GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De spanning tusschen de Wetenschap der Theologie en het geloof der gemeente opgeheven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De spanning tusschen de Wetenschap der Theologie en het geloof der gemeente opgeheven.

AFSCHEIDINGS-NUMMER

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

1e Blad

(De opleiding tot den dienst des Woords na 1834.)

Zeer groot is de gunst Gods over ons, dat ons ^eschonken zijn de Tlieologisclie Hoogeschool en fvie Theologisclie faculteit van de Vrije Universiteit, |'; ^ij hebben dit gemeen, dat bij haar niet gevonden og^ordt spanning, verwijdering, strijd tusschen de !|'*°^ ^^^^ gedoceerde Theologie en het geloof der K|emeente. Be historie spreekt ons van die spanüingen. Toen in de Middeleeuwen de Scholastiek öjitaard was in hel uitpluizen van allerlei subtiele lu'^esli^s en ze door de wijze, waarop ze dogmatische vragen behandelde, het geloof aan de kerki^r veelszins ondermijnd had, keerde zich het eenvoudige volk af van de Godgeleerdheid. Hetzelfde verschijnsel deed zich in de actittiendeeeuw Voor in de kerken der Reformatie. Omdat de Theoilogie almeer opgegaan was in een dor uiteenzetten ^^"^ ^< ^ waarheid Gods en aan het gevoel het zwijgen was opgelegd, gaapte er allengs een kloof tusschen de theologen en de vromen, die de uit-^ydrukking van hun persoonlijk geloof vonden in de ^o.jjfgssj^ dgj. jj-gj-k. Vooral echter sinds de Theologische faculteit aan de openbare universiteiten niet meer behoeft te staan op confessioneel standpunt heeft de verwijdering een blijvend karakter ggjj^gggjj 'Wgiij gg^ afstand bestaat er tusschen een© Theologie, die de Godheid en de opstanding Van Christus durft te ontkennen en de belijdenis /der kerk: Ik geloof in Jezus Christus, Gods cenig-[ geboren Zoon, onzen Heere, die... ten derden dage wederom is opgestaan uit de dooden!

Van het allergrootste belang is het, als de band tusschen de theologen en het ongeleerde vrome ^volk recht nauw en innig is. Zoo kan en zoo behoort het te zijn, omdat beider kennis gaat over iietzelfde Wezen en dezelfde heilgeheimen; omdat beiden behoeven eene nauwe relatie met den iChristus en de verlichting van den Heiligen Geest; '^0mdat het hoogste doel van beiden is. God te yerheerlijken en de glorie van Zijne deugden te ertell€n.

Voor deze harmonie tusschen de Heilige Godgeleerdheid en het persoonlijk geloof van Gods • kinderen hebben de Vaders der Afscheiding van ; meet af een open oog gehad. Zij niet alleen. Bilder-Mijk en Da Costa, Ds Schotsman en C. baron van JZuylen van Nj'evelt beseften dit ook zeer wel. Maar zij konden op de vorming van de predikanten ijaan de rijksuniversiteiten geen invloed oefenen. Zij konden slechts wenscheii uiten en voorstellen 'doen. Van meet af was dit anders en beter in de kringen der Afscheiding.

De Vaders van de Afscheiding, die zelven een wetenschappelijke opleiding hadden ontvangen, begeerden, dat voor de uitgeleide kerken godvruchtige en wel toegeruste predikanten beschikbaar zouden komen. Ds Hendrik de Cock moge — gelijk mij bleek uit het standwerk van Dr Keizer, — omdat zoovele gemeenten herderloos waren, wel eens wal te inschikkelijk geweest zijn bij de toelating van oefenaars en van predikanten naar art. Vin der K. O. - — toch gaf hij evenals Brunimelkamp, van Velzen en de Haan aan een degelijke opleiding de voorkeur.

Vandaar dat de hand aan den ploeg geslagen werd.

Op den 13den Maart 1839 droeg de provinciale synode van Groningen aan Dis de Cock op, om te Groningen en te Diwingelo onderwijs te geven in de leerstellige en wederleggende Godgeleerdheid, in de Bijbelsche en de kerkelijke geschiedenis en in de predikkunde. Na het overlijden van De Cock werd d^^j. ^g particuliere synode van Groningen de begaafde Dis T. F. de Haan, die in 1839 aangewezen was, om werkzaam te zijn in Friesland aan de vorming van Dienaren des Woords, benoemd in zijne plaats, terwijl de synode van Drenthe eerst aan Ds F. A. Kok te Dwingeloo en daarna aan Ds W. A. Kok in De Bergen, waar de gemeente van Rviinerwold—Koekange vergaderde, de opleiding van predikanten toevertrouwde. Bij het onderwijs in do literarische vakken werd de laatste bijgestaan door den heer Rozensweigh, een bekeerden .Jood; enkele studenten namen bovendien nog les bij den rector van de Latijnsche School te Meppel. Toen Ds W. A. Kok in 1846 het beroep naar Hoogeveen aangenomen had, werd de School daarheen verplaatst. Ze werd in 1853 niet weinig versterkt, toen de zoo begaafde en teere Ds J. Bavinck als tweede predikant en tevens als tweede leeraar te Hoogeveen beroepen werd. Ook Gelderland had sinds 1842 een opleiding-school en wel te Arnhem. Ze stond onder leiding van Brummelkanip, eerst ter zijde gestaan door Van Kaalte, later door I. Watermans, „leeraar aan de Israëlietische School" en door candidaat A. B. Veenhuizen, die onder Merle d'Aubigné zijn studiën volbracht had. In 1850 kon Ds G. W. van Houte als tweede leeraar aangesteld worden, omdat Mevrouw Zeelt van Baambrugge twintigduizend gulden schonk ten behoeve van zijn traktement. Van 1849 tot 1852 studeerden jongemannen uit Zuid-Holland en Noord-Brabant te Schoonhoven, welke School geleid werd door DB F. A. Kok, voor de Idassieke talen geholpen door een candidaat in de letteren.

Aardige trekjes van deze Scholen vertelde o.a. prof. Bouwman. Van de School te Hoogeveen heet het: „Al werd in de meest gewichtige theologische vakken onderwijs gegeven, het onderwijs in de practische theologie en in de dogmatiek was bijzonder van beteekenis. Het vraagboek van Francken „Kern der Christelijke waarheden" werd schier letterlijk van buiten geleerd en aan de hand van oude dogmatische schrijvers als Calvijn, a Marck, Brakel, Van der Kemp, Comrie en anderen besproken. W. A. Kok was een man, die op practische wijze zijne leerlingen vormde tot goede predikers. Wanneer zij nog slechts een korten tijd waren onderwezen, moesten zij preeken, en zond hij hen uit om in de gemeenten op te treden. Het was alles eenvoudig in Hoogeveen. De studenten betaalden een gulden leergeld per week en twee gulden of een rijksdaalder voor kamerhuur met „kost en inwoning". Van de School te Arnhem verhaalt Bouwman: „De colleges werden bij Brummelkamp aan huis gegeven. De socratische methode werd gevolgd. Van dicteeren of iets magistraals in de voordracht, was bij hem geen sprake. Men zat, bijv. bij de exegese aan één tafel; de leeraar aan het hoofd, de Statenbijbel voor zich, het Grieksche N. Testament van Wettstein, later van TischendorI, in de hand; alle uitleggers, waarover men beschikken kon, Calvijn voorop. Bengel en anderen bij de hand; en zoo, vragende, uitlokkende en samensprekende, werd de /in der woorden en hun beteekenis nagespeurd. Ook andere studievakken werden zóó behandeld. Scherpe scheiding was er tusschen de voorbereidende school, waarin de klassieke talen en verschillende schoolvakken werden beoefend en de theologische colleges, waartoe men aan het eind van drie jaren overging"; de regel was in het geheel een vijfjarige studie.

Natuurlijk heeft deze wijze van opleiding mannen als Brummelkamp en Bavinck, De Haan en Van Velzen niet geheel bevredigd. Zelven hebben ze 'tontoereikende ervan beseft. Dan, wat ook aan het onderwijs en de vorming ontbroken moge hebben ... het voornaamste was in orde. De samenstemming tusschen de Theologie, welke gedoceerd werd, en de belijdenis der kerk was hersteld! De proponenten zagen bij hun komst in de gemeenten niet laatdunkend neer op de eenvoudige vromen, die de Drie Formulieren van Eenigheid hartelijk liefhadden, maar leefden veeleer met hen uit de­ zelfde beginselen. Maar al was aan het hoofdvereischte voldaan, toch werd begeerig en biddend uitgezien naar een hooger staande opleiding. Deze werd door de ontfermingen Gods verkregen in 1854 door de opening van de Theologische School te Kampen.

Reeds in 1846 was door de Synode van Groningen een concept van een „Algemeene Theologische School" ontworpen en aan de andere provinciale synoden ter kennismaking en overweging aangeboden, üp de volgende gen. synode werd zelfs met algemeene stemmen besloten tot stichting van zulk een school te Franeker, waaraan drie leeraren (Gezelle Meerburg, De Haan en Van Velzen) op een jaarlijksch tractement van f1200 les zouden geven. Dan, het plan kon niet worden uitgevoerd. De Synode van 1851 vermocht ook niet de zoo noodige zaak verder te brengen. Nadat echter op de Synode van Zwolle in 1854 de hereeniging tusschen de uiteengegane kerken van Gelderland en Overijssel eener-, en de gemeenten in de andere provincies anderzijds lol stand gekomen was, kon terstond de zaak der „Algemeene Theologische School" in bespreking gebracht. Allen wenschten haar. Als plaats van vestiging werd uit een grostal dit drietal geformeerd: Zwolle, Kampen en Groningen. Toch dreigde nog het gevaar van mislukking, als niet als plaats van vestiging een stad werd aangewezen, die zoo goed als algemeene instemming vond. Een spannend oogenbUk was aangebroken. Voor de stemming werd nog eens afzonderhjk voor deze gewichtige zaak het licht van Boven gevraagd en in kinderUjk geloof gezongen :

Dat Isrel op den Heer vertrouw' Zijn hoop op Gods ontferming bouw', Ën stil berust in Zijn beleid. Van nu tot in all' eeuwigheid!

Daarna werd gestemd en Kampen als plaats van vestiging verkoren.

Op een voorloopig tractement van f 1200 werden vier Docenten benoemd: T. F. de Haan (Grieksch, Hebreeuwsch, Chaldeeuwsch, Syrisch, Arabisch, Logica, Melaphysica, Dogmatiek), S. van Velzen Zedekundige, Natuurlijke en Wederleggende Godgeleerdheid, Kerkgeschiedenis en Pt^edikkunde), A. Brummelkamp (Exegese O. en N. Testament, Formulieren, Liturgie en Kerkrecht) en J. Bavinck. Voor het geval, dat een der benoemden mocht bedanken, of een vacature mocht ontstaan, maakte de Synode dit drietal op: R J. Oggel, H. G. Poelman en Helenius de Cock. De waardige Ds Bavinck, die zoo klein van zich zelven dacht, miste de vrijmoedigheid, om de benoeming aan te nemen. Daarna werd Ds Oggel benoemd en toen ook deze bezwaar maakte Ds H. de Cock te Kampen, aan wien het onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis en de Inleiding op de Heilige Schrift toevertrouwd werd.

Van verstrekkende beteekenis is de Theologische School geweest voor het kerkelijk leven. Vooral door het saambrengen van de vertegenwoordigers der verschillende strooniingen aan één School is aan de droeve verdeeldheid in den boezem der gemeenten een einde gekomen.

Tot rijken zegen is de Theologische School ook geworden voor de wetenschap der Heilige Godgeleerdheid. De Theologie en het geloof der gemeente hebben gewichtige punten met elkaar gemeen. Dan, er bestaat ook een groot onderscheid. Verstond men langen tijd onder den naam Theologie viitsluitend de Dogmatiek, allengs kwam men tot het inzicht, dat tot de wetenschap der Godgeleerdheid een geheele kring van vakken behoort. Deze vakken kan men niet bestudeeren, zonder dat men jaren heeft besteed aan voorbereidende studiën, met name aan het Latijn, bet Grieksch, het Hebreeuwsch, de Geschiedenis en de Wijsbegeerte.

Deze studiën, waarvoor een goed denkvermogen een onmisbaar vereischte is, lieeft liet geloof niel noodig. 2. Het weten van den Theoloog is een weten van hooger orde dan de kennis van den ©envoudigen geloovige. a. Het geloovige denken heeft de stof voor de Dogmatiek, welke door de gehcele Heilige Schrift verspreid ligt, bijeen te brengen. Aan de secte is het eigen nadruk te leggen op een of meer deelen van den Bijbel en de rest te vcrwaarloozen. Voor deze eenzijdigheid moet de man der wetenschap zich wachten, b. Als het geloovig denken den niet lichten arbeid van ^et opsporen en verzamelen der do^gmatische stof heeft verricht, dan komt de taak, om deze stof te bearbeiden. Hiervoor is wijsgeerige scholing onmisbaar, evenzeer als bekendheid met de dogmatische terminologie, c. De onderscheidene waarheden staan niet los naast elkaar maar ze hangen onderling nauw saam en vormen saam één geheel, het systeem der waarheid. En nu is het de taak van den Theoloog, om dit sj'steem ons te doen zien.

Van de overeenkomst en het onderscheid tusschen de Theologie en het geloof der gemeente waren de eerste hoogleeraren van de Theologische School zich klaar bewust. En zij hebben met inspanning gewerkt, om de opleiding op een hooger peil te brengen. Weer zeg ik: natuurlijk ontbrak aan de vorming nog wel wat. Dan, men bedenke: Ie dat de vier Docenten aanvankelijk ook als predikanten de gemeente van Kampen dienden; 2c dat zij vanwege de vele vacaturen onophoudelijk des Zondags elders moesten preeken; 3e dal zij mei vragen om advies bestormd werden; 4e dat zij het weekblad der kerk moesten redigeeren en de Generale Synoden als prae-adviseurs bijwonen; 5e en laatst maar waarlijk niet hel minst, dat zij ook de literarische afdeeling van de School voor hun rekening kregen. (Eerst in 1867 werd de heer C. Mulder benoemd om onderwijs te geven in 'iNederlandsch, de geschiedenis en de moderne talen). Uit wetenschappelijk oogpunt mogen dus de theologische faculteiten aan de Universiteiten van het rijk de Theologische School hebben overschaduwd, toch mag de toenmalige vorming alleszins verdienstelijk genoemd worden. Daarom eerde het den destijds zoo gevierden hoogleeraar en kanselredenaar Van Oosterzee, dat hij aan de Theologische School bij haar 25-jarig beslaan telegraphisch zijne gelukwenschen aanbood.

Door Ds A. Steketee (benoemd in 1872, belast met het onderwijs in de klassieke talen). Ds M. Noordtzij (benoemd voor de O. T. vakken in 1875), en door de in Jan. 1883 tegelijkertijd opgetreden professoren Bavinck (Dogmatiek, Ethiek, Wijsbegeerte), Lindeboom (N. Test. vakken) en Wielenga (Kerkgeschiedenis en Kerkrecht) rees de wetenschappelijke betcekenis der School in hooge mate.

Vooral door Bavinck (die in zijn proefschrift en inaugureele rede uitkomen liet wal hij aan Kuyper dankte) met zijne schitterende gaven en groote geleerdheid was het, dat de Theologische School ver buiten Nederland in universitaire krmgen van allerlei tlieologische richtingen bekendheid verwierf. Laat ik dan ook mei 1883 mijn overzicht van de geschiedenis der opleiding (in vogelvlucht) mogen afbreken.

Dan niet, alvorens de bede te hebben geuit, dat tusschen de Theologie van onze Theologische Hoogeschool en van onze Vrije Universiteit en het geloof der gemeente tot in lengte van dagen worde gevonden die schoone harmonie, welke de alleen wijze God gedaclit en gewild heeft!

HONIG.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's

De spanning tusschen de Wetenschap der Theologie en het geloof der gemeente opgeheven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's