GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

Kolosvar. III. (Slot, )

Zevenburgen is de bakermat van het .Hongaarsche Calvinisme.

B.eisde ik van. Debreczin naar Kolosvar, Prof. Tavaszy maakte de interessante opmerking, . dat het Calvinisme denzelfden weg eens had gekozen, maar dan in omgekeerde richting.

Van Kolosvar uit verbreidde het zich hoe langer hoe meer naar het Westen en vond in Debreczin een nieuw bolwerk.

En eigenaardig mag het genoemd, dat Kolosvar ook nu nog aan Debreczin menigen hoogleeraar heeft geleverd, ofschoon wij voor het zuiver Calvinistisch karakter van ieder niet durven instaan.

De historische beteekenis van Kolosvar mag dan ook niet te laag worden aangeslagen. '' - --~-

En er zijn voorzeker wel gebeurtenissen van gejinger belang uit het verleden, waarop de Hongaar trotsch is.

Het viel mij telkens op, hoe sterk het historisch gevoel bij den Hongaar is ontwikkeld.

Ik heb nog geen enkel land bezocht, waar dat in. die mate het geval was.

Wij, Nederlanders, zijn ondanks onze roemrijke geschiedenis lang niet zoo nauw bij ons voorgeslacht aangesloten. Er is meer een tweeheid dan een eenheid. Wij zouden het alhcht sentimenteel vinden met vroegere generaties ons zoo èên te voelen.

Iets dergelijks meende ik ook waar te nemen bij het Fransche en. Engelsche volk.

In 'Umtschland en België staat men begrijpelijker wijze nog ver _ten achter, omdat die beide volkeren als afzonderlijke natie nog een te korte geschiedenis achter zich hebben.

Maar wie in Hongarije begrijpend wil reizen, moet noodzakelijk van de historie van dit land kennis nemen.

Anders is er een tolboom tusschen zijn gastheeren en hem, welke intiemere gedachtewisseling belemmert, een. tolboom, die niet revolutionair kan worden stukgereden, maar die alleen door vrouwe Historie wordt geopend, nadat men aan haar den cijns heeft betaald.

Gelukkig, dat de Calvinisten over het gemeen historisch zijn aangelegd.

Na mijn akademische voorlezingen zou ik spreken op een avond in de week in de Kathedraal van Kolosvar, waarvan men het interieur hiernevens ziet afgebeeld.

Dat dit kerkgebouw een bewogen verleden heeft gehad, kan men van buiten reeds zien.

De toren ontbreekt. Die is afgebrand of verwoest, dat herinner ik mij niet meer.

Geen restauratie heeft de rimpels van den ouderdom weggevaagd.

Als een stoere-zeeman met verweerd gelaat staat de kerk daar den omtrek afzoekend.

En het is als vertrouwt men u een dierbaar geheim toe: ^dat is de kerk, waarheen Gabriel Bethlen placht te gaan.

Gabriel Bethlen!

Met welk een eerbied wordt die naam uitgesproken.

Zoo kan geen Nederlander spreken over De Ruyter, zelfs niet over Willem van Oranje.

Gabriel Bethlen, de man, die aan het Calvinisme zijn hart had verpand, die een voorbeeld was van diepe. Calvinistische vroomheid, die den dienaren van het Woord zulk een liefde toedroeg.

dat hij hun de hoogste eere gaf, waarover hij had te beschiljken ea hen in den adelstand verhief, hij leeft nog altoos in het hart der Zevenburgers.

En toen ik daar op den kansel stond, moest ik onwillekeurig denken aan den tekst uit den brief aan de Hebreen: „Daarom dan ook, alzoo wij zoo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde, die ons lichtelijk omringt en laat ons met lijdzaamheid loopen de loopbaan, die ons voorgesteld is".

Daartoe wekt inderdaad 'de nagedachtenis van Gabriel Bethlen op.

Natuurlijk zal deze waardeering bij velen iets animistisch hebben, een element van den voorvaderen-kultus in zich dragen, in heldenvereering omslaan.

Maar er is toch ook iets zooals de zegening van de gedachtenis des rechtvaardigen. Er blijft toch ook een band met hen, die in de trium-. feerende kerk zijn overgegaan.

Een wolk van getuigenis rondom ons!

Welk een stempel het Calvinisme heeft gezet op het Zevenburgsche volk is misschien wel het best hierdoor te illustreeren, dat de Roomsch-Katholieke kerk daar een type vertoont, dat Gereformeerde invloeden verraadt.

Vroeger deelden wij mede, dat de Gereformeerde kerk in Hongarije naast den senior en den bisschop zoogenaamde „wereldlijke curatoren" stelt, die de ambtelijke bevoegdheid met hen deelen.

Hetzelfde nu vindt men ook in de Zevenburgsche Roomsche kerk.

Daarin is zij eenig in de wereld.

Het Roomsch-Katholicisme met zijn overigens zoo geharnaste uniformiteit, heeft hier die uniformiteit moeten prijsgeven.

Historische herinneringen van geheel anderen aard Avekken op de groote Unitarische kerk en het Unitarische Kollegium of Theologische School.

Zijn er over de geheele wereld, inzonderheid in Amerika, heel wat Unitariërs, menschen, die wel in een persoonlijk God gelooven maar niet in de Drieëenheid, hier heeft men niet met een nieuw opgekomen richting te doen, maar met de nazaten van de oude Socinianen, die overigens vrijwel van de aarde zijn weggevaagd.

Deze Unitarische kerk moet zeer rijk zijn, maar arm aan geestelijke kracht.

Zij verkeert ook .in Kolosvar in een staat van verval.

Een te duchten vijandin is ze niet.

Dat is veeleer de Roemeensche Staatskerk, de zoogenaamde orthodoxe kerk, die wel niet met geweld, .maar dan toch met overvloed van geld in Kolosvar wordt geïmporteerd.

Uit een der zalen van het Gereformeerde Kollegium ziet men hoe een orthodoxe kerk in aanbouw is, waaraan geen kosten worden gespaard.

Als echter de Roemeensche regeering meent, dat zij door pracht en praal de Zevenburgers naar haar kerk zal lokken, zal zij bedrogen uitkomen.

Zal er als dat niet helpt dwang worden gebruikt en een godsdienstoorlog ontbranden?

Wie zal het zeggen?

Van de Roemeensche regeering kan men alles verwachten.

Niet zonder bezorgdheid zal men dan ook vanuit het Gereformeerde Kollegium de vordering van den bouw gadeslaan.

Nu we het andermaal over deze inrichting hebben, willen we meteen een foto geven van het gebouw, waarin zij is gehuisvest.

Daar kunn.en Kampen en Amsterdam gezamenlijk niet tegen op!

Wat men met al die ruimte doet, waar zij geen Universiteit, maar alleen een Theologische School herbergt?

Als gij op de binnenplaats komt, wordt uw nieuwsgierigheid bevredigd.

Rechts van den ingang bevindt zich het hospitium voor de studenten. Een dagelijksche kwelling is het voor hen, dat een deel van de kamers door Roemenen is.bezet.

Aan de andere zijde wonen de theologische hoogleeraren broederlijk bijeen. Hun behuizing is royaal. De vertrekken houden het midden tusschen een kamer en een zaal. Doch ook hier wist de Roemeensche indringer zich toegang te verschaffen.

Dat daaraan de zalen voor onderwijs-doeleinden bestemd niet zijn opgeofferd bewijst wel de onderstaande foto van de aula.

Natuui'lijk ziet men er slechts een gedeelte van.

Zij is veel dieper, met een galerij aan het achtereinde.

Rechts van den katheder hangt Gabriel Bethlen.

Links H Rakóczi Ferenc of Frans Rakoczi de tweede, de vrijheidsheld, ook Calvinist.

En boven den katheder het portret van den 7-jarigen Roemeenschen Koning Mikav of Michael.

Het is n.l. regeeringsvoorschrift, dat in iedere publieke lokaliteit dit portret moet worden opgehangen.

Zoo vindt men het niet alleen in de aula, maar ook in de aangrenzende zalen.

Alsof door dwang iets te bereiken viel!

's Morgens kon ik in de aula ongehinderd spreken omdat mijn lezing alleen voor de studenten was bestemd.

Maar welk een moeite had men om voor 's avonds toestemming van. de Roemeensche overheid te verkrijgen!

Dan zouden ook genoodigden toegang hebben en op zulk een vergadering zien de Roemenen scherp toe.

Dertien maal moest een der studenten, die voor dit werk geknipt is, zich aan de bureaux vervoegen om toegang te verkrijgen.

Dagen lang was hij daarvoor in het touw geweest.

En eerst kort vóór den aanvang kwam hij schier buiten adem met een verhit gezicht aangeloopen om te berichten, dat het verlof eindelijk was verleend!

Toch waren het heerlijke dagen in Kolosvar.

Hat ik gevreesd, dat Dr J. A. Cramer van Utrecht, die daar het eereprofessoraat verkreeg, eenigen overwegenden invloed zou oefenen en zijn pseudo-Calvinisme daar aan den man zou hebben weten te brengen, ik werd daarin gerustgesteld.

Ik mocht integendeel hooren hoe begeerig men was om met het Nederlandsche Calvinisme nad.er kennis te maken. Er wordt Nederlandsch geleerd om de werken van Kuyper en Bavinck te gaan bestudeeren.

Ik mocht ook hooren, hoe men met mijn beschouwing aangaande het wezen en de roeping van het Calvinisme, aangaande dogma en Schrift hartelijk instemde.

Toen ik dan ook Kolos var verliet, hield deze gedachte mij vast: er moet meer 'kontakt komen tusschen.. ons en Kolosvar.

En ik zou hieraan een verzoek willen verbinden: wie helpt de bibliotheek van de Theologische school aidaar aan Nederlandsche Calvinistische standaardwerken?

Methofle-Ds van den Brink. 19

Meer dan eens hebben we in ons blad van respekt voor Ds van den Brink blijk gegeven.

Om de groote verdiensten, welke hij gedurende vele jaren voor onze kerken heeft gehad, heeft hij daar aanspraak op.

En wij willen dat respekt gaarne bewaren.

Maar het heeft ook grenzen.

Dat hij thans scherp tegen onze kerken optreedt in „W. en G.", het is te verstaan.

In den kruitdamp fluistert men nu eenmaal geen lievigheidjes.

Als Ds van den Brink meent in de schismatieke kerken thuis te hooren, dan willen wij ook deze zijn overtuiging, al komt ze ons ten eenenmale onbegrijpelijk voor, eerbiedigen.

Wij behooren onder de allereersten om het te betreuren, dat het uiteengaan niet op vreedzame wijze kon geschieden.

Maar de les der kerkhistorie heeft ons in deze voor illusionisme behoed.

Een schisma ging steeds met strijd gepaard en dat zal ook altijd wel zoo blijven.

Het woord schisma of scheuring zelf wijst reeds op iets min of meer gewelddadigs.

En dat van den kant der schismatieken de strijd het heftigst wordt gevoerd, heeft al evenmin iets verwonderlijks. Psychologisch laat zich dat ten volle verklaren.

Hoewel wij het niet zullen verschoonen, wij_ kunnen het wel plaatsen.

Wij nemen dan ook volstrekt niet aan alles aanstoot, waarvan wij eigenlijk moeten oordeelen, dat het toch niet door den beugel kan.

Doch, hoe warm er op sommige oogenblikken ook wordt gestreden, wel mag de eisch worden gesteld, dat hij gevoerd worde met edel wapentuig.

Helaas voldoet Ds van den Brink aaia dien eisch • niet altijd.

Integendeel houdt hij er een manier op na, welke bij hem tot een methode schijnt te worden, die niet ernstig genoeg kan worden gewraakt.

Zij bestaat hierin, dat hij plotseling een beschuldiging uit, welke hij niet 'bewijst, een verdachtmaking en dan het antwoord van de tegenpartij afwacht. Wordt in dit antwoord zijn beschuldiging gelogenstraft, dan bedankt hij voor de informatie, maar hij denkt er niet aan de gronden, waarop zijn beschuldiging rustte te noemen en excuses biedt hij niet aan.

Zoo handelde hij — om eens een voorbeeld aan te halen — ten opzichte van „De Rotterdammer", toen de toenmalige politieke hoofdtedakteur het blad verhet. Voor hem zat Assen er achter.

Die methode schijnt hij thans ook te willen toepassen op wat wij over het stukske van Ds Buskes schreven in betrekking tot de benoeming van Dr L. van der Horst.

Wij begrijpen niet goed, waarom Ds v. d. Brink zich in dit debat mengt.

Hij kan het dunkt ons wel aan Ds Buskes overlaten zich te verantwoorden.

Maar dat is een zaak, die ons niet aangaat.

Dat moet men aan „W. en G." zelf maar weteru

Ds van den Brink dan schrijft: „Toen wij vernamen, dat Dr van der Horst, die verhuisde naar Amsterdam met attestatie van Amsterdam-Zuid (H. V.), deze attestatie indiende bij Amster-dam (O. V.), waar ze ook geaccepteerd werd, wisten wij ook, dat er van zijn benoeming tot Hoogleeraar sprake was. Toen rees bij ons een zeker vermoeden. Waarvan Prof. H. nu de juistheid komt aantoonen".

Deze enkele regels — we moeten daarop vooraf even wijzen , — wemelen van onwaarheden.

Ds V. d. Brink beweert, dat Dr van der Horst met attestatie van Amsterdam-Zuid (H. V.) naar Amsterdam vertrok.

O n w a a r h e i d n u m m e r é é n.

Ds V. d. Brink beweert, dat Dr v. d. Horst deze attestatie indiende bij de Geref. Kerk vaa Amsterdam.

Onwaarheid nummer twee.

Ds V. d. Brink beweert, dat de kerk van Amsterdam deze attestatie accepteerde.

Onwaarheid nummer drie.

Ds V. d. Brink beweert, dat hij wist, dat er toen sprake was van de benoeming van Dr van der Horst.

20 Onwaarheid nummer vier.

Tenzij dan dat liij of iemand uit zijn omgeving aan zwarte lamst doet en een waarzeggenden geest heefi.

Ds V. d. Brink beweert, dat wij de juisHieid Ivomen aantoonen.

ü n w a a r li e i d nummer v ij f.

Ds V. d. Brink beweert, dat er toen l)ij liem zeker vermoeden rees.

Dat zou de eenige waarheid kunnen zijir. Want tegen zijn vermoedens is niemand veilig.

We hopen, dat we duidelijk genoeg zijn geweest.

Ds V. d. Brink behoeft ons hiervoor niet te danken. Dit bij voorbaat.

Men voelt het funeste van zulk schrijven.

Op Dr van der Horst, moet de blaam worden geworpen, dat hij met' het oog op een eventueole benoenaing weer tot de Gereformeerde Jverk is teruggekeerd.

Dat is het giftige van deze methode.

Is Ds V. d. Brink er zich niet van bewust, hoe unfair hij handelt?

Ziet hij niet in, hoe hij met messen speelt".'

Gesteld eens, dat iemand diezelfde methode tegen Ds van den Brink aanwendde.

Hoe zou Ds V. d. Brink het vinden, indien iemand schreef: de breuk van Ds v. d, Br. met zijn verloden is zoo raadselachtig niet. Zijn eerzucht vond den laatsten tijd in de Gereformeerde Kerkeji geen bevrediging. Hij voelde zich gepasseerd. Toen er dan. ook een schisma-Geelkerken dreigde, verklaarde hij dadelijk: „aan zijn zijde". Want hij zag in hoe hij in die bewegirig een vokaal kon-worden. Hoe zou hij dit vinden?

Hoe zou Ds v. d. Brink het vinden, indien bij iemand dit vermoeden rees en daaraan ook uiting gaf: Ds v. d. B. doorzag, dat die beweging op den duur tot oprichting van een eigen opleidingsschool moest komen en dat hij kans maakte D E hoogleeraai' in het kerkrecht te worden ' en daarpm besloot hij met Dr Geelkerken in zee te gaan. Hoe zou hij dit vinden?

Ds V. d. Brink zou waarschijnlijk verontwaardigd opstuiven en de snijdendste woorden uit zijn woordenboek opzoeken.

Wij zouden dit verstaan. Wij zouden hem zeker verdedigen.

Maar verslaat hij dan niet, hoe zondig hij omspiingt met den goeden naam van Dr v. d. Horst?

Opzettelijk hebben we de kwestie scherp gesteld, opdat Dr v. d. Brink eindelijk moge voelen hoe afkeurenswaardig zijn strijdmethode is.

Moge hij haar veranderen.

Want zóó hoeft het toch niet te gaan.

Tot onzen spijt moeten wij nog op één onXvaarheid de .aandacht vestigen. ,

Ds V. d. Brink konkludeert uit wat wij in eerster instantie Ds Buskes antwoordden: , , Zelfs een H o o g 1 e e r a a r in de Medische f a c u 11 e it moet lid z ij n van, een A s s e n g e r e f ó r m e e r-de (een mooi exemplaar voor Gharivarius' verzameling van „aaneenlijmsels'', H.) kerk". (Spatieering van Ds v. d. Brink).

Welnu, dat is onwaarheid nummer zes.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's