GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerstpoëzie van Willem de Mérode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstpoëzie van Willem de Mérode.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Zooals men weet is het gewoonte, bij de viering der jaarlijksche hoogtijden in deze rubriek iets uit de desbetreffende poëzie te citeeren en dan wordt zooveel mogelijk gedurende een geheelen jaarkring uit net werk van een zelfden dichter of uit eenzelfde poëziegenre gekozen.

Ditmaal waren het de bundels van Willem de Mérode, waaruit we de feestpoëzie namen. En dus zoeken we ook nu, nu het Kerstgebeuren en de jaarwisseling weer aanslaande zijn, in het werk van dezen dichter, die — ik mag nog wel eens herinneren aan de aanhaling, waarmee hel Paaschartikel in het nummer van 30 Maart begon — „in onze moderne cnristelijke literatuur onomstreden (staat) op den top van een berg en er een lichtend voorbeeld ? is) voor allen, die zich geroepen voelen ons volk door hun kunst te dienen".

In den bundel „De Stille Tuin" (uitg. J. H. Kok N.V. te Kampen) komt een zevental kerstverzen 99 voor. Ze zijn uiterlijk zoowel als innerlijk direct als verzen van de Mérode te herkennen. Wat ik in de voorafgaande artikelen als het kenmerkende van de Mérode's poëzie aangaf, vinden we ook hier: de impressie, de bewogenheid (die in de woorden èn in hel rhythme aan den dag treedt), de reflex van het aanschouwde en dichterlijk doorleefde op de eigen ziel.

Twee van deze verzen citeer ik in dit artikel. 'lEerste is, wat men zou kunnen noemen: een fantasie op het gebeuren in de velden van Efratha, met als motief de tekst uit 1 Petrus 1: De engelen zijn begeerig in te zien.

De dichter ziet als in een visioen de „wachtengelen", die met spanning Maria's reis naar Bethlehem volgen. Haar voortgaan, haar inkomen in de stad, haar vergeefs zoeken naar een onderkomen, haar eindelijk terechtkomen in de stal rapporteeren ze in blijkbare verwachting op het groote gebeuren. Tot ze „heel klein" „een kinderlijk geluid" liooren. Dan weten ze het: „Hij is geboren" en op dat lang verbeide teeken snelt het engelenheir naar het duistere veld, om daar het duizendstemmig koor aan te heffen, welks echo door de hooge hemelen schalt. In vijf strophen heeft de dichter deze impressie weergegeven, ' aldïxs':

Engelenzang.

Wachtengelen, die nederschouwden Naar de bewaasde wereldkust, Verkondigden: 'lis of iets blauwde Op 't gele zand: Maria rust.

En later: ze is ter stad gereden Met Jozef, maar men weert hen lx> t. En weder: zij zijn ingetreden En rusten in de lammergrol.

En plotseling: heel klein te hooren Klinkt er een kinderlijk geluid. Dan jubelend: Hij is geboren, Die God en mensch in zich besluit.

En duizendstemmig, met trompetten En met bazuinen, toegesneld. Ontvlood den hemel en bezette Het englenheir het duister veld.

Zij zongen: Eere in den hoogen Zij God, en op de wereld vree Den goeden; en de diep bewogen Hemelen donderden het mee.

Dan volgt, in drie strophen, het tweede deel van hel vers.

De dichter ziet de engelen zich neerbuigen voor hel geboren kind — 't is een prachtig beeld, waarin hij dat weergeeft — om het te aanbidden. Daarna klinkt hun zang opnieuw op, nu om de beteekenis van het groot gebeuren te verkondigen. En dan treden de herders toe en „wij" — de dichter en degenen, die zijn vers lezen — met hen, om samen de verkondigers te worden van de blijde boodschap :

En dauj als vlinders die verdorden, Gevlogen in een barnend licht. Vielen zij voor den kind geworden God met het weenend aangezicht.

En weder heeft hun zang gedonderd: Heil! aarde en hemel zijn vereend. God heeft ten dood zich afgezonderd En om een menschenlach geweend.

En enkle herders, toegetreden. En wij, hebben 't bevel gehoord. En 't Kind gezien en aangebeden, En zeggen 't u, geloovend, voort.

Het tweede vers maakt deel uit van een bijeenbehoorend drietal, dat, in eenzelfde visionnaire stemming, de andere getuigen van het kerstwonder doet aanschouwen: Maria, Anna, Simeon. Het laatste van dit drietal neem ik hier over. 't Voert den ouden Simeon sprekend in. In de beide eerste strophen richt hij zich tot het kindeke, dat hij in zijn armen houdt en als de vervulling van zijn „moedeloos" hopen begroet, in de derde strophe spreekt hij de moeder toe, met woorden die de intonatie zijn van wat dienaangaande de Schrift vermeldt, om dan als met één blik het kruislijden in zijn beteekenis te omvatten, en eindelijk, in het laatste vers, spreekt hij weer tot het Kind.

Het vers luidt dan

Simeon.

Hebt gij tóch, mijn stramme leden Met uw zonnelieflijkheden Koesterend, uw knecht herkend. Kind, dat in mijn arm geheven U gewillig aan het leven Van de grijze wereld went?

O, mijn moedelooze hopen! Jaren kwamen, en verkropen, Wijl Gij niet verschenen waart, Regen, die de dorre landen Uil de steenen hemelwanden Met uw spaden val verklaart.

Die zijn dorst met melk verheugde, Ongevraagd, van moedervreugde Bloost uw kommerbleeke wang. Voorgevoelt gij het vermoeden Hoe Hij boven u zal bloeden, Smeekend om den edikstang?

I.augzaam doven zich de zomien, j Trager boiTelen de bronnen, j Onontkoombaar groeit zijn nacht. 1 Aarde en hemel en uw leven | Zal de groote dood doorbeven Tol Hij alles heeft volbracht. 5

Kind, dat met alwetende oogen I 'tGrondelooze en hemelhooge Wezen van de ziel doorspeurt, j Laat uw knecht nu gaan in vrede, | Geef uw kleinen glimlach mede, I Waarom God ons zalig keurt.

Twe« kerstverzen metterdaad, die het heilig ge-j beuren zetten in den glans van de Majesteit, die 'i het overstraalt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerstpoëzie van Willem de Mérode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's