GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gods voorzienig bestel en ons eigen doen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods voorzienig bestel en ons eigen doen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. V. d. L. te R. zond me ter beantwoording de volgende vraag: „Hoe moeten wij pns-zelven & ƒ anderen troosten, wanneer wij of zij, door eigen schuld, maar onopzettelijk, een ol ander leed over ons brfychten?

De vraag is door haar algemeenheid wat vaag. Doch uit Het voorbeeld ter toelichting wordt de bedoeling duidelijk.

„Veronderstel", zoo schrijft inzender, da, t iemand door onoplettendheid den d'ood vindt, b.v. verdrinkt, kan men dan de schuld van die onoplettendheid min Oif meer wegredeneeren, met te zeggen, dat God het zoo gewild heeft? "

De vraag komt derhalve hier op neer, of we ons, als we doior eigen onopzettelijk verkeerd handelen, of ook door onopzettelijk verzuim, ons-zelven of anderen eenig leed berokkenenen, over ons doen of laten en zijn gevolgen mogen verontschuldigen met een beroep op. Gods voorzienig bestel.

Bij het beantwoO'rden van deze vraag, begin ik met die gevolgen, waarop vrager nog al nadruk legt, uit te schakelen.

Want al tellen die gevolgen bij het bepalen van de schuld eener handeling at van een verzaim, stellig mee, ingeval de handeling oif het verzuim oipzettelijk was, en daairenboven ook de gevolgen bedoeld waren — ze doen het stellig niet, als daad of nalatigheid oinopizettelijk wa, ïen, en daarmee ook de gevolgen niet bedoeld.

Om de duidelijkheid te bevorderen, ga ik nog een stap verder, en schakel ik óók het onop^ze'ttelijke van handeling ol nalatigheid uit.

Niet natuurlijk, alsof het al ol niet aanwezig zijn van opzet bij ons doen en laten van geen beteekeiiis was.

Integendeel, wijl onze God altoos, óók in Zijn 'oordeel over onze daden, niet wat voor oogen is, maar het hart aanziet, wordt de mate van schuld eener zondige daad en van een verzuim, voor een goed deel, en zelfs in dte eerste plaats, bepaald door de mate van opzet, waarmee ze werden begaan.

Doch dit neemt niet weg, dat ook onopzettelijkbegane zonde, toch altoos zonde blijft, en dat zelfs een onwillekeurig verzuim, als gemis van waakzaamheid en bedachtzaamheid, ons schuldig stelt.

Na de elementen, die hier niet ter zake doen, er uit verwijderd te hebben, gaat de vraag dus luiden: of we ooit .jeen begane zonde mogen verontschuldigen - met een beroep op. het voorzienig bestel onzes Gods.

En zóó gesteld, houd ik me overtuigd, dat het inzender niet moeilijk z; al vallen, zelf haa, r te beantwoorden.

Hij zal inzien, dat een bevestigend antwoord opééns alle zedelijke verantwoordelijkheid zou vernietigen.

Want er is geen menschelijke zonde, hoe klein of hoe groot ook, die niet staat onder Gods bestel. Gods bestel ging over de zonde van Jacobs zonen, die hun broeder Jozef verkochten. Jozef wees er op, toen hij zeide: Gijlieden wel, gij' hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God heeft da: ten goede gedacht, opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden". (Gen. 50:20).

Het ging over het schandelijk verraad van Judas: , De: oon des menschen gaat heen gelijk van Hem geschreven is". (Matth. 26:24).

Het ging niet minder over Jezus' verwerping en kruisiging dooi' Joden en heidenen: ij is „door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven". (Hand. 2:23).

Maar hoe weinig dit de zonde verontschuldigdfe, toont Jozef te beseffen in zijn zeggen tot zijn broeders: „Gijlieden hebt kwaad tegen mij bedacht"; houdt Christus met ontroerenden nadruk Judas voor, in het woord: „Maar wee dien mensch, 'door wlen de Zoon des menschen verraden wordt. Het ware hem beter, zoo hij niet geboren ware geweest"; en bewijst het verwijt van den Apostel Petrus aan de Joden: „dezen hebt gij genomen en door de handen der onreohtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood".

De Heilige Schrift leert ons derhalve met gelijken nadruk: èn dat al wat op aarde geschiedt, de zedelijke handelingen des menschen, zoio' kwade als goede, niet uitgesloten alzóó geschiedt naar den eeuwigen Raad en onder de alles omvattende Voorzienigheid Gods, èn dat dit alles bepalend en regeerend bestel Gods op geen enkel pant de zedelijke vrijheid des menschen vernietigt, en daarmee 's menschen verairtwoordelijkheid voor zijne daden opheft.

Hoe deze twee in elkandeT grijpen, zonder elkander op te heffen, is één der groote mysteries, die we niet doorgronden.

Doeli het geloof is het genoeg, dat het Woord Gods beide met gelijke duidelijkheid en met even grooten klem leert.

En ook tegenover wie de Schrift niet als het eind van alle tegenspraak aanvaardt, woeden ze gelijkelijk gehandhaafd door het ingeschapen Godsbesef en de stem der conscïioutie'.

Een beroep op' Gods Raad en Voorzienigheid, ter verontscÊuldiging van welke zonde ook, om het even, of ze opzettelijk of onopzettelijk werd begaan en. welke haar jevolgeu waren, is derhalve onder alle omstandigheden ontoelaatbaax.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Gods voorzienig bestel en ons eigen doen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's