GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De duidelijkheid der Heilge Schrift en de werking des Heiligen Geestes.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De duidelijkheid der Heilge Schrift en de werking des Heiligen Geestes.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat de Heilige Schrift haar eigen uitlegstér , is, verschilt de exeg^p, , vem. den bijbel van elke andere.

Tégen de pogingen om de exegese van de ychrift over te brengen naar de litterarische faculteit, welke in de 19de eeuw herhaaldelijk zijn aangewend, heeft de Gereformeerde wetenschap zich dan ook terecht steeds schrap gezet.

Zij heeft haar haar plaats verzekerd in de theologische faculteit.

En dat maar niet in naam, gelijk aan de. theologische faculteiten onzer Openbare Universiteiten het geval is.

Daar toch bleef wel de term „theologische faculteit" voortbestaan.

Doch haar karakter"' werd' veranderd.

Zij werd een faculteit van godsdienstwetenscha.p.

Alzoo: een verlengstuk van de litterarische faculteit.

De Schrift werd een deel van de letterkunde van Israël • en één van de bronnen van het eerste Christendom.

Al is het dan ook aan de persoonlijke vrijheid van de hoogleeraren, die daar de exegese doceeren, overgelaten, hoé .zij de Schrift willen beschouwen, officieel wordt er de Schrift niet in haar principieel onderscheiden zijn van alle andere boeken erkend.

En onze kerken kunnen gelukkig geprezen, dat voor haar de exegese wordt beoefend aan de Theologische School en de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit, welke in waarheid is, wat haar naam aanduidt.

Zietdaar een van de konsekwenties van de leer van 'de duidelijkheid der Heilige Schrift. Nu mag deze duidelijkheid echter niet de'istisch worden opgevat.

Wij willen dat even nader verklaren.

Het is een kenmerk van het deïsme, dat het wel toegeeft: God is de Schepper van hemel en aarde. Maar het neemt voorts aan, dat God de wereld met zulke krachten heeft toegerust, dat deze verder wel zonder Hem haar loop kan volbrengen. Zoo af en toe, wanneer er een soort van ontsporing dreigt, grijpt Hij alleen in. Gaarne bediende men zich om dit gevoelen toe te lichten in de'i'stische kringen van het beeld van een uurwerk. De klokkemaker vervaardigt het, windt het op en nu gaat het voorts zijn geregelden gang. iV]j leen wanneer er een' radertje breekt, een veei springt of er stof binnendringt, moet het nog ev-ej naar den werkmeester terug. sc s n

Daartegenover belijdt de Gereformeerde als the'i'sll dat Gods zorg voor de wereld met de scheppiJ niet is voleind, dat Hij op ' Zijn schepping M voorzienigheid deed volgen, dat Hij Zich niet zoo nu en dan om een ongeval te voorkomen of de! gevolgen ervan goed te maken, zich met de wereld inlaat, maar dat Hij die wereld draagt als' mei Ziijn hand, dat Hij haar met Zijn tegenwoordigheid! blijft vervullen, dat Hij, ook al heeft Hij daarvoor Zijn middelen, toch alle gebeuren daarin zelf bestiert. '.''• G t G w z

Maar nu heeft men de orthodoxie — en inl de eerste plaats natuurlijk de Gereformeerde leei — ten laste gelegd, da: t zij zich aangaande de| Schrift op de'istisch standpunt stelt. ; M' '''*i;

De Heihge Geest zou de Schrift hebben' ing^ geven, maar Zich voorts van haar hebben teruggetrokken. In de Schrift zelf, los van dê zorg des Heiligen Geestes zouden nu krachten werken, welke genoegzaam zijn om aan ons geloof zijnj inhoud te geven. 'é0si^h: : i9: "*i''

Een man als Kaftan b.v. brengt zulfe eeri'''S, anklacht in.

Hij schrijft in zijn „Dogmatik", 7de en 8ste drukj 1921: „En haar (n.l. van de Schrift) beteekenis zoowel als haar werkzame kracht wordt (door 'de orthodoxe protestantsche dogmatici) als een som van hoedanigheden beschreven, welke den bijbeltekst inkleven. Zulke eigenschappen of affectiories zijn namelijk haar auctoritas (gezag), perspicuitas (duidelijkheid), süfficientia (genoegzaamheid) of perfectio (volmaaktheid) en efficacia (krachtdadigheid). Dat de Heilige Schrift in hem (den christen) werkt als een levende kra.clit • wordt in dezen vorm voorgesteld, dat deze eigenschappen op Bovennatuurlijke wijze in haar inwonen In jilaats van als een historische grootheid, wat zij tocli in der waarheid is, wordt de Heilige Schrift als een natuurprodukt van den Heiligen Geest opgevat en gewaardeerd. De stelling, dat de Heilige fcchrift Gods Woord is, wordt op deze abstrakte en onhistorische - wijze verstaan en' uitgelegd", (bi. 631). , 5mffB3^: rt^rn#rH^

Kaftan staat in dit oordeel niet alleen.

Een gelijke beschuldiging werd hun, ' die " aan de dogmatische beslissingen van Assen hebben meegewerkt, nog niet zoo lang geleden — wij wezen er in ons blad op — voor de voeten geworpen door hen, die aan den Gereformeerden naam' nog willen vasthouden.

Maar daarmee teekenen zij niet anders dari'éèn karikatuur van onze Schriftbeschouwing. ''

.Tevens verraden zij daardoor, dat de kwestie hunzelf niet helder is. Zij gaan van een onjuiste vraagstelling uit. '•JS5|Jjsj' • •: •

Wij willen dit echter niét polemisch, ' ttiaar liever zakelijk uitwerken.

De schepping is zoomin in haar voortbestaan als in haar ontstaan los te denken van de almaclitige en alomtegenwoordige kracht Gods.

Maar evenzoo is ook de Heilige-Schrift zoomiii in haar voortbestaan als in haar ontstaaii los te denken van de werking des Heiligen Geestes.

Bij de inspiratie of ingeving der Schrift heeft men te onderscheiden tüsschen tvpeeerlei weïkiiig des Geestes, welke haar analogie vinden in schepping en voorzienigheid. • '•: ''< ^\Ky/^["^'

Door inspiratie des Heiligen Geestes kwaöi'de Schrift tot stand. Dat is om zoo te zeggen de schepping der Schrift.

Door inspiratie des Heiligen Geestes - svordt de Schrift als Schrift nog altoos in stand gehouden, zoodat zij nooit tot het peil van een gewoon boek neerdaalt. Dat is bij wijze van vergelijking de voorzienigheid of onderhouding der Schrift.

De Schrift is niet alleen ge'inspireerd, maar blijft ook geïnspireerd.

En dat bepaalt ook de leer van de duidelijkheid van de Schrift.

De Heilige Geest heeft haar als openbaring, als licht, dus helder en duidelijk doen opteekenén.

Maar Hij bewaart haar ook bij de duidelijkheid.

Hij grijpt niet af en toe de'istisch in om haar voor den een of anderen zondaar, die tot bekeering komt, duidelijk te maken. '

Neen, Hij doet haar haar duidelijldreid behouden, al zou niemand haar opmerken, evenals de zon toch een licht zou zijn, al zouden alle men­

schen op een gegeven oogenblik, waarop zij schijnt, slapen.

De Schrift is niet 'de Geest en , de Geest is niet - de Schrift.

Evenmin als de wereld God is en God de wereld. Een magische vereenzelviging van Schrift en Geest behoort door ons even sterk te worden tegengestaan als de pantheïstische indentificatie van God, en de wereld. 'IlISJ? !

Maar evengoed als het waar is, dat waar de wereld is, ook God is, al is Hij ook buiten haar, zoo staat, het ook onomstootelijk vast, dat waar de Schrift is ook de Heilige Geest is met zijn werking, al is zijn werkzaamheid niet tot de Schrift beperkt.

Als de bijbel wordt geopend, oefent de Geest zonder uitzondering Zijn werking uit.

, 't Kan een werking zijn tot verlichting, wanneer Hij het innerlijk oog zóó heeft bewerkt, dat het de glans der openbaring kan verdragen.

't Kan ook een werking zijn tot verblinding evenals men, wanneer men met een daarop niet berekend en gewapend oog, in de zon blijft staren.

Maar zonder uitwerking blijft het lezen van de Schrift nooit.

Omdat de Heilige Geest door de Schrift werkt. altijd

Zoo is het dan geen maatstaf voor de duidelijkheid van de Heilige Schrift of zij den mensch duidelijk wordt.

De duidelijkheid van de Heilige Schrift is juist oorzaak, dat zij den ongeloovige, die in zijn ongeloof niet blijft stilstaan, maar daarin voortschrijdt steeds duisterder wordt..

Ook de christen, die gedurende zekere periode van zijn leven zich door ongeloof laat verschalken, ervaart dit.

Maar wordt hij weer bedroefd naar God, dan bewerktuigt de Heilige Geest Zijn innerlijk zóó, dat Hij de Schrift in haar helderheid en duidelijkheid weer kan verdragen.

Dan wordt het weer licht in zijn ziel.

De Morgenster gaat op in zijn hart. •

^ Verkeerde wisselstand. IV.

.; ^r, ..yj, 4ï Vaart Smit is alzoo met zijn citaten uit Calvijn niet gelukkig.

Hij brengt, wat van het Avondmaal, gezegd wordt, zonder meer over op den Doop.

Dat blijkt ook uit zijn laatste artikel, dat wij in , ons blad opnamen, voorzoover het over deze kwestie gaat, ten duidelijkste.

immers schrijft hij-„Bij het avondmaal kan het „eten" slechts geestelijk door het (persoonlijk) g e-lo, of geschieden; een lichamelijk eten en een eten door de ongeloovigen (manducatio oralis et indignqrum) is uitgesloten. Ontbreekt de aanvaarding door het persoonlijk geloof, dan was er geen sacrament. Tot het wezen van het sacrament behoort, behalve de hemelsche zaak en het aardsche teeken en zegel, het (persoonlijk) geloof, dat beide verbindt. Aan de actio Gods beantwoordt de geloofsbelijdenis van den mensch".

Het is wel klaar als de dag dat hier het wezen van het Avondmaal, op het sacrament^v^dea Doop wordt overgebracht. , , ^, i^; émf€X0i^^& is

Zoo komt hij dan ook tot zijn stelling, dat tot het wezen van het sacrament ook behoort „de handeling des menschen, de bewuste, . persoonlijke geloofsaanvaarding van de in het sacrament aangeboden genade".

En waar er nu bij het kind van een bewuste geloofsaanvaarding geen sprake kan zijn, konkludeert hij, dat eigenlijk de ouders op het moment van den Doop den Doop ontvangen en dat „al naarmate het kind mede met zijn ouders leert aanvaarden, het in dezen zegen (deelt) en er ook zelve de kracht van (ervaart)'; '.

Dat dit de gedachte van 'Calvijn volstrekt niet uitdrukt, moge voorloopig door één citaat worden aangetoond. Men vindt het in het traktaat van Calvijn over de ware wijze van kerkreformatie (deel Vil kolom 619). Daar handelt hij over den Kinderdoop en zegt hij: „Het is derhalve noodzakelijk, dat aan den doop de genade der aanneming voorafgaat. Deze is niet slechts de oorzaak van de halve zaligheid, maar. zij Tjrengt de genade zelf ten volle aan. Vervolgens wordt zij .door den doop bekrachtigd".

Hier stelt Calvijn dus niet als voorwaarde voor den doop, dat er een bewust geloof aanwezig is. Maar dat er zij de genade der aanne-I ming. Derhalve geen handehng van den mensch. Doch een handeling van Zichzelf. En de Kinderdoop is niet anders dan een bekrachtiging daarvan.

Dit is dus geheel ander© taal.

Nu is het echter onze bedoehng niet om met één citaat de zaak te beslissen.

Daarvoor is de doopsopvatting van Calvijn veel te ingewikkeld.

Wij willen zelfs zóóver gaan met toe te geven, dat er uitspraken van Calvijn zijn, waarop Dr V. d. V. S. zich met eenig schijn van recht kan beroepen.

Die vindt men echter niet in de „Laatste Vermaning tegen Westphal", waaruit Dr v. d'. V. S. zich pijlen wil snijden, maar b.v. om wat in de buurt te blijven in zijn „Tweede verdediging tegen Westphal".

Die moet men niet zoeken in het twaalfde deel van de bedoelde uitgave van Calvijns werken en dus ook niet in de korrespondentie met EuUinger uit het jaar . 1548, gelijk Dr v. d. V. Smit aanteekent, maar in het zevende deel, waar men zelfs te kust en te keur kan gaan.

Dr V. d. Vaart Smit citeert ergens in een noot het zevende deel als het twaalfde.

Dit kan natuurlijk een drukfout zijn.

Maar andere onnauwkeurigheden, kunnen op die wijze niet worden verklaard. '

Nu leze men — wij moeten ten deze wat voorzichtig zijn — hierin geen bedekte beschuldiging, dat Dr v. d. V. S. Calvijns werken zelf niet heeft gelezen.'

Wij konstateeren alleen, dat hij wat vluchtig heeft gewerkt en zich te spoedig heeft blij gemaakt als hij iets bij Calvijn vond, dat naar zijn meening in zijn kraam te pas kwam.

Hij heeft in elk geval Calvijn geen recht, laten wedervaren.

Voorzeker is het niet gemakkelijk om de schijnbare tegenstrijdigheden in Calvijns doopsopvatting te verklaren. - -.•^-•^.^A^--. : ^. i : .

In het uitnemende werk van G. Kramer „Het Verbond van Doop en Wedergeboorte" wordt de oplossing gezocht in de ontwikkeling, welke Calvijn heeft idoorgemaakt. .. ,

Naar ons oordeel is er nog een andere verklaring mogelijk.

Daarover nader.

^ Gissen doet missen.

De vorige week schreef ik aangaande den auteur van de anonyme brochure „Zijn de mannen van Assen" enz. dit: „Intusschen kan ik elke Gereformeerde Kerk in ons vaderland verzekeren, dat zij er haar predikant niet op behoeft aan te zien".

Naar ik vernam heeft men een zekere sleutel meenen te vinden in de woorden „in ons vaderland".

Men heeft gedacht: het zal dus een predikant buiten ons vaderland zijn.

Dit gissen deed missen.

Men niag gerust lezen: in en buiten ons vaderland.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

De duidelijkheid der Heilge Schrift en de werking des Heiligen Geestes.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's