GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIX.

Hoe te oordeelen over het Calvinisme in Hongarije? V.

Het historische Calvinisme in Hongarije, dat zijn. leider heeft in Prof. Sebestyén, heeft, gelijk wij in ons vorig artikel toelichtten, den strijd niet gezocht. '

Het heeft alles gedaan wat in zijn vermogen was om langs vreedzamen weg de Gereformeerde Kerk in Hongarije tot reformatie en het Gereformeerde leven tot zuivering te brengen.

Het heeft dan ook hartelijk meegewerkt aan de oprichting van de vereeniging „Geloof en Dienst" in den herfst van 1926, welke alle predikanten en leiders ondei' de niet-predikanten in zich trachtte op te nemen ten. einde de Gereformeerde beginselen meer ingang te doen vinden.

Deze Geloof en Dienstbeweging stond dus op Gereformeerde basis.

Zij stond in nauwe betrekking tot de „Hongaarsche Heraut".

sche Heraut". Evenwel blijkt nu achteraf — Prof. Sebestyéji deelt dit mede in een artikel van 29 Sept. 1928, onder het opschrift „De toestand wordt helder"-dat het bijna van het begin af met de samenwerking niet wilde vlotten.

De voorstanders van een algemeen Christendom hielden zich niet met vollen ernst aan den Gereformeerden grondslag. Prof. Sebestyén schrijft: „Maar de schrijver van deze regels en de medewerkers van de „Kalvinista Szemle" hebben in de eerste weken, al waargenomen, dat de beweging, die als Gereformeerd begon, in het innerlijke leven groote hiaten vertoont. , En niet alleen praktische, maar ook beginsel-hiaten".

Men wilde er per se Prof. Dr J. Victor inhalen, die bekend staat als anti-Gereformeerd en reeds veel van zich had doen spreken bij de kerkelijke behandeling van een groep jonge radikale predikanten, die na de communistische terreur een kerkelijke revolutie op. touw zetten. Dr Victor behoorde ook tot hen — naar wij vernamen - •-en trad later in het kerkelijk proces als hun verdediger op.

Prof. Sebestyén deelt mede, hoe hij tegen het uitnoodigen van Dr J. Victor in de vergaderingen van de „Geloof eir 'Diensf'-beweging aanstonds krachtig heeft geprotesteerd. „En dit heeft toen

b^ïia al tot een scheuring geleid, doch, ten eerste do liefde tot de zaak zelf, ten liK^edo hoogere idealen, ten derde de schemerachtige hoop, dat 'hel misschien toch nog zou gelukken om allen op één geestelijke, theologische basis saam te brengen, heeft hel. mogelijk gemaakt, dat de „& eloof en Diensf-beweging van haar geboorte af ziek en lijdende aan innerlijke disharmonie de zuigelingsperiode haalde en niettegenstaande haar ziekelijken toestand nog iets kon produceeren."

Dr Victor kwam erin, werd door een zekere groep hoe langer hoe meer naar voren geschoven en eindelijk als leider gekozen.

Deze eenheidsbeweging leed échec.

De „Reformalus Figelyö" („Giereformeerde Wachter") werd opgericht mei ür Victor als hoofdredacteur en luidde de doo> lsklok over do , , Kalvinista Szemle".

Hoewel het blad in z"ijn eerste nummer geen 'program ontwikkelde, openbaarde het wel zijn praktisch doel. Het verkondigde zijn lezers; , , Wij willen ook medearbeiders zijn bij de ontwikkeling van het Hongaarsch Kerkelijk Gereformeerde leven, tot zuivering Vtui stroomingen en meeningen om snel te komen tot een f u s i e v a n allo krachten. En daarom hebben wij als program gesteld: het samensmellen van alle kerkelijke bladen tot één blad".

tot op zekere hoogte echt Amerikaansch.

Men wilde het kerkelijk pers-monopolie hebben.

Daarom moesten de andere bladen dood-gekonkurreerd.

En dan kon men de fusie van alle richtingen doorzetten.

• let blad sprak het uit, dat het in dienst wiido staan van de grootè interkerkelijke Christelijke wereldbeweging, alzoo interconfessioneel.

Doch het rekende er niet mee, dat de ("alvinisten taai zijn.

Prof. Sebestyén kondigde het in zijn voonneld artikel aan: , , Wij zijn niet bevreesd. Hij, dié ons tot hiertoe heeft geholpen, zal ons verder helpen. Wij staan op een keerpunt. De toestand wordl heldei. Het leger^ dal in theologische richting tegenover ons staat zal (gelijk wij verleden week geprofeteerd hebben) zich in de toekomst hoe langer ho< ^ meer saamtrekken op één punt. Het heeft nu een leider gekregen. Het heeft een blad. Dit zijn de voorwaarden van een gezonden en eerlijken strijd, die met open vizier tegen elkander moet worden uitgestreden. AVij gaan, indien het moet met vertrouwen en. lust, in den oorlog. Er hebben reeds meer stormen boven ons hoofd gewoed".

De scheur, door Dr Victor on do zijnen in het Hongaarsch kerkelijke leven getrokken, werkt hoe langer hoe verder door.

Voor eenige wek(!n had do verkiezing plaats van •een bisschoppelijken secretaris, een invloedrijke positie.

De groep-Victor en de groep-Sebestyén kwamen ieder met een eigen kandidaat uit.

De eerste groep was zeker van haar zaak. Reeds vóór den uitslag telegrafeerde zij naar links en rechts: de zege is ons. Maar zij had te vroeg victorie gekraaid. Want gekozen werd de medestander van Prof. Sebes.tyén, de door ons reeds meer genoemde prof. Dr J. 'Kovacz, een eersteklas organisator, een man van stalen volharding. Vooral het platteland gaf den 'doorslag.

Dit had wéér ten gevolge, dat dé gröép-Dr Victor niet deelnam aan de jaarlij'ksche theologische conferentie van. het Seminarie te Boedapest.

Zoo worden de verhoudingen al scherper.

Ten zeerste wordt dit door ons betreurd.

Maar de groep-Sebeslyén treft hier geen schuld.

De verdeeldheid is. gezaaid van de andere zijde.

Toenadering lijkt ons niet meer mogelijk.

Wij als Nederlandsche Gereformeerden hebben met deze verdeeldheid rekening te houden.

Voortaan kunnen wij onzen steun niet verleenen aan elke actio in de Hongaarsch Gereformeer'de Kerk, maar hebben we eerst te onderzoeken van welke groep die actie uitgaat.

y: Verkeerde wisselstand. VII.

Inzoover Dr v. d. Vaarl Smit zich op Calvijn beroept is do st4nd dei-kwestie deze:

lo. Calvijn kent volgens Dr v. d. V. S. geen bijzondero sacramenteele genade.

2o. Calvijn leert volgens hem, dat er zonder persoonlijk geloofsaanvaarden, alzoo zonder dadelijk geloof, geen sacrament bestaat.

3o. Calviin zou de meening zijn toegedaan, dat de doopsgenade in de eerste plaats bü. den doop van het kind aan de ouders wordt geschonken.

4o. Het kind zou eerst dM krijgen aan de doopsgenade, als het tot zijn verstand is gekomen.

5o. Dr V. d. V. S. ziet daarbij at" van den ons verborgen inwerking Gods op de ziel van bet kind, omdat, gelijk uit de strekiking van zijn betoog blijkt, deze inwerking, zoo ze bestaat, in geen geval als sacramenteele genade kan worden opgevat.

Bü den doop van een kind staat hét naar deze voorstelling alzoo:

lo. het kind ontvangt alleen hot uitwendig doopteeken, maar niet de doopsgenade;

2o. do ouders ontvangen rilet het uitwendig doopsteeken, maar wel de doopsgenade.

Uit de aangevoerde citaten bleek reeds, hoe onjuist dit beroep op Calvnn is.

Zetten we thans ons onderzoek voort

Nog meer zouden wij uit het vijftiende lioofilstuk kunnen aanhalen.

Wij beperken ons echter tot een passage uit het slot van dit hoofdstuk.

Calvijn handelt daar over den nooddoop, gelijk die in de Roomsche kerk wordt toegepast. Hij verzet er zich. tegen, dat vrouwen in zulk een geval den doop bedienen. Het voorbeeld van Zippora is niet normatief. Haar daad is af te keuren. Hij noemt dit , , een onverschoonlijke lichtvaardigheid, da.t ze. haren zoon besneden heeft in do tegenwoordigheid van haren man Mozes, die niet een gemeen man, maar do voornaamste Profeet Gods was, zoodat er in Israël geen grooter Profeet is opgestaan, hetwelk haar niet meer was geoorloofd, dan het den vrouwoiT heden ten dage' geoorloofd is, onder de oogen des bisschops te doOpen". De jonge kinderen, die sterven eer zij den cïoop ontvingen, worden deswege niet buiten het koninlcrijk der hömelen gesloten. Ert d.an vervolgt hij: „Wij hebben alree gezien, dat Gods verbond grootelijks verongelijkt wordt, indien wij daarop, alsof het in zichzelve zwak was, niet berusten, dewijl de kracht en vrucht daarvan aan den doop' niet is gebonden, noch aari eenige dingen, die daartoe gedaan wordfen. Het sacra m e n t w o r d t d a a r-ria aan liet-verbond bijgevoegd als een zegel, niet om de belofte Gods, alsof die op zichzelve krachteloos was, kracht te geven, maar alleenlijk om ons deze te bevestigen. - AVaaruit dan volgt, dat de kinderen der geloovigen niet Worden gedoopt, op'dat ze alsdan eerst kind'ei'^li Gods zouden worden, gelijk of ze te voren 'V-fè''(^9 waren van de kerk, maar dat ze veelmeet daarom door dit openbaar teeken in de kerk worden opgenomen, omda; t ze alree tevoren uit kracht van Grod's belöfteni's tot het Hfehaam van Ohristnj behoor'den". (IV. 18, 22).

Enkele zinsneden werden door ons gèspatiëerd.

Dal het hier werkelijk over den kinderdoop gaat, kan door niemand worden betwijfeld.

Het geval van jongstervende kinderen geeft hem aanleiding om over de doopsgenade te handelen.

indien Dr v. d. V. b. ook maar eenigszins gelijk had, kOn men verwachten, dat Calvijn aldus zou hebben geredeneerd: den kinderen, die vroeg uit hel leven worden weggenomen zonder gedoopt te zijn, de zaligheid te ontzeggen is daarom zoo ongerijmd, omdat niet aan de kinderen zelf, maar juiii de ouders genade wordt meegedeeld, als zij hun kind len doop presenteeren. Sterft zulk een kind, dan moet hel alleen het uiterlijk doopsteeken derven. Meei' niet. De ouders ontvangen dan zeer zeker geen doopsgenade om hrm kind, maar daav kan hel kindzelf toch niet minder om zijn. God kan 'den ouders nog wel op andere wijze gKnade toevoereir.

Dat zou liggen in de lijn van Dr v. d. V'. S. Dat zou alleen logisch zijn. Indien Calvijn inderdaad de gedachte huldigde, welke Dr v. d. V. b. hem toeschrijft, zou hij stellig deze gelegenheid niet hebben laten voorbijgaan om haar te out wikkelen. Nergens zou zij beter op haar plaats zijn geweest dan hier.

Doch ziet. zelfs elke toespeling in dien geest ontbreekt bij Calvijn.

Hij concentreert alles om de vraag, wat do doop voor hol kindzelf beteekent.

En dan stelt hij zich in postuur tegen de Roomsche leef, dal de doop de wed'ergeboorle werkt en de afwassching der zonden zelf is, of, gelijl; hij het hiei uitdrukt, dat de kinderen der geloovigen pas door den doop kinderen Gó'ds zoudeii wordoii.

Volgens hem behooren ze. reèdS uit kracht van de belofte Gods van te voren lot het lichaahi van Christus.

Hel sacrament wordt daarbij gevoegd, niet slechts als een uitwendig toeken, maar ook als een zegel.

Dat zegel dient om de belofte Gods te bevestigen.

De doopsgenade draagt naaf deze voorslelliiig dus het karakter van een bevestiging van wat er reeds, is.

Zij is een eenzijdige' werking, n.l. alleen' van de zijde Gods.

Medewerking, dadelijk geloof, geloofsa'anvaarden worden daarbij niet als eisch gesteld'.

De kwestie of Calvijn misschien meent, dat alle kinderen der geloovigen vóór hun doop reeds kinderen Gods zijn en in den doop bevestiging ontvangen, staat hier natuurlijk geheel buiten.

Die willen wij hier niet aanroeren.

Anders krijgen wij eèn kruising van problemen.

En dat is aan het zuiver houden van de zaali niot bevorderlijk.

Het is ons genoeg uit dit citaat te konstateeren:

lo. Indien Calvijn van gevoelen ware, dal niet de kifideren zelf, maar de ouders bij den kinderdoop de doopsgenade ontvangen, een machtig dM-

ker als hij in dit verband er zeker niet van zou liébben gezwegen.

2o. Hij verschuift de doopsgenade voor het kind niet eerst naar later jaren, maar neemt die gelijk het redebeleid eischt, reeds aan in het moment vaii den doop.

. 3o. Hij zoekt hier die doopsgenade in bevestiging der belofte.

Aa. De voorwaarde van een persoonlijk geloofsaativaarden voor het ontvangen van de doopsgenade wordt hierdoor ten eenenmale uitgesloten.

Wij komen nu tot het 16de hoofdstuk, waarin speciaaJ de leer van den kinderdoop wordt uiteengezet.

Ook dit bev.at veel meer plaatsen, welke ons doei dienstig zijn, dan we hier kunnen weergeven.

Wij citeeren vooral de meest frappante.

('alvijn trekt hier al spoedig een parallel tusschen den kinderdoop en de besnijdenis.

Heel sterk , sproefct hij zich hierin uit: „Indien wij nu willen onderzoeken of de doop den jongen kin< leren met recht wordt medegedeeld, zullen wij viiet .moeten zeggen, dat die veel te ongeschikt, ja veel > te uitzinnig is, die zich alleen aan het teeken des waters en aan de uiterlijke onderhouding et) handel wil blijven vergapen en rftet zijn verstand niet wil letten op de geestelijke verborgenheid? Indien die maar eenigszins wordt aangezien, zoo zal zonder twijfel blijken, dat de doop den jongen kinderen met recht wordt toegediend, als een zaak, die hunlieden toekomt. Want de H e e ]•« heeft hun e e r t ij d s de b e s n ij d e n i s Tlibt gegeven, of Hij heeft hUn meteen .fiëélachtig gemaakt al diedingéia, die tiïen door de besnijdenis beteekehd wét den. Want anderszins zou Hij Zijn volk iriet Jou ter e g o och el to eren bespot hebben, indien Hij, namelijk henlieden met bedrieglijke teekenen bedrogen had. Hetwelk zelfs gruwelijk is om te hooren. Want Hij verklaart duidelijk, dat de besnijdenis des kindekens, zal wezen in de plaats vaai een zegel, qm 'de belofte des verbonds te verzegelen. Indien nu het verbond vast en hecht blijft, zof> behoort het verbond, éh de belofte daarvan heden ten dage zoowel tot de kinderen der christenen, als ze onder het Oude Testament behoorden tot do jonge kinderen der Joden. En, indien de kinderen part en deel hebben aan de beteekende zaak, waarom zullen ze dan van het teeken afgehouden Worden? Indien ze de w a. a ]• h é i d des t e e k e n s verkrijgen, waarom ztilleh zé worden geweerd van de figuur en het ieeken zelve? " (IV, 16, 5).

Dr V. d. V. S. en Calvijn staan wel diametraal tegenover elkander blijkens ' dit citaat.

Of liever, de Calvijn, dien Dr v. d. V. S. zich gevormd hfeelt, is in dit opzicht niet de historische Calvtjtt; «ïg; ï; ''? ïr

Dr V. d. 'T. S. pdneért: „Men vatte echter wel in het oog. dat dan onder „beteekende zaak" door f'alvijn (èri Öe Geref. dogmatiek) steeds zoowel hét objectieve aanbod der genade als de subjectieve aanvaarding der, genade door het geloof, zoowel de actio a parte Dei als de actio a parte hominis worden, samengevat". Wij laten deze stelling op hét oogenblifc, voor wat ze is. Maar daaruit konkludeert hij dan: dé kinderen kunnen de ., beteekende z.aaifc'' niet bezitteh, omdat de subjectieve aanvaarding der genade door het geloof ijl hen nog niet plaats grijpt.

Cstlvijn daareïitegea getuigt, gelijk men uit de door mij gespatiëerde woorden kan zien, met kractit en klem: dat de kinderen deel hebben aan de beteekende zaak. Niet later. Maar ten tijde van hun doop. Zoiider subjectieve geloofsaanvaarding dus.

Hij herhaalt met nadruk: dat ze de waarheid van het teeken verkrijgen.

En op grond daarvan juist vraagt hij: waarom zoudt gij hun het teeken zelf onthouden? ,

Het verkrijgen van de „beteekende zaak" is voor hem de grond om hun het „teeken" toe te dienen.

Hij leidt dat alles af uit de besnijdenis.

God — aldus Calvijn —-gaf den kinderen der Joden de besnijdenis of Hij maakte hun meteen deelachtig al die dingen, die toen door de besnijdenis heteekend werden.

Geen „teeken" dus zonder „beteekende zaak".

En de temperamentvolle uitlatingen, welke bij hierop laat volgen, bewijzen wel, dat dit voor hem een kwestie van het hoogste gewicht is.

Hij loopt er warm voor.

Wat? Een „teeken" aan het kind zonder , , beteekende zaak"? Dan zou God Zijn volk met goochelstreken (praestigiis) bespot hebben. God zou Zijn volk voor den gek gehouden, beetgenomen (ludificatus) hebben. Alleen het aanhooren daarvan vindt hij huiveringwekkend, vreeselij k, ontzettend (horrendum est).

Krasser veroordeeling van de stelling, dat bij den doop het kind wel het „teeken" maar niet de „beteekende zaak" ontvangt, is niet denkbaar.

Alzoo sprak Calvijn.

In volle Aktie.

Het algemeen comité ter verspreiding van de brochure-Ds Schilder onder schismatieken en „bezwaarden" is in volle aktie.

Hier en daar zijn plaatselijke comité's opgericht.

Laten deze van. hun oprichting bericht zenden aan den heer C. Koch, 2de Constantijn Huyghensstraat 73, Amsterdam.

Ook is het in hun eigen belang, indien zij de verzending der brochures laten geschieden door dit centraal-adres.

Het comité heeft nog veel tot den leeftocht noodig.

In ons blad zat te gelegener tijd verantwoording geschieden.

Niemand spreke: zij, die van ons gingen, zijn toch niet meer voor rede vatbaar.

Niemand stelle zich in de plaats van God, die alleen de harten këiit. ,

Niemand meene, dat-teHèeren aiin verkort is.

Ook door de onderwijzing in deze brochure zoo ruimschoots geboden, kan Hij hen, die dwalen, brengen in het rechte spoor.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's