GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van onbetaalde rekeningen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van onbetaalde rekeningen.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

ET wordt sedert jaren geklaagd over de wanbetaling der kerk.

Velen van haard gen kinderen hangen hetschandbordje, dat haar als wan-betaalster aan de openbare veroordeeling prijsgeeft, voor haar deur. Zij spreken van „Ae onbetaalde rekeningen der kerk". En zij ontdekken telkens nieuwe rekeningen, die nog altijd op betaling waohten.

Aan avankelijk werd dit spreekwoord — want tot een spreekwoord is de term reeds afgezakt, met al de gevaren van dien — opgeheven, om den oorsprong van de secten aan te duiden. „De secten aijïi de onbetasMs rekteïiingcïi vaa de kerk", zoo heette bet dan. Het slagwoord was geformuleerd en maakte indruk. „De secten zijn de onbetaalde rekeningen der kerk". Klaar was men.

Later werd het spreekwoord — zooals dat met deze ongelukken altijd gaat — ook opgeheven in heel ander verband. Zoodra men iets ontdekte, dat goed was, maar dat men, door welke oorzaak dan ook, niet, of niet genoeg, of niet-georganiseerd, aantrof in de publieke, min of meer vaste, gereglementeerde verrichtingen van de kerk als instituut — (we denken b.v. aan de gezelschappen van vroeger, met hun warmte, of zwoeltei, of aan de wederzijdsche schuldbelijdenis en geestelijifce opwekkingen in hedendaagsche house-parties, Buchmann-beweging) — stond men klaar met het bekende spreekwoord over de onbetaalde rekeningen der kerk.

Wat is hiervan te denken?

Het is allereerst goed, op te mierkén dat het spreekwoord, ook nu, zoo bijster goedkoop is. Het lijkt zoo duidelijk, maar het is doorgaans zoo vreeselijk onduidelijk. Het lijkt zoo puntig, maar het is zoo stomp.

Ook dit spreekwoord „in Israël".

„DE secten". Wielke secten? Wat zijn secten? Een vraag, die te m'eer klemt, als men tegenover de secten denkt aan „de kerk".

„DE onbetaalde rekeningen". Wjelke rekeningen? Heeft de berk geen andere dan die, waarvoor de secte een naam bedacht, eeU' formuleering gevonden heeft? Armzalige, wanbetalende secte, die zooveel eer aan de gesmade kerk geeft! Armzalige, wanbetalende kerk, die zooveel onzia van zichzelf gelooft. De berk, die zichzelf kent, zal weten, dagelijks in gebreke te blijven „in velen".

„De onbetaalde rekeningen DER berk". Van welke kerk? De kerk als orgaaisme? Meent de geachte spreker, die het schandbordj© aan de kerkdeur spijkert, dat de secten niet tot de kerk als organisme te rekenen zijn? Indien ja, laat het hem dan maar even zeggen; het kon de secte nog eens tot verootmoediging brengen zoozeer, dat ze begint, haar rekeningen te betalen bij God en bij de kerk. Of heeft hij soms het oog op de kerk als instituut? Zoo ja, welk instituut? Waat er zijn secten, die zich ook als instituut beschouwen, en daarmee tevens als aequivalent van een kerkinstituut.

Men kan vragen, en nog eens vragen.

En dat maar-bhjven-vragen-bunnen bewijst reeds, dat men dezen keer niet overduidelijk is in de spreekwoordenmakende, en daarin nog te weinig „spreekwoordelijke", „gemeente".

En nu is het vervolgens goed, te constateereia, dat al die onduidelijkheid en onnauwkeurigheid, en al die tegenover den Geest der profetie, die aan de kerk gegeven is (volgens den bijbel) toch eigenlijk wan-betalende vaagheid-van-uitdrukking zich als het ware opzuigt en vast-zet in dat ééne Md van liet spreekwoord, dat daar rept van die „onbetaalde rekeningen".

Want we komen, als we daar aan denken, meteen aan ons onderwerp van heden.

Men zegt: de secten zijn de onbetaalde rekeningen der kerk. En men bedoelt natuurlijk: ze z ij n de rekeningen, die de kerk niet betaald heeft, en die ze toch had moeten betalen. Betalen dan, vermoedelijk, aan God.

Maar natuurlijk is dat fraseologi© en ineer niet. Secten zijn geen rekeningen. Rekeningen zijn... nu ja, men kan daarvoor een tenn zoeken, en over dien term weer twisten. In elk geval echter is duidelijk: secten zijn geen rekeningen.

Men zal dan ook wel zoo ongeveer dat bedoelen: secten zijn in haar bestaan een bewijs, dat de kerk als instituut te kort geschoten is in haar roeping tegenover God, dat zij een dankoffer, hetwelk zij aan God den Heere en haar Koning Christus te betalen had, niet betaald heeft. En de menschen, die later in de secte zijn saamgebracht, die hadden juist zoo'n behoefte aan dat ééne, dat „de berk" niet aan den Heere God betaalde. En toen heeft zij zich maar afgezonderd, om..., om...,

Ja, ja, nu verder, als-'t-u-bheft, om...

Om wat?

Om wat?

Om datgene wat „de kerb als instituut" niet betaalde aan den Heere God te betalen? Dat is immers de eene mogelijkheid?

Of — om datgene wat „de berk als instituut" niet in den vorm van godsdienstige verrichting aan God betaalde, zelf als zoodanig ter hand te nemen, wijl het de behoeften bevredigde der ziel'en en dus — om zichzelf meteen te betalen ? Want dat is immers de andere mogelijkheid?

Laat ons toetreden, en zien, wat in elk van die gevallen de zaak is.

Daar is de eerste mogelijkheid: de secten probeeren God te betalen, wat de kerk niet aan den levenden God betaalt.

Gezegende secten!

Gezegende secten ? ?

O neen, wanbetalende secten! De secten worden nu opeens de wanbetalers tegenover God, als Heere van de kerk.

Wamt de secten zijn nu eenmaal van de kerk uitgegaan. Het woord „secte" moge moeilijk te ontleden zijn, in zijn historische beteekenis vooral, maar zeker is toch wel, dat de later in secteverband georganiseerden aajnvankelijk rechtstreeks zich hebben moeten uitspreken tegenover de kerk, en hun houding tegenover haar hebben moeten bepalen. De kerk is er nu eenmaal vóór de secte, de naam van deze wordt gegeven onder het aspect en onder vooropsteUing vaai den naam van gene. Indien nu vaststaat, dat de kerk, en dat het institueeren-vande-kerk een plicht is voor een menschenkind, indien dus het institueeren-van-de-kerk een betaling is, die wij aan God verschuldigd z ij n, dan is het n i e t-i n s t i t u e e r e n, of het loslaten-van-het-institueeren niets anders dan wanbe'taling van de secte tegenover God als Heer van de kerk. D^e secte ontstaat daar, waar een giroep wanbetalers zich organiseert tot het niet-betalen aan God van een bepaalde „rekening", die Hij te vorderen heeft. De secten zijn dus de niet-betalers van de rekeningen Gods. Ze zijn, ten aanzien van dat ééne punt, de niet-betalers van de rekeningeni, die de kerk wèl betaalt.

Maar, zal men zeggen: het gaat niet over dat institueeren van de kerk alleen. Sommigen zullen zelfs dat institueeren zelf niet eens tot plicht, dien micn betalen moet, willen rekenen, maar we zullen nu maar aannemen, dat Gereformeerden deze aperte afwijking van hun belijdenis allen verfoeien; volgens haar immers is ieder schuldig, zich bij de ware kerk te voegen, heeft dus de kerk onbetaalde rekeningen in getallen te incasseeren van de secten. Maar zij, die het hierin, met ons eens zijn, als goed-Gereformeerden, zullen misschien zeggen; nu ja, maar, afgedacht van het institueeringsvraagstuk, er is toch zooveel, dat de kerk aan God te betalen; heeft? Ze heeft Hem te betaten het dankoffer eener schuldbelijdenis, het dankoffer eener hartelijke congregatie der geloovigen, het danboffer van een actueelé bediening van het ambt der geloovigen, en zoo heel veel meer. En nu gebeurt het vaab, zoo zal men dan verder betoogen, dat „de berb als instituut" daarin te kort schiet, en dat nu de secten uit reactie daartegen, dezen plicht der betaling aan God gaan vervullen, om zich daarin van de kerk te onderscheiden, of zich daarin vrij te malcen van de zonde der niet-betaling-op-dit-punt aan God.

Maar ook zóó is men niet klaar.

Immers: stel het geval dat de later in de secte zich groepeerende geloovigen alles hebben gedaan, wat in hun macht was, om _„de kerk" op te wekken tot betaling aan God, en stel dan even verder, dat de kerk de ooren toestopte voor die zuivere prediking en de predikers van haar betalingsplicht excommuniceerde, dan is, althans in haar aan-Vangsgeschiedenis, de z.g. secte heelemaal geen secte. Dan zet zij het leven der terfc in zichzelf voort. Dan heeft zij de rekening inzake het institueeren .n i e t onbetaald gelaten, voorzoover het aan haar lag. M.a.w. het spree'kwoord past hier niet, het heeft hier geen zin.

Doch stel eens het andere geval, dat de „secte", of wat zoo heet, zelf de aansprakelijkheid draagt, of op den duur gaé, t dragen, voor het niet-vooirhouden, of het niet-voldoende-voorhouden van dien éénen, bepaalden betalingsplicht aan God, die op de kerk rust, stel dus, dat de secte, of wat zoo heet, aanvankelijk, of in haar latere geschiedenis, niet alles heeft gedaan, wat zij kón doen om de kerk tot betaling-op-dat-ééne-bepaalde-punt te brengen, dan is die secte evenzeer wan-betalend tegenover God den Heere als „de kerk". Want Jiet is een plicht, dien allen God te betalen hebbeni, dat vidj „elkander vermanen van het goede"". Betaling van dien plicht is onder meer „kerkformatie". Zóó heet, afgedacht van andere namen, dat gezonde werk bij God. Een onbetaalde rekening niet meer presenteeren bij 'een wanbetaler, dat is ook wanbetaling tegenover God. Als er een secte is, dam zijn er twee mogelijkheden: de kerk heeft niet betaald en óók de secte bleef in gebreke, óf de secte bleef alleen in gebreke. Dat de kerk wanbetaalde is mogelijk; dat de secte Gods rekeningen Hem onbetaald teruggaf, dat is zéker.

Doch we spraken nog van een tweede mogelijkheid : dat n.l. de secten eigenlijk daarom de kerk den rug toebeeren, vdjl zij de bepaalde „betaling", die» zij in tegenstelling met de kerb aan God den Heere doen willen, zien, en „voelen" als een bevrediging van eigen godsdienstige behoeften".

In zülb een geval stelt men de bwestie van al-ofniet-betalen door menschen aan God. Doch men bedoelt heimelijb: een niet-betalen-van-menschenaan-menschen. Men „mist" ergens wat men als godsdienstige natuur zoO' „graag" heeft, wat zoo „ligt" in eigen lijn, wat zoo bizonder stroobt met eigen religieuze „behoefte". En nu zoekt die be^ hoefte zich te bevredigen o.m. door eigen orga­ nisatie.

Maar ook zóó is de secte de grootste wanbetaalster. Wie heeift het recht te ontkennen, dat in de kerk de betahng aan God tevens is, en automatisch is: de uitbeering van de geloovigen aan elbander van wat hun goed, en nuttig is? Nifr mand heeft dat recht. We geven dat onmiddeUijb toe. Maar we leggen er dadelijk ook den voUeni nadruk op, dat ieder, die een betaling-aan-God practisch of theoretisch beziet onder het aspect vancommunicatie-verkeer-van-geloO'Vigen-tot-geloovigen, dus van betahng aan zichzelf, daarmee in den grond goddeloos „reikent", daardoor zelf de valsche rentmeester is, die rekeningen schrijvende

voor God den Heere, zijn eigen voordeel' zoelrt, en daartoe Gods rebeningen vervalscht, ze tot zijn •eigen zaakjes makende, en op die manier de groote Knoeier en wanbetaler is bij God.

Hoe we het wenden of koeren — tot nu toe bleek dat heel© spreekwoord over de secten als onbetaalde rekeningen der kerk gedacht buiten de gerefonneerde grondgedachten om, of daarvan een aperte verloochening.

De secten, d i e zijn de wanbetalers. Aan haar deur moest het bordje hangen. Eerst d è. n kan men gaan praten over de rekeningen, die „de kerk" •niet betaalt.

Dat laatste hopen wij de volgende week in een slotartikel te doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Van onbetaalde rekeningen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's