GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vonnis van Prof. Haitjema.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vonnis van Prof. Haitjema.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Nog is Prof. liaitjema niet uitgeredeneerd.

De Gereformeerde Kerken zijn van het rechte spoor .afgegleden.

Tot dit resultaat kwam hij in zijn betoog.

Diaarmee stelt hij zich niet 'tevreden.

Hij wil ook de oorzaken van dit déraillement onderzoeken.

Hij js zoo vriendelijk om ongevraagd zich tot commissie te benoemen, welke zal uitmaken of het aan het personeel dan wel aan het maiteriaal of ook aan het ballastbed ligt.

Hij komt tot de konklusie, dat geen van drieën deugt.

Wat het ballast-bed betreft zegt hij in zijn rapport: „Men is gefundeerd in politieke en kerkelijke positie-keuze. Men is heer en meester opi ? ; ijn welomtuinde erf, het erf der Calvinisten op! het groiote terrein van het ontkerstende volksleven, dat als geheel werd losgelaten". Dit komt alzoo hierop neer: het 'ballast-bed is te smal en het grint ervan deels te fijn en deels te scherpkantig.

Wat het personeel aangaat: „Het (n.l. de eigenaardige geestelijke gesteldheid) is er een van verui twendiging, van rationalistische lust tot klaarheid en duidelijkheid, van een onmiskenbaren antithese-wellust en on-geestelijke partij-'discipline. Het tot politieke mondigheid geraken van het anti-revolutionaire volk, dat zijn generalen staf toch maar immer nog weet te hebben op' politieke erve', beeft den al te voorspoedigen groei van deze mentaliteit niet weinig bevorderd". Alzooi: aan het personeel is te spoedig zelfstandigheid toegekend, bovendien was het niet slechts eenzijdig en onvoldoende, maar volstrekt verkeerd geschoold. 'fff"-S: !0^^

En het materiaal? Het is blik in plaats fviaiï' i'SÉ'-^ Of om met Prof. Hailjema te spreken: Kuyper — de stellig godvruchtige en geniale, maar dan toch... de boeman! — heeft wind gezaaid en storm geoogst. Maar men' hoore dC'ii Groninger hoogleerkai' zelf! • W ^

„Het gehefele leven, staatkundig en kerkelijk, k-wam zoo in het teeken der tegenstelling te staan. Het zette een stempel op heel liet denken en handelen. Wat wonder, dat ook de Asser S-ynode, als grootsche manifestatie van deze bepaalde mentaliteit, 'dit cachet-van het entweder-oder, óf het een — óf het ander, maar in ieder geval alles bewust, en ten einde toe „klaar doordacht" — vertoont? Aan Dr Geelkerken wordt in het Synodaal rapport verweten, dat hij ondoordacht en lichtvaardig is geweest, omdat hij zulk een actie heeft ontketend, terwijl hij tOGh in zake de exegese van Genesis 2 en 3 bekende: ik heb geen bepaalde exegese. En als Dr Geelkerken schrijft, dat hij ten volle aanvaardt al hetgeen in de H. Schrift, ook in Gen. 1—3, letterlijk staat, als absoluut gezaghebbende Openbaring Gods, — dan staat de Asser S-ynode direct klaar met de onderscheiding: formeel-materieel. „Formeel erkent é& daarmede het volstrekte Schriftgezag wel. Dr Geelkerken, maar materieel.... dat blijft dan nóg de vraag."

Wat men .maar „formeele erkenning" van het Schriftgezag noemen wil!

Dat had de geniale grootmeester van het Nederlandsche Nieuw-Calvinisme, Dr A. Kuyper, voorzeker nimmer kunnen vermoeden, dat een latere 'generatie van zijn volgelingen zóó' in het formalisme zou verzinken, terwijl het om de materie vecht! Tóch — en nu tast ik naar den diepsten grond voor den droeven afloop van het Geelkerken-proces — is Kuyper zelf door zijn werken, en vooral, door zijn principieel beredeneeren van zijn werken, niet onschuldig aan deze geestesgesteldheid van het Assensche Calvinisme. Hij heeft wind gezaaid, — de storm moet geoogst worden. De wind, dien Kuyper zaaide, was aanvankelijk zoo frisch, zoo opklarend, zoo stalend tot beslistheid tegenover de slapheid van liberalisme en „verlicht" Christendom in de 19e eeuw. Doch de storm, die is losgebroken op de Gereformeerd-kerkelijke erve van den jongsten tijd, is vernielend, ontwrichtend zelfs de belijdenis, waarvoor de vaderen goed en bloed hadden veil gehad.

„Uit het Egypte der wereldsche cultuur neemt een mensch licht te veel mee, " zeide Origenes reeds in zijn 'dagen, als hij aan de geschiedenis van Koning Jero-'beam dacht en diens invoering van den (Egyptischen) kalverendienst te Bethel en Dan. Zoo is het. Uit het land van de wereldsche cultuur neemt de reformator van den eeredienst licht te veel mede. Was Dr Kuyper niet zulk een geweldig reformator, die het land der „Aufklarungs"-cultuur had verlaten met veel meer, ' dan hü in den dienst van zijn God en tot uitbouw van een Calvinistische wereld-^ en levensbeschouwing gebr-tdken kon? Deed hij de „verlichtings"-wijsbegeerte niet te groote eer aan, door zijn anti-revolutionaire staatkunde zóó uit te werken, dat de Christen voluit zich stellen mocht op den bodem - der nuchtere werkelijkheid, mede uit h'oofde van de eischen der praktijk? Was daarmede niet aan de beginselen van de verlichtingswijsbegeerte het. eeresaluut gebracht, daar toch die beginselen de werkelijkheid zóó hadden doen' worden als zij zich in Kuyper's dagen voordeed?

Maar hoe dit ook zij: de leuze, die van den bodem der nuchtere - ^verkelijkheid gaarne gewaagde, klonk door, en werkte na. Ook het theologisch denken binnen de muren der Kerk werd er door beïnvloed: over het geloofsmysterie van den zondeval en de Paradijsgeschiedenis, waarin dit geweldige feit beschreven wordt, kon men gaan redeneeren op den bodem dier werkelijkheid van „zaken en feiten, welke bedoeld zijn als te behooren tot de wereld van het zintuiglijk-waarneembare". En het besef, dat de aldus beschreven werkelijkheid onder de majesteit van Gods bijzondere openbaring nooit een bodem blijft, waarop men staan kan, daar de werkelijkheid Gods haar telkens voor onze voeten doorbreekt, is jammerlijk g'aan verkwijnen.

Ik schrijf dit alles niet, om Kuyper's geweldige beteekenis te verkleinen. Ik weet, dat hij diep genoeg leefde met zijn God, en rijk genoeg in genialen geestesaanleg was, om te kunnen erkennen, dat de lijn, die ik van zijn werk uit trok, van de branding van zijn kerkdijken en politieken strijd uit, niet op fantasie berustte.

Ik wees alleen op de mijns inziens diepste oorzaak voor het teleurstellend verloop van het Geelkerkenproces, om het mijne bij te dragen tot het zuiver stellen der diagnose; iets wat niet overbodig kan heeten, als het gaan zal om genezing van het Gereformeerd-kerkelijk leven (en daarbij denk ik niet uitsluitend aan de Gereformeerde Kerken) in ons vaderland."

Ik meen, dat ik, door Prof. Haitjema zoo ruim aan het woord te laten, voor genoegzame objektiviteit heb gezorgd.

Wij zijn nu aan het eind van het overzicht over zijn artikel.

Hebben wij ons hier en daar reeds eenige kritiek' veroorloofd, thans gaan / wij^; , ^tot-: meeir; p^^ kritiek over. ^Êm0'^Ê$Si%§§!i^^^-.

Om de orienteering gemakk'elijk té m-akeh, zullen wij haar o-nderbrengear in, afzonderlijke artikelen en daarmee deze artikelenreeks sluiten.

Ons Kultuurmonument.

Wezen wij in ons jaaroverzicht over 1926 • op defli gezonden kultuurdrang, welke er onder ons Gereformeerde volk openbaar wordt, zonder vrees voor tegenspraak mag wel gekonstateerd worden, dat ons grootste kultuurmonument is onze Vrije Universiteit.

Met - de kunst behoort de wetenschap tost, .^, i dfe hoogste kultuurgoederen. & : ^kM-

In eigen kunst zijn \vij; ^B«^K^, genbliIv niet sterk. ' '^f^êmm^: nog

Maar jnet een eigen wetenschap, al ontbreekt ook daaraan nog veel, mogen wij gelukkig voor den. dag komen.

Eigenaardig, dat in dezen gang van zaken de historie van den bloeitijd van liet Calvinisme in ons land zich weerspiegelt.

De Leidsche Universiteit stond reeds meer dan een kwiirt eeuw, toen de groo^tmeester van onze Hollandsche schilderschool, B'embrandt, nog geboren moest worden.

Toen ging naar Goddelijk bestel de wetenschap vóór de kunst. - ^^tMi& tófliSi^-

Ën : flen wij hetzelfde "r(i%t*ift" «zlé"Mg6n ?

Wij zullen den dag zegenen, waarop, onder ons de heilige kunstdrift ontwaa.kt.

Wij kunnen naar'de eerste ritselingen luisteren.

Maar dwingen kunnen wij hier niets.

Kunstenaars kunnen alleen aarden bij de gratie Gods.

Daarom zijn daarvoor onze oogeii o]) Hem.

Doch dooir Zijn voorzienigheid wil Hij ons blijkbaar leeren, dat wij ons eerst hobiïen te'vverpen op de wetenschap. . %|S*gS^l; [;

Wij merken er de hand des Hesreiï'ilïyMai "^de wetenschappelijke aandrift sterker dan de aestlie-. tische onder ons tot uiting is gekomen.

Anders zouden wij allicht onze krachten en • gaven gaan versnipperen. • - , X , < •

Wij zouden èn de wetenschap ^MldÖikutlst financieel moeten steunen.

Dit zou boven onze krachten gaan.

En het einde zou zjjn, dat beide armoe moesten leiden.

Maar Hij, die de gaven uitdeelt gelijkerwijs Hij wil, heeft het thans zóó beschikt, dat wij niet be^ hoeven, te vragen hoe wij onze offers moeten ver-(leelen, ten einde onze kultuurroeping na te komen.

Hij heeft voor ons nog alleen opgericht 'de Vrije Universiteit. Wvii^^^tv; .? < ': *-.

Verstaan wij dan do vingei'wijziiig^v^'ëtt^S'Hij ons hierin geeft. "^

Op de wetenschap, gelijk die naar Gere'tormeerd beginsel aan de Vrije Universiteit beoefend wordt, hebhen wij onze krachten te koncentreeren.

Is het niet opmerkelijk, dat, terwijl een hoogleeraar ons het vóór-vorige jaar door den dood ontviel en één' hoogleeraax wegens ouderdom het voorbije jaar moest aftreden, drie jonge krachten gereedstonden orrr hun plaatsen in te nemen, ja, de Universiteit in staat stelden nog breeder veld van wetenschap te bestrijken?

Is hieruit" niet duidelijk, dat de Vrije Universiteit in het In-andpunt onzer kultureele belangstelling moet staan en dat zich daarvoor de beurzen hebben te openen?

Men schenke dan ook voJle aandacht aan de circulaire, welke eenige weken geleden tot ons volk uitging en welke wij' met weglating van namen (vanwege ^ de .plaatsruimtej., .hier. ov.ernemen :

Met onze VEi|e; !iSpVérsiIèit, «lit staat Vast, moetea wij vooruit. "r': i§Z\Sif

De V'oorzitter der laatste .la-u-reVgad-eriag, , , (J«: , peer (blijn, sprak: .fpMïBS'

„De Universiteit is Lijijvend. Wij laten haar niet los. We steunen haar met de hand, die arbeidt en geeft; meer nog, we steunen haar met de ziel, die bidt.. Maar vooral, we weten haar onder de hoede onzes Cnods. En daarom mogen wij niet nalaten voort te varen. Daartoe dringt al dadelijk de tijd.

Het jaar 1930, het jaar waarin wij, naar den eisch der VVet, een vierde faculteit moeten hebben, zoo we den 'effectus civilis behouden willen, ligt zoo angstig dicht bij. En bet zal U dan ook niet verwonderen, dat Directeuren, Curatoiren en Senaat zich voortdurend beraden hebbon, v\fat ons te doen stond.

Willen ne eenerzijds vasthouden aan het ideaal eenei' tot vijf faculteiten uitgegroeide Universiteit, aan den anderen kant moet ook worden bedacht, dat we aan. ons volk geen offers mogen vragen voor doeleinden, die, naar raensclielijk oordeel, .^ „onbereikbaar zijn." , : 5f> ï? ^ "epslfsfJWS!,

Voorts werd 'llSl' vSïtrouwen uitgesproitfett, 'vSltt•iB.'het jaar, hetwelk ons van de eerstvolgende Jt^arvergadering scheidt, de plannen een vasten vorm zullen hebben aangenomen.

Teneinde daartoe Ie komen, is de Commissie, die werd ingesteld om de verschillende mogelijkheden inzake den uitbouw der Vrije Universiteit te overwegen, met kracht aan den arbeid getogen. We mogen verwachten, dat zij hare voorstellen vergezeld zal doen gaan van berekeningen, die aantoonen welke offers moeten worden gebracht om ons ideaal te benaderen en tev-ens dat die voorstellen door de aan-^ gewezen colleges nauwgezet getoetst zullen worden. Vast staat voorts, dat in het bijzonder het financiëele vraagstuk onderwerp van ernstige overweging in de Provinciale Organisaties zal moeten uitmaken, opdat te dien aanzien met kennis van zaken op de Jaarvergadering zal kunnen warden beraadslaagd.

Kunnen we alzoo thans nog geen antwoord geven op de vraag, hoe de oplossing zal luiden, wel mag worden gezegd, dat er een perspectief is, zelfs dat er gestreefd wordt naar eene oplossing, die niet alleen het jaar 1930, maar ook het jaar 1955 in het oog • vat. In elk geval, in geldelijk opzicht zullen twee dingen noodig zijn; vooreerst een u i t br ei di ng s-. k a p i t a a 1 ten behoeve van de materiëele voorzienhigen (bouwen van laboratoria, enz.) en voorts daarna een belangrijke verhooging van de j a a r lij k s c h e inkomsten. Het eerste zal naar zeer globale raming aanvankelijk de f300.000 overtreffen om een ernstig begin te kunnen maken; opgave van het tweede zal eeist kunnen volgen, wanneer klaarheid is verkregen ten aanzien van den te volgen weg.

En nu wenden we ons tot U om te komen tot het benoodigde u i t b re i di ng s kap itaal. Dat ga voorop. Dat is het eerste doel, waarop' we mogan en "moeten aansturen. Zoo de Heere wil, komt ook het tweede doel spoedig in zicht. ïs het te hoog gegrepen, wanneer we een bevestigend a.ntwoord verwachten op de vraag: „Zal ons Calvinistisch volk toonen, dat bet tot verhoogde offers bereid is, waar het gcuit om de uitbreiding der Universiteit, die het van den Heere onzen God ontvangen heeft? "

De benoodigde som overschrijdt het drievoud van het bedrag der jaarlijksche contribution; als in eiken kring dat drievoud wordt samengebracht door giften in .eens of in termijnen, en zij die daartoe in staat zijn, voor eenmaal een niet onbelangrijke gift geven, heeft de gestelde vraag een verblijdend antwoord ontvangen, dat ons rijke dankensstof geeft.

Wij vertrouwen; wij twijfelen niet. Zien wij goed, dan wacht ons volk slechts op de gelegenheid om zich door daden uit te spreken en te verwerkelijken de vaste overtuiging van Dr A. Kuyper, bij de verdediging van de Hooger "Onderwijswet in 1904, . uitgesproken: „De geachte afgevaardigden... behoeven zich niet ongerust te maken, dat na 25 of 50 jaren dit recht zal ontnomen worden, maar wat hun verbazing zal wekken, is, dat do uitgroeiing zal plaats hebben gehad." (Handelingen blz. 1570—1572).

Welnu, ondergeteefcenden vcreenigden zich tot eene Commissie, die zal tra.chten een Uitbreidingsfonds bijeen te brengen.

De Commissie stelt zich vooi' het bijeen te brengen . bedrag aan Directeuren aan te bieden, opdat dezen daarover zullen kuinien beschikken ten behoeve van de uitbreiding der Universiteit.

Moge onze God de liefde voor onze Vrije ITniversiteit bestendigen, ja vermeerderen; moge Hij de harten bewegen tot ofrervaaxdigheid. Opdat ook hierin Zijn Naam de eere moge ontvangen.

Men kan zijn giften, 't zij in eens 't zij iu < .ljie-^ maandelijksche termijnen, storten op' de girorekening' van bet „(Jitbreidingsfonds Vrije Universiteit" No. 122138.

Laat dan eerst dit in orde komen.

Wie weet ol Goid dan O'Ok niet een priucipiëele kunstzinnige ontwaking over ons brengt. Maar wij moeten loopen in Zijn weg.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vonnis van Prof. Haitjema.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's