GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De duidelijkheid van de Heilige Schrift en de menschelijke zorg voor den bijbel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De duidelijkheid van de Heilige Schrift en de menschelijke zorg voor den bijbel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift is niet alleen in de historie ontstaan, maar zij heeft ook zelf een historie.

En die historie getuigt ervan, hoe de mensch ofschoon met de beste bedoeling bezield de Schrift voor zichzelf op menig punt duister heeft gemaakt. De Schrift zelf kon hij niet verduisteren. Alleen kon hij door eigen duisterheid fouten begaan, waardoor er als het ware een scherm werd geplaatst tusschen de heldere Schrift en zichzelf met de velen, die van hem afhankelijk waren.

Men zal reeds vermoeden, waarop wij het oog hebben.

God heeft de Schrifto^enbaring aan de zorg van de kerk, van menschen toevertrouwd. En ofschoon de Heilige Geest die kerk in de waarheid leidt, zoo waarborgt toch die leiding niet als de inspiratie een onfeilbare uitwerking. Dit wordt oader ons zoo algemeen beleden, dat hieraan geen woord behoeft te worden toegevoegd. Maar wel behooren hieruit konsekwenties te worden getrokken ten aanzien van de historie, welke de Schrift in den loop der eeuwen heeft doorgemaakt, waarvoor men onder ons weleens de oogen sluit.

De kerk heeft haar roeping om de Schrift te bewaren niet zóó. getrouw vervuld als van haar verwacht mocht worden.

Gelijk men weet zijn de oorspronkelijke handschriften van den bijbel verloren gegaan. " jj-'^y-^.

De mannen, die onder de inspiratie des Geestes de Schrift teboekstelden, droegen daarvoor de nauwgezetste zorg.

Een voorbeeld daarvan biedt Paulus.

Zelfs als hij een brief dikteerde, waarborgde hij de echtheid en zuiverheid daarvan. Hij iiam de voorzorg, die van. zijn handteekening te Voorzien. Daarom schrijft hij: De eigenhandige groet van mij, Paulus. Dit is een teeken in lederen brief. Alzoo schrijf ik". (2 Thess. 3:17).

Zulk een uiterste nau-vvgezetheid toonde de kerk ten opzichte van de Schrift niet. Ofs"choon haar hierbij geen boos opzet mag worden toegeschreven, bewees zij toch haar menschelijke zwakheid. Wij zijn er haastig bij om ons over het zoekraken van de oorspronkelijke schriften hiermee te troosten: waren zij bewaard gebleven, dan zou er afgoderij mee zijn bedreven. Men verzekert dan, dat de Heilige Geest hier zelf tusschenbeide is getreden. Zoo dicht men eigenlijk den Geest Gods toe, dat Hij de oorzaak is geweest van het ni'et meer voorkomen der Heilige Schriften in haar oorspronkelijken vorm. Dat nu gaat te ver. Zeker, ook wij belijden, dat er niets buiten de voorzienigheid Gods omgaat. Daarvan sluiten wij allerminst uit het lot, dat de oorspronkelijke handschriften ondergingen. Doch daarmee is de menschelijke verantwoordelijkheid niet opgeheven. Het was stellig onder Gods voorzienig beleid, dat in de jonge christelijke kerk te Jeruzalem een x\nanias en Saffira optraden. Maar op grond daarvan mogen Ananias en Saffira niet in bescherming worden genomen. Evenmin mag het goedgepraat, dat voor het behoud der oorspronkelijke handschriften niat beter is gewaakt. Men kan hier allerlei verzachtende omstandigheden aanvoeren. Men kan verklaren, dat de brieven van Paulus, Petrus, Johannes enz. van hand tot hand gingen en zóó druk werden gelezen, dat zij ten slotte uit elkander vielen en onleesbaar waren. Maar dat verontschuldigt de kerk niet. Zij had in tijds maatregelen moeten treffen, dat dit niet geschiedde. Wanneer er vroeg genoeg afschriften waren gemaakt in voldoende getale, dan hadden de eigenlijke handschriften gespaard kunnen blijven en daarmee zouden alle eeuwen door verdere afschriften vergeleken kunnen-worden. Dat het veel gemakkelijker is dit „moeten" uit te spreken, dan het in praktijk te brengen, geven we aanstonds toe. Dat wij den steen niet mogen opnemen om dien naar de kerk der eerste eeuwen te werpen — wij stemmen er dadelijk mee in. Alle gedachte, , dat de kerk van onze dager^ beter zou hebben gehandeld, wijzen we af. We willen slechts betoogen, dat er geen enkel bewijs voor te leveren is, dat achter het te loor gaan van de oorspronkelijke handschriften der Schrift heüige menschelijke motieven moeten gezoclit. Veeleer staan we hier voor een menschelijke nalatigheid.

Die nalatigheid had verstrekkende gevolgen. Wij moeten het nu met de afschriften doen. En het is een feit, dat geen twee afschriften volkomen gelijk zijn. Het een wijkt altijd min of meer van het andere af. Dit feit grijpt hen, die geen Hebreeuwsche en Grieksche handschriften kunnen lezen, niet zoo aan. Het liefst negeeren zij dat. Maar zij, die ermee in aanraking komen, worden daardoor voor groote moeilijkheden geplaatst. Ook hier stuit men weer op menschelijke schuld. Zij, die de eerste afschriften bezorgden, zijn daarbij niet met zulk een accuratesse te werk gegaan als wel tegenover het woord des '•Heeren past. Als wij de hand in eigen boezem steken, pleiten wij gaarne om_ clementie voor hen. Beproef zelf maar eens uw Nederlandschen bijbel over te schrijven en wanneer gij uw werk door een ander laat corrigeeren, zult gij versteld staan van de fouten, welke gij hebt ge-, maakt. Voeg daarbij, dat er in de eerste eeuwen veel vraag moet geweest zijn naar afschriften en dat deze alle letter voor letter met de hand moesten worden geteekend, dat niet alleen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden, maar dat men ook in de schrijfkunst niet zoo algemeen bedreven was als thans. Houd er rekerung mee, dat de afschriften vaak op deze manier tot stand moeten zijn gekomen: één dikteerde en velen schreven en ieder, wiens ambt medebrengt van diktaten kennis te nemen, kan u vertellen, dat de reproduktie van het origineel soms wonderlijk atwijkt. Dit alles maakt het zeer begrijpelijk, dat de afschriften van den bijbel niet tot in elk détail met elkander overeenstemmen. Doch wat begrijpelijk is, is nog niet te verschoonen. De menschelijke schuld mag ook hier niet worden weggeredeneerd. We mogen niet fatalistisch redeneeren: het kon nu eenmaal niet anders. We hebben hiervan uit te gaan: het moest anders. En als het „kunnen" niet beantwoordt aan het „moeten", heeft de mensch en in dit geval de kerk zichzelf aan te klagen. Er valt in de historie, welke de bijbei heeft doorloopen, een tekort aan menschelijke zorg voor do Schrift te konstateeren. Daardoor zijn er voor ons duisterheden ontstaan, welke aan de Schrift zélf niet eigen zijn.

En nog zijn we er niet. De kerk heeft ook tot roeping de Schrift te brengen onder het bereik der eenvoudigen. Zij moet door vertaling hun onvermogen om de Schrift in het oorspronkelijke te lezen, te hulp komen. Doch ook hierbij doet menschelijke zwakheid zich gelden. De tijd, dat geleerden als Philo of minder ontwikkelde vrom.en meenden, dat de Septuagint (vertaling der zeventigen) of de Statenvertaling ook zijn ingegeven, behoort nu wel zoo zoetjesaan tot het verleden. De vertaling, waarmee Luther in heiligen geloofsijver op den Waitburg aanving, heeft indertijd onschatbare diensten bewezen, maar van haar gebrekkigheid is ieder overtuigd. En ook zij, die zich aan het werk zetten om voor" de toekomst betere vertalingen te bezorgen, zijn ervan doordrongen, dat zij niet in staat zijn, de afschriften des bijbels gehe'el te verstaan en volkomen in hun taal weer te geven. Daar is niet de Schrift, maar daar zijn zijzelf te duister voor. Geven zich voor dit werken onze uitnemendste mannen, dan behoeft men niet te vragen, hoe duister wij wel zijn voor de Schrift.

Zoo leert dan de historie, dat door men-SC h el ij k e zwakheden en duisterheid in de afschriften en in de vertalingen der Heilige Schrift vele dli i s t erh e d e n zijn geslo-' P en. , ,

En nu mag de kerk zich daarbij niet gerust neerleggen.

Zij heeft eensdeels de mannen der wetenschap aan te moedigen om door een onverdroten onderzoek der afschriften te trachten den borspronkelijken tekst weer op te sporen of althans zoo dicht mogelijk te naderen.

Zij mag haar leden weleens opwekken om dit werk meer op prijs te stellen en voor hen, die het ter hand nemen te bidden, want gemeenlijk'voelen de geloovigen niet welk belang hiermee is gemoeid en legt misverstand aan den goeden voortgang van dezen heiligen arbeid veel belemmering in den weg. Ook hier weer moet tegen de duisternis, die in ons is, worden gestreden, in Gods kracht.

Wat de kerk van vroeger eeuwen heeft verzuimd, moet de kerk van heden zooveel in haar vermogen is goed maken.

Of de schuld der kerk in deze geheel kan worden aangezuiverd, is Gode alleen bekend.

Maar in elk geval is zij niet van den plicht ontheven om er in energieken ernst naar te streven.

En evenzeer heeft zij te zorgen, dat duisterheden in de door haar gebruikte vertaling de helderheid en duidelijkheid der Schrift zelf niet in den weg blijven staan om de zielen der geloovigen te beschijnen.

Vandaar ons herhaald pleidooi voor een verbeterde vertaling.

Uit het voorafgaande volgt, dat de vraag of door het een en het ander de Schrift-zelf niet is verduisterd, misplaatst is.

Men kent de nauwe sloppen en stegen van een groole stad.

Veel bewoners daarvan zien vanuit hun venster nooit de zon.

In de kamers is het nimmer helder licht.

Mag men nu vragen of toch eigenlijk voor die arme menschen de zon zelf niet verduisterd is?

Ieder zal het recht tot zulk een vraag ontzeggen.

Zij is al te dwaas.

Maar goed bezien is het even dwaas om te vragen of do Schrift zelf niet is verduisterd door de duisterheden, welke menschen in de afschriften en vertalingen hebben gebracht.

Die duisterheden zijn als het ware. schotten, welke men tusschen de Schrift en ons heeft opgericht.

Misschien merkt gij op: maar wat hebben wij dan aan d< ! helderheid der Schrift als menschen brokken muur hebben gebouwd, die ons van haar volle licht berooven?

Het beeld van den steegbewoner moge hierop het antwoord geven.

Die heeft aan de helderheid van Se zon, al ziet hij haar ijiet aaiï den hemel staan, ontzaglijk veel.

Want daaraan dankt hij het, dat hij zijn vrouw en kinderen kan zien, kan lezen en zooveel meer.

Ware de zon zelf niet meer helder, dan zou ook dat niet mogelijk zijn.

¥AI nu kozen we met opzet een beeld, dat wat donker gekleurd is.

Op die wijze spreekt het te sterker.

Maar gelukkig is de christen, die voor zijn bijbel zit, niet met zulk een slopbewoner te vergelijken.

Want de duisterheden èn in de handschriften èn in de vertalingen als een muur te beschouwen, welke de zoa der Schrift zelf aan ons oog onttrdrt, gaat niet op.

De verschillen in de afschriften 'des bijbels zijn percentsgewijze zeer gering tegenover al de punten, waarop overeenkomst bestaat. Op de waarheden als geheel, hebben zij geen invloed.

Daarin aanbidden we weer de leiding van den Heiligen Geest. •

Ondanks wij het door onze zwakheid ons in menig opzicht duister hebben gemaakt, doet Hij toch het licht der Schrift zelf onze ziel binnenvallen, al zijn er schaduwen.

Hetzelfde geldt van de vertalingen.

Zijn er vertalingen denkbaar, die de ziel in duisternis zetten, de vertalingen, welke gangbaar zijn in de historische landen, laten alle, zij het ook met graadverschil de zonnestralen der Schrift door.

Ook daaruit blijkt, dat de Geest de kerk niet heeft verlaten.

Dit mag ons gerust stellen, het mag ons nopens de verdere zorg omtrent de Schrift niet onverschillig stemmen.

Wie uit het licht is, verlangt naar het volle licht.

Hij bidde en werke, opdat de duisterheden worden weggevaagd en de nevelen optrekken.

Zoo kwamen we dan tot vierderlei konklusie:

lo. Door zw-akheid en duisterheid van 's m e n s ch o n z ij d e b ij de zorg van den b ijbel komen er in de afschriften en verta­ lingen der Heilige Schrift ongetwijfeld duisterheden voor.

2o. Hierdoor wordt echter de helderheid der Schrift zelf in geen en deele verminderd.

3o. De duisterheden in de afschriften kunnen niet beletten, dat de helderheid der Schrift ons bereikt en verlicht, al zullen w ij s c h a d u w p 1 e k k e n v e r t o o n e n.

4o. D e kerk des Heeren heeft den arbeid te bevorderen, welke bedoelt door vergelijking der afschriften den aangenomen tekst en door betere overzettingen de vertalingen zooveel m o gel ij k van de besproken duis'terheden in Gods kracht te zuiveren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

De duidelijkheid van de Heilige Schrift en de menschelijke zorg voor den bijbel.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's