GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Prof. Sebestyén.

Onbetwist is professor Sebestyén de ziel der jonge Calvinistische beweging in Hongarije.

De oogen voor de waarheid en de schoonheid van hel Calvinisme zijn hem tijdens zijn studietijd in jSTederland eerst recht opengegaan.

Hoewel hij gelijk zoovele Hongaren te Utrecht studeerde, trok zijn hart al spoedig heeri naar de Gereformeerde Kerken.

Kuyper en ook Bavinck, maar toch vooral Kuyper, maakten diepen, indruk op hem.

En met een geest, gedrenkt door hun ideeën, keerde hij naar zijn vaderland terug.

Het verging hem niet, gelijk zoovele andere Hongaren, die wel nieuwe gedachten opdeden, maar ze in hun land slechts min of meer automatisch te pas brachten.

Zoo vindt men er Ritschlianen, adepten van de godsdiensthistorische school, mannen van het historisch kritisch onderzoek en welke andere theologische richtingen er ook mogen zijn, die eenvou­ dig wat zij in het buitenland geleerd hebben, doorgeven, zonder dat het vleesch en bloed in hen is geworden.

Die theorieën liggen er bij hen boven op, maar worden niet gedragen door hun ziel.

Aan een bijzondere toepassing voor Hongarije hebben zij geen behoefte.

Zij nemen die vreemde geestesprodukten min of meer klakkeloos over.

Alzoo niet professor Sebestyén. Dit is voor hem het groote probleem: in welken sperialen vorm heeft het Calvinisme zich in Hongarije te openbaren.

Wie, al is het dan ook oppervlakkig, kennis heeft gemaakt met den Hongaarschen volksgeest, voelt dadelijk, dat het Calvinisme uit Nederland niet onveranderd kan worden geïmporteerd.

De historische vormen, die zich hier hebben ontwikkeld, daar te kopiëeren, zou al dadelijk de Calvinistische aktie met onvruchtbaaiheid slaan.

Natuurlijk biedt de Nederlandsche vorm van het Calvinisme een niet te onderschatten steun voor de vormgeving daar.

Toch verzwaart hij aan den anderen kant ook de moeilijkheden. ÏÊ^mÊ

Iets dergelijks ervaart men op onze zendingsterreinen.

Kan men den Oosterling onze Westersche Calvinistische dogmatiek opdringen?

Eigenlijk stemt ieder toe, dat dit ongerijmd is.

Maar de Nederlander, die daar arbeidt, is ook doordrongen van de onmogelijkheid, om zelf den specifiek Oosterschen vorm uit te denken.

Hij hoopt, dat, wanneer eenmaal het Calvinisme tot een sterke inlandsche beweging is geworden, de eigen Calvin'stische gestalte daaraan vanzelf zal worden gegeven.

Tweeërlei strooming valt er waar te nemen. De een meent, dat die Oostersche vormgeving van het Calvinisme zijdelings door den Westerschen zendingsarbeider in de hand moet worden gewerkt.

De ander is echter van oordeel, dat hij niet verder mag gaan dan zijn Westersche dogmatische stellingen aan de posten van zijn kerkgebouwen en ziekenhuizen aan te slaan, stelt de eigen vormgeving in het blauwe verschiet en troost er zich mee, dat de behoeften van de menschelijke ziel in den grond van de zaak overal en ten allen tijde dezelfde zijn.

Maar in Hongarije staat de zaak anders.

Daar is het Calvinisme onder de zonen van het land zelf tot herleving gekomen.

Nederland mocht hun_ als voorbeeld dienen.

Doch nu kunnen zij 'de specifieke vormgeving niet aan anderen overlaten, maar moeten die zelf ter hand nemen.

Zij kunnen die niet verschuiven naar later tijd, maar worden er dadelijk toe geroepen.

Bovendien hebben zij te zorgen, dat het hedendaagsche Hongaarsche Calvinisme zich ten volle aansluite bij het eigen rijke Calvinis'.isshe veiladen.

Betrekkelijk is het gemakkelijker nieuw te bouwen, dan aan te knoopen bij dat punt uit de traditie, waar de afwijking van het Calvinisme begon en naast het Nederlandsche Calvinisme de eigen .variatie van het Hongaarsche Calvinisme te doen uitkomen.

Op kerkelijk gebied doen de verschillen zich reeds op.

Meer nog op politiek en sociaal terrein.

Het is een reusachtige arbeid, welke prof. Sebestyén en de zijnen hebben ondernomen in de kracht Gods.

Gelukkig zien zij de problemen.

En de middelen ontbreken ook niet, waarmee wij natuurlijk niet het oog hebben op de financiën.

Prof. Sebestyén heeft als hoogleeraar invloed op zijn studenten, een invloed, die duidelijk merkbaar is. Ook aan andere inrichtingen van Hooger Onderwijs doceeren professoren^ die met hem eens geestes zijn. Benoemingen zijn voorts te wachten, welke hoopvol stemmen.

Dan bekleedt prof. Sebestyén ook kerkelijke functies en kan zoo den reformatorischen zuurdeesem in de kerk zelf nederleggen.

Daarenboven geeft hij leiding in het-weekblad „De Kalvinista Szemle". Wel schrijft hij deze „Hongaarsche Heraut" niet alleen, maar de zorgen van de eindredaktie plus de h'eele administratie drukken op hem.

Daarvoor heeft hij een afzonderlijk bureau met personeel. Dagelijks moet hij daar eenige uren doorbrengen.

Waarbij dan nog koint, dat de Hongaarsche lezers veel van een redakteur vergen. De rubriek „Correspondentie" is zeer gewild. Men vraagt van alles: naar kindertreinen, over passen enz. enz. En de redakteur moet naar links erL rechts telefoneeren teneinde de juiste informaties te kunnen verstrekken. Zoo iets is bijna ondoenlijk. Toch behoort men terwille .van het abonnementental zich dezeiT last te getroosten.

Nog een ander ongerief bestaat daarin, dat een. schrijver in dag-of weekblad, dat in Hongarije uitkomt, meer dan overvoorzichtig moet zijn.

Het is haast onmogelijk zijn meening aangaande den een of ander neer te schrijven. Wanneer iemand een beoordeeling van zijn daden of woorden oaaangenaam vindt, gaat hij er licht toe over een jirstitiëele aanklacht in te dienen tegen het blad, waarin die beoordeeling voorkwam.

Een voorbeeld. Juist toen ik in Budapest was, werd er in een proces tegen „De Kalvinista Szemle" in eerster instantie uitspraak gedaan.

Wat was het geval?

Een der redakteuren of een inzender (dat wil. ik kwijt zijn) had een artikel geschreven, waarin hij op de romaniseerende Tendenzen wees, welke hij bij iemand meende te ontdekken.

Dadelijk begon de aldus beoordeelde een proces.

Hoewel er voor de zeer gematigde beschuldiging bewijzen konden worden bijgebracht, werd „De. Kalvinista Szemle" veroordeeld tot een boete van. twee duizend pengö of een kleine duizend gulden.

Natuurlijk wordt de hoofdredakteur daarvoor aangesproken, al heeft hij zelf aan de ge'incrimeerde passage part noch deel.

Nu kan het zijn, dat het beroepshof het vonnis vernietigt.

Maar al is een zaak nog zoo eerlijk en een bestrijding nog zoo waar, steeds hangt den publicist een boete boven het hoofd. ,

Voor een blad als , , De Kalvinista Szemle", dat • over geen fondsen beschikt, is-iets dergelijks bijna moordend.

De êenige manier om op den duur het leven te redden zal wel zijn. de vorming van een fonds door de lezers, waaruit eventueele proces-kosten kvmnen worden bestreden, een proces-kas dus.

Indien onze Nederlandsche pers aan zulke wetten onderworpen was, dan kon een groot deel van onze kerkelijke bladen wel worden opgedoekt.

En die er nog overbleven, zouden-een Nederland sch publiek niet bevredigen.

Voor vijanden van polemiek — die dikwijls zelf de bitterste polemisten zijn in hun afkeuring v'an anderer polemiek — zou een el dorado zijn geschapen., waarin zij het niet lang zouden kunnen uithouden, omdat er niets te kritiseeren viel.

En. door den Nederlander met zijn vrijheidszin ook in het dagelijksche leven zou dat dwangl)uis spoedig verbroken worden.

Natuurlijk heeft de Hongaarsche wetgever deze ' bepalingen niet gemaakt om kerkelijke bladen treffen. Hij wilde bepaaldelijk unfaire politieke : uitingen tegengaan. Maar ook periodieken, welke | geheel buiten de politiek staan, worden daarvan zeer dikwijls de dupe. Door het unfaire te weren, worden vaak unfaire praktijken te baat genomen.

Door al die moeiten moet prof. Sebestyén üicli heenworstelen.

Toch heeft hij een heerlijke taak. Wij volgen al wat hij ter bevordering van het Hongaarsche Calvinisme doet met groote sympathie.

En waar wij helpen, kunnen, hebben wij ook tot hulp bereid te zijn.

Bethesda.

Weinigen zijn er onder ons Gereformeerde vollt, die Bethesda niet kennen.

Wanneer ik wilde pogen van 'deze stichting een uitvoerige beschrijving te geven, zou ik daardoor miskennen de zorg, welke mej. H. S. S. Kuyper: zich onvermoeid gaf om Bethesda onder ons be' i kendheid en geliefdhei^ te verschafien.

Evenwel mag ik er ook weer niet over zwijgen. Want daarvoor heb ik aan deze inrichting t^ '• aangename herinnering.

Ik geef hierbij twee foto's, welke naar ik meen, nog niet in onze illustraties verschenen, een van het nieuw aangebouwde gedeelte en een van het; Zusterhuis. •

Hoeveel gezonde Nederlanders hebben in IwfiltSda gastvrijheid gevonden!

En waar ik geplaagd werd door een klein, maar hinderlijk euvel, hebben Ds en. Mevrouw Biberauer gaarne met het gebrek van hun gast geduld geiiad, waarvoor ik hun bij deze van harte mijn erkentelijkheid betuig.

Inzonderheid denk ik ook aan de vriendelijke zorgen van Dr Nemet, die welhaast met ©en Nederlandsche, een dochter van Dr J. A. Nederbragt in .'het huwelijlv zal treden en van zuster Margaretha

ik • spel haar naam maar in het Hollandsch, pvant zij zelf is met onze taal goed vertrouwd. Zeer velen zullen zich haar herinneren.

Zij heeft' toch indertijd in „Eudakia" te R, otterdam zich in de Hollandsche verpleegwijze geoefend en heeft op tal van plaatsen lezingen gehouden.

In de dagen, waarin ik er vertoefde, hield zij j.ook een voordracht over de ziekenverphging voor Wen Studeiitenbond „Soli Deo Gloria".

Het is zeker een typeerend verschijnsel, dat a.s. Hongaarsche predikanten d? , ar'n b: langs'e"d: n en ve]zochten daarover te worden voorgJcht.

Het is bijna ondenkbaar, dat odze stadenten een dergelijk verlangen zouden uiten.

Eil toch zit er iets aanbevcl n^waa'dgs in, dat - zij op deze wijze den praktischen kant van het leven willen leeren kennen.

Hethesda staat onder de ziekenhnizen in Budapest hoog aangeschreven.

Dat doet het Hollandsch, met name het Calvinistisch hart goed.

Want s'nds den oo l: g heeft ons Gercfo meerde volk zich voor deze inr chfng warm geïnteresseerd, haar bijna in den letterlijken zin mee uit den brand geholpen en ook vóór dien met liefde gesteund.

Wordt overal in Hongarije de Hollandsche naam in eere gehouden, in Be.h: sda g3schiedt d.t in den over tref lenden trap.

Eb en vloed

Het is nog nauwelijks tien jaar geleden, dat er nijpende predikantenncod heerschte.

Van menigen kansel werden de ouders voor de conscientieviaag gesteld, of' zij er misschi3n geen schuld aan hadden, dat zoo weinige jonge mannen lust betoonden om voor predikant te worden opgeleid.

Hielden zij hun kinderen wel genoeg de voortreffelijkheid Van dit ambt voor?

Haalden zij het door hun kritiek misschien niet naar beneden?

lieten zij zich niet door materialistische motieven drijven door de gedachten van hun zonen te leiden in een richting, waarin meer te verdienen viel ?

En er zijn ouders geweest en er zijn jongel'ngen geweest, die door die taal werden getroffen.

Niet gaarne zouden wij den toevloed van theologische studenten in de laatste jaren uitsluitend daaraan toeschrijven, maar dit was toch een faktor, welke niet zonder uitwerking bleef.

Thans echter toonen velen beduchlheid, dat er spoedig een surplus aan predikanten zal komen.

Men ziet het schrikbeeld reeds voor oogen, dat er eerlang kandidaten zeer lang op een beroep zullen moeten wachten.

W.el een bewijs-, hoe in betrekkelijk korten tijd de eb in vloed is veranderd.

Men mag dit niet als een ongewoon verschijnsel in onze kerken aanmerken.

In de dagen der Doleantie en nog lang daarna bestond er groote verlegenheid om predikanten.

Het waren de dagen, waarin enkele predikanten niet rninder dan vijftig beroepen . kregen. Omstreeks 1900 trad echter kentering in.

Het kwam voor, dat kandidaten een jaar en soms langer tevergeefs naar een beroep uitzagen.

Men heeft hier dan ook te doen met iets normaals.

Ongerustheid baart dit niet.

Gelijk eb en vloed in het natuurlijke leven zekere regelmaat vertoonen, zoo ook in het kerkelijke.

Er kunnen voor hen, die in de theologie studeeren, eenige kritieke jaren aanbreken.

Maar de normalisatie volgt daarop vanzelf.

Of wij die kritieke jaren zeer nabij achten?

Wij kunnen dit voorshands nog niet inzien.

Wie de statistiek over 1927 in ons Jaarboek opslaat, leest daarin: „Het aantal dienstdoende predikanten vermeerderde met 21, doch verminderde met 16." Er waren (Rijn-Pruisen, de classes Batavia, Oostfriesland, Bentheim, Buenos Aires niet meegerekend) 221 vakatures. Het getal van die vakatures nam m.et slechts zes af.

Een cijfer, men zal het moeten 'toegeven, dat schier niet meetelt.

Daartegenover staan echter andere feiten.

Onze groote steden roepen om meer predikanten. En men blijft daarvoor gelukkig niet doof. Vooral de randkerken der groote steden breiden het aantal predikantsplaatsen gedurig uit. En ware het niet, dat het vaak zoo moeilijk valt om een vakature vervuld te krijgen — zijn er geen kerken, die ontmoedigd werden door het gedurig bedanken van beroepenen? — men zou nog veelvuldiger tot uitbreiding overgaan.

In elk geval moeten die kerken, die per predikant een te groot zielental tellen, op hun roeping gewezen om nu God kenteriiig van getij geeft, daarvan ook gebruik te maken.

Daarenboven zullen de zending en straks ook de evangelisatie steed§v> ^g, m, ., meer predikanten vragen. '^& * S:

Wij-zouden er dan ook'sterk op willen aanhouden, öm (leze zaak niet van den kleinen kant te bezien.

Het arbeidsveld van Gods koninkrijk is zoo groot.

Nog zooveel werk blijft ongedaan.

Nog zooveel grond ligt braak.

Indien aFes naar eisch ges'hiedde, wie zou het kurmen berekenen, hoeveel arbeiders in den wijngaard er nog te kort komen?

Liever denke men daarover na.

Liever scherpe men dat besef bij elkander op, dan dat men middelen berame om kunstmafg het getal predikanten te verminderen.

Er is hier plaats voor een gezond idealisme. Natuurlijk mag zulk een idealisme ook van onze aankomende theologen verwacht.

Men houde het hun in allen ernst voor, dat het predikantschap niet is een beroep, maar een roeping.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's