GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet in den goeden weg.

De Raad van de Gereformeerde Kerk te 's Gravenhage-WiCst heeft een schrijven gericht aan de Curatoren van de Tlieologische School te Kampen en aan de Deputaten voor de oefening van het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland met de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, en dit schrijven gepubliceerd.

We hebben hier dus een publieke actie van dezen Kerkeraad, die daarom ook publiek besproken mag worden.

Nu zou er over dit schrijven veel te zeggen zijn betreffende onderscheiden punten.

In dit artikel wordt slechts één punt besproken.

De wijze waarop deze Kerkeraad in dezen gehandeld heeft.

Heeft hij den goeden weg bewandeld?

Dit schrijven betreft een quaestie van tuchtoefening.

Er is verkeerdheid in onderwerp waarover, in wijze en toon waarop, geschreven wordt.

Er is dus schuld. Ér moet vermaand worden.

De Kerkeraad kiest wel in geen enkel opzicht partij, en velt geen oordeel over gelijk of ongelijk van bepaalde personen of organen.

Maar er moet dan toch gelijk of ongelijk bij bepaalde personen of organen zijn, en er moet partij gekozen worden. Want de Kerkeraad spreekt publiek zijn droefenis uit, en wijst Hoogleeraren aan als de twistverwekkers, en wil Curatoren en Deputaten naar hen heenzenden om hen tot rede en zachtheid en eenheid te brengen.

Hier is dus een vonnis, ondanks de Kerkeraad zegt in geen enkel opzicht partij te kiezen, noch een oordeel te vellen over gelijiï of ongelijk van bepaalde personen of organen, die in dezen persstrijd betrokken zijn.

En dit vonnis wordt publiek gemaakt.

Bij een quaestie van tuchtoefening komt het aan op grondig onderzoek, nauwkeurige bepaling, broederlijk vermaan, om eventueel verder den weg van kerkelijke tuchtoefening af te wandelen.

Wat is er nu van deze dingen aan inzake dit schrijven van den Raad van de Gereformeerde Kerk te 's Gravenhage-West? Niets.

De Kerkeraad heeft niet grondig onderzocht. Want hij schrijft: „Met nadruk verklaart de Kerkeraad, dat hij in geen enkel opzicht partij kiest, noch een oordeel velt over gelijk of ongelijk van bepaalde personen of organen, die in dezen persstrijd betrokken zijn".

De Kerkeraad kiest dus geen partij, in geen enkel opzicht, en hij velt geen oordeel over gelijk of ongelijk van bepaalde personen of organen, die in dezen persstrijd betrokken zijn.

Waarom niet? Is het den Kerkeraad wel duidelijk, bij wie of wien hel ongelijk is, maar spreekt hij slechts zijn oordeel niet uit?

Dal mag niet aangenomen worden.

Wanneer de Kerkeraad doorzag en wist, waar de door hem genoemde of vermoede schuld zat, zou hij verplicht zijn tot de schuldige Hoogleeraren (of den schuldigen Hoogleeraar) zich te wenden, en manlijk hun (of hem) hunne (of zijne) schuld onder de oogen te brengen, met vermaning lot bekeering.

Zoodanig plichtverzuim mag bij dezen Kerkeraad niet verondersteld worden.

En daarom blijft er niet anders over, dan aan te nemen, dat deze Kerkeraad zich van het uitspreken van een oordeel of vonnis onthoiidl, omdal hij geen oordeel in dezen heeft, en zich niet in staat ziet, een oordeel te vormen.

Toch spreekt deze Kerkeraad publiek uit, dat hier schuld is, en wijst hij duidelijk aan, hoewel niet met persoonsnamen, bij wie de schuld ligt, n.l. bij de Hoogleeraren aan de Theologische School Ie Kampen en bij die van de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Deze Kerkeraad kan geen partij kiezen, in geen enkel opzicht.

Hij kan geen oordeel vellen.

En lóch spreekt hij zulk een vonnis maar publiek uit!

En dal doet de Kerkeraad van een der grootste Gereformeerde Kerken ju Nederland, tot welks leden mannen behooren van naam en invloed, die geacht mochten worden toch wel de eerste eischen van tuchtoefening volgens Gods Woord en het Gereformeerde Kerkrecht te kennen.

Deze Kerkeraad had, meenende dal hier schuld was, en wenschende in deze quaestie op te treden, niet mogen rusten, voordat hij grondig déze zaak onderzocht had om te weten, of er schuld was, en zoo ja, waar, en voor hoever, om dan zeer concreet en scherp omschreven zich tot de schuldige personen te wenden, desverkiezend ook publiek, omdat het een publieke zaak betreft, teneinde deze personen (of dezen persoon) het ongelijk onder hel oog te brengen, en tol bekeering te vermanen.

En zoolang de Kerkeraad nog geen oordeel vellen kap, had hij ook moeten zwijgen.

Maar zoo optreden als hij deed, had hij niet mogen doen.

Publiek beschuldigen, maar toch niet nauwkeurig zeggen, waarin en bij wie (of wien) de schuld ligt, hoewel toch wel duidelijke aanwijzingen geven, maar op een manier, waaraan men geen houvast heeft, en zoo zich buiten schot houden, dal is niet naar Christenroeping.

En dan daarbij, zich niet zelf lot de betrokken personen wenden, zij hel publiek, maar Curatoren en Deputaten naar hen heenzenden!

De Kerkeraad schrijft, dat hij zich tot deze beide Colleges wendt, „wijl hem thans geen beter adres dan dit dubbele bekend is". Hij wist dus niet, dal hij zich allereerst tot de „schuldige" personen moest wenden.

Maar dan had hij eerst zelf deze zaak grondig moeten onderzoeken en tol een beslist oordeel komen.

Hel op andere 'Colleges afschuiven is gemakkelijker.

Maar dat is niet moedig, noch zooals het behoort.

Dal is riiet naar Gods Woord, noch naar het Gereformeerde Kerkrecht.

Ligt 'het meer in de roeping dezer Colleges om in dezen zich met de betreffende personen in verbinding te stellen, dan in die van dezen Kerkeraad? Maar waarom dan dit schrijven gepubliceerd, en er zich toch publiek in gemengd, en dat met de nadrukkelijke verklaring, dal men in geen enkel opzicht partij kiest, noch een oordeel velt?

Kunnen deze Colleges beter oordeelen dan de Kerkeraad?

Weet de Kerkeraad wel, dal de besproken vraagstukken „van zoodanig abstract-welenschappelijk belang" zijn, dat het kerkelijk leven daar in het geheel niet bij betrokken is, en dat het niet raakt hel wezen en den grondslag des geloofs en van het kerkelijk leven?

Dan diende de Iterkeraad dit duidelijk uileen te zetten, en kon hij aan de Colleges en Curatoren en Deputaten, door hem tol ingrijpen opgeroepen, machtige hulp verleenen.

Maar nu de Colleges van Curatoren en Deputaten oproepen tot actie, zonder nauwkeurig en scherp hun voor te houden, waarom zij, en waarin zij, handelen moeten^ en wat de zonde der „schuldigen" is, dat is niet gelijk den Kerkeraad van een Gereformeerde Kerk betaamt, en zeker niet dezen Kerkeraad.

Is hier dwaling, of wangedrag, de Kerkeraad wijze die aan, en blijve dan niet zelf builen schot, en late er ook de Kerkeraden ter plaatse der betrokken personen niet buiten.

Hij handele naar Gods Woord en naar het Gereformeerde Kerkrecht, kloek en zonder aanzien des persoons.

De Raad van de Gereformeerde Kerk te 's Gravenhage-West heeft in dezen onbegrijpelijke fouten gemaakt, en niet den goeden weg bewandeld.

neer­ Toch werd reeds een adhaesiebeluiging geschreven.

Anderen mogen zich echter wachten, zoo het goede spoor bijster te worden, en onnadenkend of uit onkunde met zulk een stuk instemming te betuigen.

Is hier schuld, dan onderzoeke men eerst goed, en ga naarstig en grondig na, waar de schuld zit, en wende zich daarna, zij het publiek, omdat het een publieke zaak geldt, lot de schuldige personen (of den schuldigen persoon) met jpresieze en nauwkeurige noeming en omschrijving van de zonde en handele met hen (of hem) naar den door Gods Woord gestelden eisch en volgens de regelen van het Gereformeerde Kerkrecht inzake tuchtoefening.

En men trachte er geen andere colleges op af te sturen, zelfs zonder duidelijke, scherp-bepaalde, aanwijzingen, om zichzelf moeite en strikte bewijsvoering te besparen!

Kampen, 21 Mei 1935.

S. GREIJDANUS.

De eerste kwade vracht: kwade bestendiging der polemiek.

Hel manifest van Den Haag-West werd door ons afgewezen. Want het was ongereformeerd gedacht. Gereformeerd is de stelling: alle schepsel Gods (b.v. het woordverkeer, ook het corrigeerendpolemische) is goed; slechts de zonde, die hel misbruikt, is kwaad. Ongereformeerd is de stelling: zet van de schepselen Gods een gedeelte builen werking (b.v. het corrigeerend-polemische woordverkeer) en verlustig u in den bloei van de rest van Gods schepselen (b.v. het lofprijzendirenische woordverkeer). Zulk een stelling is ó n-gereformeerd: zij durft den hoogmoed aan die 'teene werk van God verkiest, 't andere verwerpt; hetwelk js eigenwilligheid. Zij noemt verwerpelijk, wat God beveelt en geeft; zij prolongeert niet den loop der alle eigendunkelijkheid verbrelcende profetie, doch den heen-en-weer-gang eener eigenwillige diplomatie. Zij onttrekt den zondaar aan den stormwind van de wet, en drukt hem in haar valsche wets-interpretatie een parapluulje in de hand, om tegen den storm van de wel zich schrap te zetten.

Omdat het Haagsche stuk op dit punt verzuimde, profetische lijnen te trekken, is zijn eerste resultaat dan ook geweest, dat de zaak der polemiek sedert verleden week tienmaal erger er voor is komen te staan dan vóór de Haagsche inmenging.

„De Heraut" n.l. heeft na het Haagsche stuk met één breed gebaar verklaard: we zullen nu maar alle corrigeerend-polemisch woordverkeer op bepaalde punten stopzetten. Hoewel het blad ons herhaaldelijk geleerd heeft, dal de geïnstitueerde kerk zich niet op het terrein der wetenschap heeft te begeven (b.v. op dat der litlerarische faculteit, prof. Waterinks' polemieken, of op dat der kerkrechtelijke wetenschap, prof. Kuypers zeer scherpe polemiek tegen Dr v. Lonkhuyzen), en hoewel hel blad ons herhaaldelijk geleerd heeft, dal de geinstilueerde kerk geen decreten in de ruimte, doch alleen in konkrele gevallen konkrete beslissingen geven moet, wordt het Haagsche manifest, dat op die beide punten het „Herauf'-onderwijs metterdaad verloochent, geprezen. En ineens wordt nu één der door God ons opgedragen woordverkeerswegen verlaten.

Het blad is dus feitelijk gebleven waar het was: n.l. op hel terrein van den strijd. De ingenomen stelling is niet veranderd in een irenische, maar bleef de polemische. Hetgeen den strijd scherp maakte bleef in volle scherpte staan.

Zoo is de werkelijkheid, en ze is zeer droef. Het blad heeft — ik wees dat met de stukken aan — inzake de verhouding Marmelstein—Schilder aperte onwaarheden geschreven. Hel laat die onwaarheden staan, zwijgt zelfs — hoewel ik alles overnam, wat het blad beweerde — mijn feitelijke tegenspraak dood. Nietwaar, Dr K. Dijk? Hel geval raakt U, gij zijl curator en „Herauf'-redacteur en woont in Den Haag- West. Hetzelfde gebeurt met de stellige afwijzing van de onware beschuldiging inzake mijn keus — ter fine van critiek — van het wapen der verdachtmaking.

Het blad maakt dus van een polemisch punt een polemische lijn, helpt dus de polemiek te veranderen in e ch tbr lek, zakelij ken strijd in persoonlijke kift, bewijst, dat de zonde (van Den Haag-West) (want ©en ongereformeerde gedachte is schuldige slordigheid) zonde baart, en brengt ons. een glimlach op de lippen, als wij dan hier en daar een enkelen broeder hooren praten over „kloekheid" en zoo.

K. S.

Inzake de kerk.

I. Dat er een kerk is, kan men niet zien, dodi slechts gelooven. Elke bepaling van hel wezen der kerk, stel, dat er van zulk een „wezen" zou te spreken zijn, uit hetgeen men in de wereld hier beneden ziet, of op grond van andere axiomata, dan de Schrift geopenbaard heeft, is dus een werk van ongeloof, — zelfs al zouden er ettelijke waarheden in gezegd zijn. Waarheden „(uit)vinden" is hoogmoed, ook in dezen.

II. De kerk is nog nimmer aanschouwd. Niemand heeft ooit de kerk gezien. Niemand heeft ooit de menschheid gezien. Niemand heeft ooil het Nederlandsche volk of een ander volk gezien. Want de kerk is niet „af", evenmin als de menschheid, een volk. Eerst als de laatste uitverkorene zal gelooven en wandelen overeenkomstig het geloof zal , „de" kerk haar pleroma hebben bereiiit. Ook dan evenwel is hel „zien" ervan in één en dezelfde zienswijze eerst mogelijk aan de overzijde van de grens, die deze bedeeling scheidt van de toekomende.

III. Er is dus, strikt genomen, geen „zichtbare" kerk. Er zijn slechts tijdelijke, en plaatselijke verrichtingen van de kerk te zien. B.v. manieren van inrichting en organisatie van haar leven in een bepaalden tijd (Oud-, Nieuw Testament, vó(3r en na een reformatie) of in een bepaalde plaats (op de aarde, in den hemel, in Nederland, Rusland, Java, etc).

IV. Aangezien hel begrip „onzichtbaar" bepaald is door dat van „zichtbaar", valt ook de noodzaak van het spreken over een „onzichtbare kerk weg.

V. De kerk is door God gewild; de Zoon Gods immers vergadert zich een gemeente, tot hel eeuwige leven uitverkoren, door zijn Geest en Woord. Hij doel dit van 'hel begin der wereld tot aan haar einde. Hij is dus vandaag ermee bezig, en morgen, en tot aan den laatslen dag loc. Hij is dus daartoe aan het werk, in den onvoltooid tegenwoordigen tijd. Gelijk niemand van den timmerman, die een tafel maakt, iets goeds kan zeggen, als de lofprijzing een epiloog moei zijn op een phaenomenologisch opgebouwd betoog' over de' „zichtbare" en de „onzichtbare

tafel, die hij daar aan het maken is, zoo moet ook niemand den Zoon Gods vermoeien met doxologieën, naar aanleiding van phaenomenologisch opgebouwde theorieën over „de" „zichtbare" en „de" „onzichtbare" kerk. Wat weten wij ervan, hoe de tafel van den timmerman er uit zal zien, stel, dat er maar één timmerman in de wereld is, en maar één tafel.... en stel, dat wijzelf het hout zijn, dat hij snijdt en besnijdt om zijn tafel ervan te maken? „De" kerk is nog nimmer een phaenomeen geweest; en voorts is er maar één Heer, en wordt er slechts de ééne kerk éénmaal gemaakt. Socrates kan hier geen „begrip" van de kerk geven, want er is slechts één kerk; en hij heeft voor begripsvorming meer dan één „exemplaar" noodig. JSn Plato kan het ook niet; het enkele feit reeds, dat de kerk sedert de eerste UITblazing van den adem uit menschelijke neusgaten (het eerste sterfgeval) over twee „werelden" verdeeld is, gelijk de hemelsche „hiërarchie" zulks is sedert de eerste INblazing van den adem in menschelijke neusgaten, verhindert Plato met behulp van zijn twee-werelden-leer een „wezen" der kerk be construeeren. En wijl voorts niemand iets van de kerk zeggen kan, zonder de Schrift, is elk woord over de kerk aan haar gebonden.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's