woorden omgekeerd en gedaan alsof er stond: „3o. dat iemandy die naar hun oordeel de historiciteit enz.”

Dat geeft een andere lezing.

Doch jjen totaal verkeerde.

Een ander geval.

Verschillende bladen, w.o. ook „De Standaard", bevatten het bericht, dat de theologisch© hoogleeraren van de Vrije Universiteit aan den kerkeraaid van Amsterdam-Zuid op een desbetreffend verzoek' zouden hebben geantwoord „op een samenspreking" met di^n kerkeraad „geen prijs te stellen”.

Ook dit is al evenmin waar.

Ook dit kan niet anders berusten dan op een verkeerde lezing.

De min of meer opgewonden stemming, die zich van sommigen heeft meester gemaakt, beneemt de noodige kalmte tot zuiver lezen.

Dat men zich voor opwinding hoede.

Dat men kalmte zoek© in het eenzame gebed.

Dat men vrage om, indien men O'p een schade^ lijken weg is, geleid te worden op; den effen w^ des Heeren.

Aan inzenders.

Mogen we vriendelijk verzoeken ons ïn zake de kwestie-Greelkerken geen ingezonden stukken te sturen ?

Al kunnen we daar boven plaatsen „Biüiten verantwoordelijkheid van de Redadtie", toch schuilt in het opnemen zelf al ©enige verantwoordelijkheid.

Meestal gaat men onder zekere inkleeding op; ' de kwestie-Geelkerken zelf in, wat wij zelf in geen geval wenschen te doen vóór de stukken ook van de Classis en de Particulier© Synode volledig zijn gepubliceerd, maar daarom ook niet mogen toelaten, dat anderen dit doen.

Bovendien hebben wij voor al die inzendingen geen plaats en kiezen wij er enkele uit, dan geeft dit maar scheele oogen. '

Wel willen wij, voorzoov©r zij' een. vraag inhouden, die voor bespreking geschikt is, ze trachten te beantwoorden.

Onlangs ontvingen we een vraag of het woord „citeeren", door de Classis gebruikt, toen zij Dr G. uitnoodigde zich mondeling t© verantwoorden, juist is. Daarop diene, dat de term „citeerah" in zulke gevallen, historisch geijkt is. In de kerfcehjke i)raktijk werd hij herhaaldelijk gebruikt. Of men niet een zachtere uitdrukking had kunnen kiezen, laten wij onbesproken. Zulk een uitdrukking zou evenwel dezelfde kracht hebben als het woord „citeeren". Kerkrechtelijk V^lt tegen dit woord niets in te brengen.

Dezelfde komt op. het „briefje” terug.

Ik zou adviseeren om dat toch niet meer voor den dag te halen.

Wat daarmee is geschied, is zóó afkeurenswaardig, dat men beter deeid-daar nooit meer van te reppen.

Men kan daarmee zelfs niet onder de oogen van de wereld komen.

Dat men uit dat briefje te veel heeft afgeleid, blijkt ten overvloede uit het verslag, dat de „Hilversumsche Kerkbode" van de vergadering der Amsterdamsche Classis gaf:

In den loop der besprekingen kwamen verschillende beschouwingen aan de orde, die ten opzichte van de zaak-Geelkerken loopende zijn.

Zoo werden nogmaals uitdrukkelijk mededeelingen gedaan inzake „het briefje". Zeker briefje, waarin Ds B. van Schelven om een onderhoud met Prof. X> v H. H. Kuyper verzocht was op wonderlijke wijze in handen van Ds Brussaard en van de kerk van „Zuid" gekomen. Er is van allerlei over dat „briefje" verteld, en er werd complotteering en dies meer achter gezocht, temeer wijl Ds Breulcelaar later verklaard had, dat, inzake de aan Dr Gr. voorgelegde vragen geen ruggespraali gehouden was. Ter vergadering bleek, dat wèl aan Dr H. H. k © r k r e c h t e 1 ij k advies gevraagd was, n.l. over de rechten der Classis om de zaak te behandelen zooals zij deed, maar nie^ over de vragen, die door Ds Breukelaar, geheel zelf standig, waren opgesteld en door zijn mededeputaten na besprekinig en wijziging goedgekeurd.

Dit hadden ook wij genoemd onder de „mogelijkheden", welke er ten aanzien van de verklaring der Deputaten konden ondersteld.

Als alles gepubliceerd wordt, dan zal nog duidelijker blijken, dat van „draaien" of „liegen" (zoo'n woord moest onze inzender als strijdig met de broederlijke liefde vermijden) 'hier niet alleen geen sprake behoeft te zijn, maar ook geen sprake is.

Maar laat nu toch ter wille van den Gereformeerden naam het „briefje" onder ons niet meer genoemd worden.

Een ander inzender wil er op; aandringen om niet zulk een spoed te maken met de 'Grenerale Synode.

Hij zou liever willen wachten „tot de hoofden wat gekalmeerd zijn”.

De goede bedoeling, welke hieruit spreekt, waardeeren we.

Toch deelen we dit inzicht niet.

Tot het samenroepen van een Generale Synode is Juist geadviseerd, om de zaak in een atmosfeer van rustige objektiviteit te brengen.

Al moet jin zekere streken van ons land vertroebeling worden gekonstateerd, van bet geheele land geldt dit zeker niet.

Wie nog al eens menschen spreekt uit onderscheiden kerken in ons vaderland, merkt aldra, dat over het algemeen de hoofden kalm genoeg zijn.

Dr Geelkerken schreef in September al „er moet nu toch eindelijk eens een beslissing vallen”.

De Classis en de Rarticuliere Synode betrachtten echter de uiterste voorzichtigheid en wilden de zaak gebracht zien voor een Generale Synode.

Maar Tiet zou niet ^oed zijn te blijven uitstellen.

Daarvoor richt deze zaak' te veel schade aan in het kerkelijke leven van een deel van ons land.

Voor de gevolgen van nog langer uitstel zouden wij niet gaarne de verantwoordehjkheid dragen.

Hinkende vergelUUng.

Prof. Goslinga, die sinds eenige we'ken in de rubriek „Eopulair-Wetensdhappelijke Schetsen" in ons blad schrijft, verzoekt ons het volgende op. Ie nemen:

Amsterdam, 27 October 1925.

Naar mij van meer dan één zijde^ inzonderheid uit particuhere bronnen, blijkt, wordt er verband gelegd tusschen het schrijven en publiceeren van mijn artikelen over „De Afzetting, van den Docent A. Steketee" en de kwestie-G-eelkexken. Zoodanig verband bestaat er in het minst niet. Wil iemand desondanks in de eene zaak dei andere betrekken, dan doet hij dat geheel voor zijn eigen verantwoording. Ik wensch daarvoor in grenen deele aansprakelijk te worden geacht.

Dr A. GOSLINGA.

P.S. Andere bladen worden verzocht deze verklaring over te nemen.

Wij kunnen hieraan toevoegen, dat P|rof. Goslinga reeds van plan was zijn aflikelen te schrijven vóór iemand er nog aan dacht, dat de kwestie-Geelkerken zulk een verloop zou nemen.

Trouwens, als ooit een vergelijking hinkt, dan is het wel die tusschen de zaak-Steketee en de kwestie-Geelkerken.

De zaak-Steketee had niet gelijk de kwestie-Geelkerken alle kerkelijke stadia doorloopen "Vóór zij op de Synode kwam. Zij was niet door een kerk aanhangig gemaakt en via Classis en Plartikuliere Synode op de Generale Synode gebracht.

Bij de zaak-Steketee ging het om de bekwaamheid van een docent, waarover een Syode zeker minder gemakkelijk kan oordeelen dan over de rechtzinnigheid van een predikant, waarover toch het geding-Geelkerken loopt.

In de zaak-Steketee waren te voren niet eens de professoren geraadpleegd, terwijl thans de hoogleeraren heel vroeg voor het geven van praeadvies werden aangezocht.

Docent Steketee publiceerde over zijn zaak niets, terwijl Dr Geelkerken vóór de behandeling van zijn zaak de eene brochure na de andere laat verschijnen.

Beide kwesties verschillen zoozeer van elkander, dat ze met elkaar moeilijk vergeleken kunnen worden.

Lastercampagne.

Bij de behandeling van de Zaak-Muylwijk deelde de verdediger. Mr Levy, mede, dat een dagblad zijn reporter vooral om sensationeel nieuws had verzocht.

Men zou vermoeden, dat dergelijk verzoek door enkele liberale bladen ook tot hun medewerkers in de kwestie-Geelkerken gericht is.

Er wordt in dit opzicht heel wat gebruik gemaakt van lekkage-nieuws.

Het weinige, dat men opvangt, wordt door flink duim-zuigen aangevuld.

Als men den neus Tieeft, teekent men er het gezicht bij en geeft dat uit voor een sprekend gelijkend portret.

Van de laatste vergadering der Classis-Amsterdam stonden in „De Telegraaf" dingen vermeld, waarvan Classis-leden, die de heele zitting hadden bijgewoond, getuigden, dat er hoegenaamd niets van waar was.

Het „Handelsblad" neemt berichten op, waarover ingewijden gewoon verstomd staan.

Die heeten dan afkomstig van „Gereformeerde" lezers of medewerkers.

Het staat te betwijfelen èf de redaktie van dat blad controle oefent op de kwaJifikatie, die dezen zichzelf geven. Zij vraagt tlaarbhjkelijk ^ulke inzenders niet naar hun lidmatenkaart. Ieder, die zich 'als „Gereformeerd" aandient, vindt bij haar een luisterend oor. En gretig worden sensationeele mededeelingen en beschouwingen aanvaard.

Er kunnen natuurlijk ook inzenders bij zijn, die inderdaad tot een Gereformeerde Eerk behooren.

Maar de redaktie Vergeet, dat in elke Gereformeerde Kerk 's Zondagsmorgens ook het negende gebod wordt voorgelezen: „Gij zult geen valsch getuigenis spreken tegen uw naasle". Dit is meer dan een vorm. Alle Gereformeerden hebben het noodig en sommigen helaas in bijzondere mate.

Vooral in een geval, waarin hartstochten ontketend zijn, wordt het met de waarheid soms minder nauw genomen.

Men zal er eens voor den Rechterstoel verantwoording voor moe'fen doen.

Ook de redaktie van het „Handelsblad", al gelooft zij misschien zelf niet aan een jongste gericht.

Het ergst maakte het „Het Vaderland".

Dat verspreidde geruchten, waarin zelfs elk korreltje waarheid ontbreekt.

Het lust ons niet al die valsche geruchten tegen te spreken. ; ., .

Er wordt een ware laétercampagne gevoerd, welkede Nederlandsche pers, iJie anders zulk een goeden naam heeft, onteert.

Alles recht te zetten, ware een onbegonnen werk.

We kunnen slechts onze lezers waarschuwen: gelooft in deze kwestie die liberale of zoogenaamde neutrale piersorganen niet.

In de persoonlijke sfeer.

Afgaande op wat niet een liberaal blad, maar „De Standaard" schreef omtrent de vergadering, welke de vorige week Woensdagavond te Amsfcer^ dam, ten gunste van Dr Geelkerken werd gehouiden, bracht vooral de voorzitter, maar ook andere sprekers de kwestie-Creelkerken in de persoonlijke sfeer.

Ook uitingen buiten deze vergadering wijzen in diezelfde richting.

Men zoekt bij hen, die in de kwestie-Geelkerken handelend hadden op te treden, naar persoonlijke motieven. '

Wie in eenige commissie heeft gezeten, welke zich door het antwoord van Dr Geelkerken niet bevredigd verklaarde of wie vroeger weleens met Dr G. in discussie is getreden, wordt dadeHjk v; an persoonlijke antipathie beschuldigd of verdacht.

Wij verstaan zulk een mentaliteit niet.

Men schijnt het onmogelijk te achten naar zijn beste weten de waarheid te dienen en toch zijn persoonlijke gesteldheid ten op5: ichte van Dr G. daardoor riiet te laten beïnvloeden.

Men kan er blijkbaar hoe langer hoe minder bij, dat iemand een zaak veroordeelt, en zicih toch van persoonlijke antipathie jegens hem, die in die zaak betrokken is, weet vrij te houden.

Nu hopen wij er ons wel voor te wachten, dit te verklaren uit de zielsconstructie van de beschuldigers _j)f verdachtmakers, als zouden die zichzelf op zulk een hooger standpunt riiet kunnen plaatsen.

Daarmee zou men hen, naar ons oordeel, onrecht doen.

Er zijn andere verklaringen mogelijk en wij' voor ons kiezen steeds de gunstigste.

Niettemin staan we hier toch vjoor een bedenkelijk verschijnsel, dat de goede afwikkeling van de aanhangige kwestie in den weg kan staan. De geest van Christus wordt hierin gemist. Het broederhart wordt gekrenkt. Het geweten wordt niet rein gebonden.

Hoe zouden wij wenschen, dat men dit nog bijtijds inzag!

Wanneer men op dien weg Vioortgaat, verwijdert men zich vau de andere broederen.

Men beijvere zich toch deze zaak weer uit i^, persoonlijke sfeer te halen en te stellen op hooger geestelijker plan.

Het bezwaar van Assen.

Gelijk men weet, heeft de kerk van Assen bezwaar gemaakt om aan het verzoek van de Paj. tikuliere Synode van N.-HoUand te voldoen.

Formeel kan haar dit recht niet worden ontzegd ofschoon zij kerkrechtehjk juist zou hebben m. handeld, indien zij aan het Verzoek wel had voldaan.

In het bezwaar van Assen schuilt zelfs een element, dat met blijdschap mag gekonstateerd.

Er blijkt weer ujt, dat de beroering, welke men in sommige streken vïan N.-HoUand waarneemt zich niet tot alle deelen van het land heeft uitgestrekt.

Toch moet er ook hier aan herinnerd, dat waaneer één lid lijdt, de andere leden mede lijden.

Het is juist zoo heilzaam, ^at de Generale Synode, waarin alle kerken samenkomen, ook die welke niet in het brandpunt van onrust staan, zich uitspreekt.

Dat verhoogt de garantie van de grootst mo. gelijke objektiviteit.

En waar de Rartikuliere Synode van N.-HoUand het nuchtere oordeel van kerken, die totnogtoe bui. ten de beweging |tonden, inroept en zelf, hoewel zij ^n ook de Classis Amsterdam 'daartoe ten vdlle gerechtigd zijn, zich van "een beslissing onthoudt, mag dit niet geweigerd worden.

Maakte Assen bezwaar, welnu, de tweede weg, in het vorige nummer van ons blad aangewezen, dient thans te worden bewandeld.

De rust en de vrede der kerken vragen om spoed.

Men wachte niet tot de onrust ook andere deelen van ons land heeft aangetast.

Voorkomen is beter dan genezen.

De tweede Partikuliere Synode.

Naar het zich laat aanzien zlal Noord-Brabant m Limburg de tweede Rartikuliere Synode zijn, die de kerk van Assen zal verzoeken een Generale Synode ten spoedigste saam te roepen.

De kerk van Assen heeft dan alleen aan de Particuliere Synode van Drenthe advies en goedkeuring te vragen over tijd en plaats van de Generale Synode.

Als de kerk van Assen 12 November het verzoek van N.-Brabant en Limburg ontvangt, kan spoedig daarop 'de Rarticuliere Synode van Drenthe worden gehouden.

De bepaling van de plaats voor de Generale Synode zal geen moeiüjkheden opleveren.

Assen is daarvoor als aangewezen.

Het is goed, dat deze zaak behandeld wordt ver van de plaats, waar ze oprees.

Assen geeft een frisch, rustig milieu.

En wat de. tijd betreft laat het „ten spoedigste" niet veel rekbaarheid toe.

Er ligt in opgesloten, dat, als het in December kan, het niet tot Januari mag verschoven.

De zaak zelf sleepjt reeds lang.

Zoowel door Dr Geelkerken als door de Classis-Amsterdam wordt een spoedige beslissing gewenscht.

Wij hopen, dat Dr G. op de Synode van Assen zich zoo duidelijk zal uitspreken, dat alle schijn of schaduw van verdenking wordt weggevaagd.

En dat tevens de Synode in de materiëele kwestie een uitspraak doe, die tof in verre geslachten leiding geeft. '

HEPP.

Een Christelijk-Gereformeerde stem.

III.

Zooals wij reeds zeiden, heeft docent v. d. Schuit niet alleen de kwestie onzuiver gesteld, inzooverre, als hij toezeide, de Kuyperiaansche „richting" te zullen bespreken, doch in werkelijkheid zich bepaa'de tot één uitspraak van dr Kuyper, waarop evenwel later een door docent v. d. Schuit volkomen genegeerde uitspraak der Gereformeerde kerken gevolgd is, maar heeft hij ook in zijn bestrijding van dr Kuyper zelf nog verzuimd, vooraf van diens opinie een zuiver beeld te geven. Docent v. d. Schuit heeft dr Kuypers meening onvoldoende ingedacht en onzuiver weergegeven en heeft daardoor aan zijn bestrijding den eenig zuiveren grondslag ontnomen.

Wij zullen van dit gevoelen rekenschap hebben te geven.

Het volgende moge dienen als bewijsmateriaal.

Wij willen allereerst de, aandacht vestigen op de uitspraak van docent v. d. Schuit, dat het Neocalvinisme (wij zagen, dat hij hiermee bedoelt dr Kuyper; het verband der redeneering laat dat trouwens duidelijk zien) leert, dat „de wedergeboorte JAAR EN DAG in het diep der ziel aanwezig IS, zonder dat zij tot het bewustzijn doordringt".

Men hoort hier, dat volgens docent v. d. Schuit dr Kuyper niet zegt, dat het zaad der wedergeboorte jaar en dag verborgen blijven KAN, zonder het bewustzijn van den wedergeborene te raken, maar dat hij duidelijk uitspreekt, dat dit altijd zoo IS; dat dit de regel is, die altijd gevolgd wordt; dat dr Kuyper op deze redeneering verder zijn theologisch systeem opbouwt.

Docent v. d. Schuit tracht dan vervolgens zijn bewering omtrent dr Kuypers alzoo weergegeven opvatting te ondersteunen door een citaat uit diens werken,

E VOTO, 3e deel. Daar zou dr Kuyper zeggen — volgens het door docent Y. d. S. gegeren citaat:

„Maar voordat God deze tweede genade aan ons doet, ligt de geloofskiem, bet geloofsvermogen, in ons werkeloos en verborgen, evenals de graankorrel in een steengroeve, zoo ook jaren lang in de diepte van ons steenen hart werkeloos, zonder dat gij, of een ander er iets van merkt.”

In dezen vorm geeft doe. v. d. Schuit het citaat van ir Kuyper.

Het is jammer, dat hü niet precies aangeeft, waar hij Jiet gevonden beeft.

Want men staat hier voor een eigenaardige moei­ lijkheid.

Het is best mogelijk, dat docent v. d. Schuit letterlijk .dit citaat beeft overgeschreven van dr Kuyper; al heb ik het niet kunnen vinden, ik geloof bet op zijn gezag gaarne.

Maar om verschillende redenen zou het goed zijn, als docent v. d. Schuit of iemand anders de belangstellende lezers op weg hielp, door precies de vindplaats aan te geven.

Immers, in de eerste plaats, kan ieder, die E Voto kent, een citaat vinden, dat weliswaar op het boven gegevene lijkt, maar toch in wezen iets anders zegt, dan docent v. d. Schuit dr Kuyper in den mond legt.

En in de tweede plaats kan men in dr Kuipers geschriften meer dan eens uitspraken vinden, die bewijzen, dat dr Kuypers opinie door dit eene zinnetje niet is weer te geven, ja, dat bij zich anders beeft uitgesproken, dan bier van hem gezegd wordt.

Eerst geven wij het citaat, dat op het te Apeldoorn geciteerde woord zoa veel lijkt.

Het is te vinden in E Voto, III, 18. Daar staat:

„In de oude gedenkteekenen van de Egyptische koningen beeft men o.a. ook tarwegraan gevonden, dat allicht tusscben de 3 en 4000 jaren in deze steenen graven gelegen bad. Al dien tijd bezal de graankorrel van dit graan de kracht en het vermogen in zich om tot een halm op te schieten en vrucht te dragen; maar het deed dit 3 a 4000 jaren iang niet. En nu eerst, nu eindelijk deze graven geopend worden, en het graan, dat erin lag, aan de aarde wierd toevertrouwd, is dit vermogen naar buiten getreden en is er graan uit gegroeid. Zoo KAN nu ook bet geloofsvermogen, de geloofskiem, jaren lang ü' de diepte van ons steenen hart werkeloos verborgen liggen, zonder dat gij of een ander er iets van merkt.”

Het verschil tusscben de door docent v. d. Schuit gegeven opvatting van dr Kuyper en dit woord springt in het oog. Volgens het citaat van docent v. d. Schuit zegt dr Kuyper, dat het zaad der wedergeboorte veriorgen IS, gedurende geruimen tijd (zoodat dit de regel wordt). Doch volgens wat ik aanhaalde, meent dr Kuyper, dat het alzoo KAN; maar een regel die voo> ' alle gevallen geldt, heeft hij daarin niet gegeven.

Reeds dit enkele feit bewijst, dat, indien docent v. d. Schuit ons de vindplaats van zijn doorgegeven citaat noemen zou, de onderstelling niet te gewaagd is, dat het verband hier een woordje zou meespreken. En in ieder geval, dat men dr Kuypers woorden niet uitleggen MAG, zóó, als bet bier geschiedt, omdat iemands gevoelen eerst duidelijk wordt, als men hem volledig laat uitspreken.

En wie dat maar doet, vindt dan ook de bewijzen voor het grijpen, dat wat docent v. d. Schuit dr Kuyper in den mond legt (de wedergeb. IS verborgen zoi.der opgemerkt te worden) door dezen allerminst geleerd wordt.

Dat bet zoo niet is, maar KAN, volgens dr Kuyper, mogen de volgends, met vele andere te vermeerderen, citaten bewijzen:

1. E Voto, III, 387: „SOMS KAN bet zaad der wedergeboorte lange jaren in ons hart liggen, zonder dat het doorwerkt.”

2. E. V. III, 414: „Zoo KAN bet dus zijn, dat aan EEN wedergeborene SOMS lange dagen (!) nog Jiets te hespeuren is dat iemand zelf nog lange dagea van zijn eigen wedergeboorte onkundig KAN blijven..”

3. idem 423: „wie niet wedergeboren is, kan zich niet bekeeren; maar wel KAN het zaad der wedergeboorte lange jaren in uwe ziel schuilen, zonder dat het in de iekeering opbloeit.”

4. idem 428: „Zooveel weten wij b.v. uit bet voorbeeld van Johannes den Dooper, dat het zaad der wedergeboorte lange dagen in IEMANDS ziel scbuilen KAN, zonder dat hijzelf of iemand anders ook maar iets van een VERDERE werking Gods in zijn binnenste gewaar wordt....”

Deze enkele citaten bewijzen reeds voldoende, dat men niet het recht heeft, te doen, zooals docent v. d. Schuit deed. Als dr Kuyper zegt: bet „kan" zoo zijn, dan moet niemand hem in den mond leggen, dat het zoo „i s". Docent v. d. Schuit maakt er een principieel geding van; en ongetwijfeld staat hij daarin niet alleen. Maar als het erom gaat „breuken" te genezen, dan worde de afstand tusschen de onderscheiden denkbeelden niet willekeurig vergroot. Reeds deze enkele uitspraken van dr Kuyper verhinderen docent v. d. Schuit te spreken van de Kuyperiaansche leer der „dormante (sluimerende) wedergeboorte". Als ik zeg, dat iemand jaar en dag op één long leven kan en werken, dan moet geen enkele rector een rectorale rede houden over mijn dwaze theorie van den éénlongigen homo sapiens. Zóó moet eok docent v. d. Schuit bet verschil tusschen dr Kuyper en wien ter wereld ook, nooit gaan zien in het feit, dat dr Kuyper „DE" leer predikt van „DE" „dormante wedergeboorte". Dat is niet wetenschappelijk en ook niet irenisch. Dat „feit" bestaat niet; deze leer is een puur Verzinsel, als zij zóó wordt aangekondigd.

Dit alles klemt te meer, omdat dr Kuyper zelf herhaaldelijk en met nadruk verzekerd beeft, dat hij niet nebhen wil, dat men een regel maakt van wat volgens hem KAN geschieden in zielen, bij wie de wedergeboorte niet aanstonds blijkt in vruchten van nieuw leven. Ik veroorloof mij nog de volgende uitspraken te noemen:

1. E Voto III, 408: „We geven volkomen toe, dat God de Heere vrijmachtig is om de Wedergeboorte en de Bekeering in eenzelfde oogènblik des _^ïSds te laten samenvallen”.

2. Nog sterker E Voto III, 383: „Bij den een zal dat zaad TERSTOND ontkiemen, terwijl het bij den ander eerst na lange dagen tot ontwikkeling gedijt”.

En, zoo mogelijk, nóg duidelijker en scherper, laat dr Kuyper zich uit in „Het Werk van den Heiligen Geest, in de enkele personen". Daar beet bet in dl II (afzonderlijke uitg. Bottenburg, dl. I), 151, dat er ON­ MIDDELLIJK na het oogènblik der wedergeboorte bekeering volgen kan. Dat dit geen los daarheen geworpen woord is, blijkt uit bl. 136 en 137 van betzelfde werk. Op bl. 136 spreekt dr Kuyper van vier groepen van personen, waarvan de derde bestaat uit zulke menschen, „die eerst op later leeftijd wedergeboren wierden, en dan TEVENS bekeerd".

Een onderscheiding, die op de volgende bladzijde nog wordt toegelicht en verduidelijkt, door deze opmerking:

„Eigenlijk vindt de voorbereidende genade in enger zin dan ook alleen haar plaats bij de derde soort van uitverkorenen, waarop we wezen, te weten, bij ben, die NIET in hunner moeders schoot en NIET vóór bun Doop wedergeboren ziJn, maar eerst jarenlang met NIETS dan hun wilde, booze natuur hebben omgeloopen, en nu eerst op later leeftijd BIJNA GEI IJK-TIJDIG wedergeboren en bekeerd zijn.”

Men lette bier op de uitdrukking „SOORT". „De derde soort”.

Volgens dr Kuyper, als men hem goed leest, is het dus niet zoo maar eens een heel enkel geval, waarin de wedergeboorte aanstonds na de baar volvoerende Geestesdaad overleidt in de bekeering, doch is dit geval zóó vaak te zien, dat men de dragers van die gevallen tot een zekere groep, tot een soort, kan rekenen en als een afzonderlijke groep kan bezien en zielkundig kan ontleden.

Dat docent v. d. Schuit daarover totaal zwijgt, daarvan maken we hem geen grief, als hij in een los artikeltje zoo eens met dr Kuyper polemiseeren wil over een bepaalde uitdrukking. We maken er evenwel een grief van, en dan niet eens zoo'n beel kleine, als bij aankondigt, dat hij in een wetenschappelijke rede, dr Kuypers gevoelen zal weergeven en dan bestrijden. En we maken er in den hoogsten zin een grief van, als we „De Wekker" booren spreken van een „breuk", die de kerk verdeelen moet om der conscientie wil. Men moet bij deze ernstige dingen niet lichtvaardig spreken.

Het moet mij dan ook van het hart, dat docent v. d. Schuit, al zal bet zoo niet bedoeld zijn, in zijn rectorale rede aan de moderne of evolutionistische richting meer recht laat wedervaren dan aan ziJn gereformeerde broeders, die vlak naast de deur wonen. Een verschijnsel, dat beel wat te zeggen beeft, als men vraagt naar de redelijkheid, en de cbristelijkbeid en de gegrondheid van de cbristelijk-gereformeerde polemiek tegen de „neocalvinistische of Kuyperiaansche richting".

Ik bedoel dit.

Als docent v. d. Schuit de moderne richting beschrijft, dan tracht bij volledig te zijn in de vermelding van de SOORTEN van zielkundige gebeurlijkheden in het proces der bekeering. Als bij b.v. het gevoelen van William James weergeeft, meldt hü, dat deze spreekt van „the healthy minded" en „the sick soul", hetgeen bij dan vertaalt als „de gezonde en de kranke zielen”.

Over deze vertaling willen wij nu niet verder twisten. Maar wij vragen wel: waarom meldt gij wel, dat William James bepaalde soorten en groepen onderscheidt, die gij dan één voor één onder de loupe neemt, en waarom verzwijgt gij, dat dr Kuyper eveneens verschillende SOORTEN onderscheidt, zoodat gij ertoe komt, aan één bepaalde soort van de verschillende, die hij aanneemt, op te hangen uw gebeele polemiek, en te verklaren, dat met die ééne soort alles, wat van dr Kuyper het kenmerkende is, gezegd werd?

En wederom: waarom meldt gij w e 1 van de school der modernen, dat zij sprak van „once bom" en van „twice bom" menseben; en waarom zegt gij niet, dat dr Kuyper onderscheid maakte tusscben een groep van ben, die reeds in den moederschoot of althans vóór den doop wedergeboren waren, maar bij wie dat ingeplante leven geheel schuil bleef tot op hun bekeering op later leeftijd; èn weer een andere groep van hen, die niet alleen reeds vroeg wedergeboren waren, maar bij wie bet ingeplante leven zich ook reeds vroeg geuit heeft en ongemerkt in bekeerin? overgegaan was; èn nóg weer een derde groep van hen, die eerst op later leeftijd wedergeboren werden en dan tevens bekeerd?

Nog eens: wij denken bier volstrekt niet aan een'gen willekeur. Maar wij gelooven in deze onevenwichtigheid, die aan moderne Amerikanen recht doet, maar aan gereformeerde Nederlanders dat recht onthoudt, een onwillekeurig gevolg te zien van bet christelijk gereformeerde gezichts-bederf. Men ziet wel naar Amerika, maar men kent niet het leven vlak naast de eigen deur.

Laat men te Apeldoorn voorzichtig zijn; Johannes de Heer lijdt ook aan die ziekte. Men haakt zich van cbristelijk-gereformeerde zijde vast aan kleine verschilpunten, die in de polemiek met broeders van één huis opgekomen zijn, en blijft zoolang op één enkele uitdrukking vast zitten, dat men vergeet, dat rondom die ééne uitdrukking zich een beele reeks van andere gedachten heeft gegroepeerd.

Maar hoe dit zijn moge: als docent v. d. Schuit van één der groepen van dr Kuyper de eenige gemaakt heeft, waarvoor volgens hem in dr Kuypers stelsel plaats heet te zijn, dan voelt iedereen, dat op dezen wankelen bodem geen plaats kan zijn voor zijn volgende bewering, dat „in Kuypers machtigen geest" dit alles te zien is, als „een groot organisch geheel". Aan het bestaan van een „pars pro toto", waarbij een deel wordt genomen voor bet geheel, gelooft iedereen. Maar wetenschap bouwt men nooit op een deel, doch eltijd op het geheel van het fundament.

En voordat docent v. d. Schuit zeggen kan: „door dit systeem komt Kuyper tot zijn bewustzijnstbeologie" en tot ik weet al niet wat nog meer, had hij eerst het „systeem" van dr Kuyper moeten zien en zuiver teekenen.

Nu hij dat niet deed, is reeds daarin de bestrijding in beginsel mislukt.

En hierbij blijft bet niet.

Nog andere bezwaren hebben wij.

Een volgenden keer daarover.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1925

De Reformatie | 4 Pagina's

Aanwas van theologen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1925

De Reformatie | 4 Pagina's