GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Pinksterzang uit de jongste dichtkunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Pinksterzang uit de jongste dichtkunst.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wc, evenals bij de viering van Kerstmis en Paschen, in deze rubriek ook' nu ons aansluiten bij de gelegenheid van den tijd, doen we weer onze keuze uit de nieuwere christelijke poëzie. Bij de herdenking van het Paaschfeest wezen we op een verzen-cyclus van Willem de Merode, thans nemen we een drietal bijeen behoorende Pinkster-verzen over uit het werk van een der jongsten onder onze christelijke dichters: Wi. A. P. Kmit. Want, naast de alom bekende feestzangen van de ouderen, Bilderdijk, D'a Costa, Gezelle,

verdient ock onze aandacht, wat de nieuwere christelijke kunst heeft vocrtgebraclit.

Naar den vorm is er tusscheai die oudere en deze nieuwere poëzie groot onderscheid. Het breede, gedragene, dat de vroegere dichtkunst typeerde; , heeft plaats gemaakt voor het korte, maar zeer plastische van de moderne kunst; het bespiegelende, lyrisch-bezingende is veranderd in • beknopte 'samenvatting van het wezenlijke der gekozen stof: de zware alexandrijn is verdwenen voor den lichten rhytmischen versregel, de strophen-veelvuldigheid is vervangen door een luttel getal van slechts enkele versdeelen. Dat alles is modern, aansluitend bij de nieuwere opvattingen van verskunst, die zich met den nieuweren tijd hebben baan geljrokeii. Maar het persoonlijke, de hoofdzaak, is gebleven en daarmee ook de beteekenis van deze kunst als feest-poëzie.

De bundel, waaraan we deze Pinksterzangen ontleenen, is getiteld „Feesten van het jaar" i) en herat dus verzen over Kerstmis, Goeden Vrijdag, Paschen, Hemelvaart, Pinksteren, gewoonlijk 'twee of drie gedichten, die samen een eenheid vormen.

De Pinkster-cyclus omvat drie verzen, die in één bede samenvloeien. De dichter sprekend namens allen, begint met de, klacht over het zondige en schuldige, het doolzieke van hel menschenhart, als hij zegt:

Zie naar ons donker, donker liart, Dat wij niet dwingen kunnen, God — Dat. als wij knielen zelts, (J tart En in ons bidden met L' spoti

De wilde driften van ons bloed O aan er, als muiters door de straat. Boven wier boofd de roode stoet Van wapperende vaandels gaat.

Hun kreten hangen in de lucht: Roofvogels, cirkelend omhooig. Die dreigen in liun donlc'ro vlucht Al wat beneden hen bewoog. —

Zoo, zoo ons donker hart in ons. Dat al maar stuwt zijn donker bloed En zondigt meer bij iedren bons Dat feller nog het kloppen doet'.

Dan richt hij het oog op de wereld, de gansche gemeenschap der menschen ©n alles wat die beweegt, en hij moet komen tot eenzelfde verzuchting, omdat alle harten zijn als dat eene:

Zie onze donk're wereld aan. Die immers kan niet anders zijn, ÏN'u niets dan donkre harten slaan En stuwen bloed, - dat werd venijn!

Daar geuren bosschen en de hei, En aan den hemel zingt liet licht — De menschen gaan er aan voorbij Mef een vertrokken, bleek gezicht:

Want voor hun felle oogen waait De roode vlag steeds van den haaf. Omdat lie waanzin in hen laait Van angst, die nimmer rusten laat'.

Ach, zie de wereld stuk-gescheurd En donker onder Uwe zon,

Of nooit het wonder was gebeurd, Waardoor het licht, Uw licht, begon.

De dichter ziet dus het hart van den mensch, de gansche gemeenschap van menschen zóó zich openbaren, alsof nooit het licht, Gods licht, dat in Christus opging over de wereld, verrezen was. Alom ontwaart hij donkerheid, vijandschap, verscheuring, omdat de toeëigening van Christus" offerande al te veel wordt gemist. En dan komt hij vanzelf tot de bede om die toepassing dooT den Pinkstergeest in z'n. derde strophe:

En in die wanhoop roepen wij, Om Uwen Goddelijken Geest Die als een morgenzon zoo blij Zal roepen allen tot zijn feest!

Die zoo ons hart weer maakt voor U, Als 't hart is van een biddend kind. Dat eerst zijn Moeder kust en t: thi dan gerust zijn slaap begint —

Zoodat ons hart een zachte schijn Zal wezen, lichtende van ver: Totdat de wereld licht zal zijn, Omdat elk hart werd tot een ster!

Wij bidden bevend dit alleen. Wat duizelend ons hart bezint: Maak Gij de duizenden tot één Ut omnes, omnes unum sint.

Dat zo allen één zijn, dat is dus de bede, waarin dezt zangen inéénvloeien en in deze samenvloeiing vormen ze een Pinksterbede', die wordt tot een Pinksterzang. De toon en ook| de geest dragen een eigen mentaliteit, maar als uiting van nieuwere christelijke dichikunst verdient hij zeker rustige aandacht.


1) U. M. Holland, Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Een Pinksterzang uit de jongste dichtkunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's