GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Hebr. 13:5 b.

Htj heeft bet gezegd.

Er is een vast en onlosmakelijk verband tusschen het spreken van God en het spreken der Kerk.

Tusschen het beloven door den Heere, en het gelooven en belijden van Zijn kinderen.

Zie het maar in dit hoofdstuk. Eerst heeft de Heere wat gezegd. En dan gaat de Kerk spreken. Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.

Zoodat wij vrijmoedig durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vreezen, wat mij een mensch zal doen.

Want..., zoodat!

Hier blinkt weer door de heerlijkheid van het Woord Gods, dat alleen zekerheid geeft. Want daarop is alles gebouwd.

Daarom zijn, ook in onzen tijd, zoo arm de menschen, die zich willen wiegelen op vage vrome stemmingen, maar het onwankelbare Woord disj3utabel stellen.

Er niet in rusten met hun diepste zielsbestaan, er niet in verankerd liggen met hun geloof.

Anderen wachten bijzondere ervaringen of verzegelingen, beloften of influisteringen uit den hemel. Tot zoolang durven zij niet gelooven. Zij verwachten den Heere dus in een weg, waarin Hij volstrekt niet beloofd heeft, te zullen komen, maar den weg, waarlangs Hij wèl gezegd heeft te zullen naderen, betreden ze veel te weinig, versmaden ze vaak uit ongeloof.

De vervolgde christenen uit de Hebreen waren door de vervolging in groote armoede. Er was voor hen onder de heidencliristenen gecollecteerd. En daar ze nog grooter verdrukking verwachtten, begonnen ze aan hun sober bezit krampachtig te hechten. Daarom komt het W^oord des Heeren tot hen: Uw wandel zij zonder geldzuchügheid en zijt vergenoegd met het tegenwoordige, want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten.

Het is niet twijfelachtig, wie deze HIJ is. Israels Bevrijder en Verlosser ten dage der benauwdheid. De Vader van onzen Heere Jezus Christus, die hen tot het ware zaad Davids gemaakt had.

Wanneer heeft H, ij dit gezegd ? Niet minder dan driemaal in den loop der eeuwen. Eerst tot Mozes, toen tot Jozua, en eindelijk tot Salomo. Altijd in den zelfden vorm om het als een vasten regel aan zijn bondelingen in te prenten.

Tot Mozes, toen hij oud en moe de felle Enakieten moest gaan bekampen.

Tot Jozua, vlak voor den intocht in 't beloofde land.

Tot Salomo, toen hij geroepen werd, als tempelbouwer op te treden.

250 Nu konden de Hebreen echter vragen: geldt dit wel voor ons? Het is tot drie grootvorsten in het rijk Gods gezegd.

Doch nu komt de Gee, st Gods het hier zeggen, in dezen zendbrief: Hebreen, dit zegt God óók tot u! Immers, tot alle strijders en leiders in Zijn koninkrijk, tot alle bouwers aan Zijn huis.

Ook tol ons komt dit woord in onzen bangen lijd, nu strijden en leiden en bouwen, zoo héél moeilijk is. Wij weten: in Christus liggen alle beloften des Heeren vast. In Zijn onvergankelijk leven. In het hemelsche werk dat Hij, aan Gods rechterhand gezeten, voor Zijn kerk doet.

Daarom, bedrukten van hart, moedelooze kampers, ongelroosten, die klaagt: de Heere heeft mij verlaten en vergeten: grijpt Zijn Woord aan. Gelooft Zijn gewisse beloften. Soms schijnt Zijn hand los te laten, opdat wij onze hulpbehoevendheid recht gevoelen zouden. En bidden zouden: ach Heere, verlaat mij niet om mijn zonden! Maar dan moeten we terug naar de Schriften.

Hoe heerlijk als onze ziel rust in het Woord, door den Geest aan ons hart geheiligd.

Dan. hooren we het weer: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. }

Tweemaal: IK.

De bezwaren klein, de Helper groot. Hij is almachtig en barmhartig. Hij zet Zijn machtig Ik in den strijd om te overwinnen.

Waarom , zoudt ge dan niet hopen? Gij, die de toekomst zoo donker ziet.

Voor uzelf en voor de kerk van Christus en de voltooiing van Zijn rijk in deze tijden.

Gij die klaagt: de vijanden zijn te machtig; de Jordaan is te diep; de tempelbouw te moeilijk.

Hoort des Heeren Woord: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Dan kunt ge weer zingen: Ik roem in God, Ik prijs 't onfeilbaar Woord!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's