GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heraut” inzake doop en „pluriformiteit der kerk

V.

Deze week zullen we ons zelf onbeschroomd in öj rede vallen, door even te antwoorden op een tusschentijdsche Interruptie van „De Heraut". Hoewel dit org, herhaaldelijk er bezwaar tegen inbracht, als men oi een loopende reeks reeds reageerde, eer het blad uit gesproken was, wordt thans van dezen regel door „Il( Heraut" afgeweken. Gedachtig aan het feit, dat binnen kort „De Heraut" in zomervacantie verschijnt, en dus waarschijnlijk op mijn dupliek niet reageeren zal in dieii tijd, en begeerig, om alle misverstand weg te ruimen, wil ik met genoegen nog even antwoorden op bedoeldf interruptie. Van mijn kant zal ik het blad zoo beleeft behandelen, als het zelf begeert, en derhalve wat het opmerkt over mijn „Open Brief" beantwoorden als he: is uitgesproken.

Bedoelde interi-uptie knoopt zich vast aan het lelt dat ik enkele weken geleden betoogde, dat Zwingli reeds heel vroeg met anabaptisten in Zurich te maken had, zóó vroeg, dat daarmee verviel de bewering van „De Heraut", dat de Wederdoopers den doop (weder doop) begeerden, omdat hij in de ROOMSCHE kerk ge schied was, wijl er natuurlijk nog geen gevallen aan wezig waren van een vroeger in de Gereformeerde Kerk gedoopt zijn.

„De Heraut" (de andere door mij genoemde argumenten voorts onbesproken latende) antwoordt nu zegt me niets, want ik had het niet over Zwitsersche maar over Nederlandsche Wederdoopers.

Nu zou ik het volgende antwoorden willen: a. In het algemeen vraagt men zich af: waarom „De Heraut" zich beriep op Calvijn, en op den Consen sus Bremensis. Zijn de gezichtsvelden der belijdenissei uit den bloeitijd inderdaad zóó beperkt, als „De Heraut" althans in het geval der bestrijding der anabaptisten ons wil duidelijk maken, dan rijst de vraag: moet mei dan aannemen, dat ook Calvijn speciaal over de Neder landsche anabaptisten het heeft, en de predikanten uit Bremen desgelijks? Of spreken ze over de anabaptisten in het algemeen? Het antwoord is voor mij niet twijfelachtig.

b. Het internationaal verkeer was in die dagen groot, en het contact met ook buitenlandsche tisten zóó veelvuldig (men denke maar eens aan de expeditie naar Keulen, en het contact met Munster), dat reeds alleen om die reden een veroordeeling van de anabaptisten - i n - h e t - a 1 g e m e e n in de lijn bedoelingen der belijdenis ligt.

c. Ook al zou „De Heraut" gelijk hebben, dan zou dit nog niets wegnemen van wat ik tegen het blad aanvoerde. Ik heb n.l. aangetoond, dat er ook in Nederland vóór de opstelling der Nederlandsche belijdenis Wederdoopers waren, die zich Heten herdoopen, ook al waren ze in een niet-roomscb instituut vroeger gedoopt

d. Dat bet niet tegen bet roomsch-zijn van den doop in eerster instantie, doch tegen den doop-zonder-belijde; nis ging, blijkt ook uit den naam, dien de Wederdoopers ontvingen. Het trekt immers de aandacht, dat ze herhaaldelijk niet Anabaptisten doch Katabaptisten ten worden; d.w.z. menschen die tegen den (tot nu toe als kinderdoop) algemeen aanvaarden doop zijn (vandaar de reeds gereleveerde beschuldiging, dat ze w eenheid der kerk scheuren). Parallel daarmee loopt lie' feit, dat ze soms Widertaufer, en soms Wiedertaufer genoemd worden. Al hebben velen het „Wider' met het „Wieder" verward, bet neemt toch niet weg, dat „wider (tegen) iets anders is dan „wieder" (nog eens). e. Wanneer dan ook Samuel Maresius in zijn „Foederatum Belgium Orthodoxum" (1652) een „exegese^ van de Nederlandsche geloofsbelijdenis, laat hij nie alleen in zijn voorrede (Praefatio) over de uitlei der belijdenis, maar ook in die uitlegging zelf telken'^ weer zien, dat de Nederlandsche geloofsbelijdenis een breed gezichtsveld geopend heeft, en ter dege met internationale verhoudingen rekening hield. f. Dit blijkt bij Mareslus ook in de uitlegging i het in geding zijnde artikel 34 zelf. Daar wordt m behandeling van de passage over „den eenigen doop i dien men niet herhalen mag, niet alleen op de ro schen gewezen, doch ook op de practijk der oude ' ' die niet de toenmalige (en dan speciaal Nederlandse Anabap tisten, doch over den anabap * * ^ "^" ^ ^jg gedacht van de toenmaals Anabaptisten 6^"°^.^ sectarissen) heeft gehandeld, gelijk deze anabap mus was veroordeeld in de donatisten, novatianeniB "°^^'!']pi bemerobaptisten, marcionieten; zelfs de oude chns _ keizers worden er bij te pas gebracht in hun strij •. \

r ijje zeer oude ketterijen. Eerst daarna wordt door (jresius, als het punt over dien „eenigen" doop af- [(liandeld is, en als speciaal de Anabaptisten genoemd L(jen, gewag gemaakt van het feit, dat de anabap- 'listische kanker ook de Nederlandsche kerken teisterde . de aan de opstelling der belijdenis voorafgaande '.(riode'). Tegen hen voert hij wel ter dege aan, dat jjn DEEL van hun argumenten hen terugbrengt op de ijj van de donatisten (als ze n.l. bezwaar maken tegen Je h.i- onwettige roeping der bedienaars van den eersten liop, wat ze als bezwaar opperden tegen roomschen, Ijjar ook tegen vele anderen, ook al waren ze , jet rooms ch); en tevens, dat ze weer terechten bij de dwaasheden der Catharen en Novatianen. jHaresius merkt dan ook op, dat, wat speciaal de •rlandsche - Wederdoopers betreft, hun voornaamje bezwaar lag in den kinderdoop als zoodanige). Uit de door mij gegeven citaten volgt zelf reeds, jjj.ook in Nederland vele Anabaptisten zijn gedoopt, jiJ nog eens gedoopt, ook nadat ze door niet-roomschen '.(doopt waren. Zoo iets wordt door „De Heraut" herlaaldelijk en ondubbelzinnig ontkend. Met de feiten iBor oogen moeten we dus constateeren, dat het blad jth vergist, en voor historische werkelijkheid verklaart, j„t dit niet is.

Het is dan ook onnoodig, dat het blad ons vraagt, l(jlvijns uitspraak, die het blad zelf citeerde, nog eens ', jer te nemen. Behalve de opmerking, dat we zulk jjjn verzoek niet goed verstaan als het van de zijde 'lan een blad komt, dat heel weinig van ons overneemt, hier de herinnering aan het feit, dat we reeds over Ie aanwending van Calvijn door „De Heraut" in ons y nummer eigener beweging hadden gehandeld.

Herinnert men zich, dat de Wederdoopersche woesn voor een niet gering deel te wijten zijn juist un Nederlanders, dan is er te minder reden voor de lewering, dat de Nederlandsche belijdenis zich alleen laar zou uitlaten over de Nederlandsche Wederdoopers, under op de buitenlandsche te letten, en hun theorieën l( hestrijden.

•We moeten dus onze stelling, dat „De Heraut" van Ie bedoelingen der (ook Nederlandsche) Wederdoopers len onzuiver beeld geeft, en dus de uitspraken der lelijdenis ten onrechte annexeert voor een betoog, als Ie Utrecht tegen een „strooniing" zich keerde, handlaven. Mocht het blad nog meer bewijzen verlangen, lit inderdaad ook Nederlanders een niet-roomschen doop log eens hebben laten volgen door wederdoop, en zulks len vóórdat de belijdenis werd opgesteld, dan zullen ie die bewijzen gaarne geven. Voorloopig zullen we lolstaan met de reeds ter zake gegeven opmerkingen 11 noten.

K. S.

„De Jongeren".

Wanneer ik hier over de „jongeren" spreken wil, dan idoel ik de jongere predikanten in onze Gereformeerde jlirken en wel hen, die sinds 1930 ongeveer in het ambt zijn. Ik doe zulks, omdat door Dr C. Bouma i i»öen Theologischen Schooldag te Kampen (18 Juni 1.1.) jongere predikanten (althans een aantal onder Ita) op een wijze besproken zijn, die hun m.i. onrecht Zij — hoeveel weet niemand — verknoeien, iMus Dr Bouma, op een bedenkelijke wijze de rijke iirbondsgedachte, gelijk deze door Kuyper en Bavinck «ler tot opbloei gekomen is. En zij doen dat door het •bond zeer eenzijdig te prediken, namelijk trouwe : ang, gehoorzaam Avondmaalvieren etc, zonder te "gen naar de echtheid van het geloof, en zonder de rken te prediken, waaraan het echte geloof te hennen is. Ook Ds Bavinck, die op dezen Schooldag telereerde, zeide, dat er waren, die zich aan deze eeneid schuldig maakten. En Prof. Honig in zijn *r\voord in het pas verschenen boekje van Dr Impeta, (onderzoek noodzakelijk", schrijft: „toen ik de being des Woords aanvaardde, was de prediking bij n eenzijdig verbondsniatig. Door 's Heeren goedheid iJWm hierin na 1905 geleidelijk een kentering ten goede. ons nu toezien, dat we niet weer in de vroegere tijdigheid, die schade deed, terugvallen".

* dat ik nu dit artikeltje schrijf, komt, omdat Bavinck in zijn onderwerp meer dan eenmaal zeide: idien ik de broeders misversta, moeten zij dit maar En nu wil ik bescheiden opmerken, dat hier is een niet verstaan van de broeders, wil *. van de jongere broeders in het ambt. Ik wil daar- "zoo kort mogelijk zeggen, waar het mij in deze zaak *gaat. Wij zijn, voorzoover wij van Kampen komen — hierover kan ik alleen maar spreken, al weet ik, "de verbondsprediking ook de liefde van het hart '* bij de jongere predikanten, die aan de - V.U. ge- '*erd hebben — wij zijn leerlingen geweest van Prof. '% en van Prof. Hoekstra die, wat betreft de dog- "iek en de homiletiek, wel het meest bij ons het thema 1 ''st verbond in hoofd en hart, ik zou bijna zeggen '" gehamerd hebben, zoodat dit voor heel ons leven, '' Voor ons preekwerk, beheerschend is gewor- * Iets waarvoor ik heel erg dankbaar ben, on wat 'het staan in het ambt zoo ontzaggelijk rijk gemaakt ij'- Bovendien zijn wij, sinds onze studenten-jaren. J's geweest van „De Reformatie", en hebben daar j, ^**ond nog rijker en breeder leeren kennen uit ^^fükelen o.a. van den huldigen Professor Dr K. "lilder. Men moet dus mij en vele anderen zien in dezen ontwikkelingsgang: Prof. Honig, Prof. Hoekstra, Prof. Schilder, wat betreft onze dogmatische onderwijzing en homiletische preekwijze.

En op welk punt kwam nu de worsteling in de pastorie? Wel op dit punt — het verbond MOET meebrengen een eigen verbondsPREDIKING en deze verbondsprediking MOET hebben een EIGEN METHODE VAN VERKLARING EN TOEPASSING, van verklaring (wij belijden toch verschillende verbondsphasen) en van toepassing (het verbondsleven van den ouden en van den nieuwen dag, het vermanen van den bondeling toen en nu, de hypocriet van toen en nu etc. etc.) En nu geloof ik in volkomen ernst, dat wij deze vraag MOES­ TEN stellen voor ons preekwerk, en dat wij daar een antwoord op moesten vinden, wilden wij het Woord Gods prediken, wilden wij verklaren en toepassen KUNNEN. Immers wij hadden toch al van Prof. Greijdanus geleerd, dat de Schrift haar EIGEN exegetische regelen heeft, die WIJ niet hadden uitgevonden, die niet aan ons goeddunken werden overgelaten, om ze toe te passen of niet, maar die wij eenvoudig GELOO- VIG hadden te aanvaarden, en NAUWGEZET hadden aan te wenden, wilden wij de Schrift Schrift laten met haar EIGEN pretentie, met haar EIGEN wil zóó en zóó alleen uitgelegd te worden. En waar dit geldt van de Heilige Schrift, zal dit dan NIET gelden- van ons preekwerk, dat wij te doen hebben, GELOOVENDE dat de verbondsprediking HAAR EIGEN WIJZE VAN VERKLA­ RING EN TOEPASSING HEEFT, die ons eenvoudig wordt OPGELEGD, die wij te aanvaarden hebben — maar dan ook allen — willen wij het verbond prediken aan Gods verbondsvolk? Dit is althans wat m ij betreft de kwestie, waar het om gaat, voorzoover het ons PREEKWERK betreft. Want als Ds Bavinck zegt, dat de preek moet zijn verklaring en toepassing, dan is er niemand onzer, die dit bestrijden zal — hoe heeft de homileet Hoekstra ons dit niet voorgehouden? — alleen maar, wij zullen dan niet vergeten, wat er aan voorafgegaan is, namelijk, dat wij een VER­ BONDSPREDIKING belijden, en dus ook de TOEPAS­ SING uit het VERBOND zullen hebben af te leiden. Want ook bij de TOEPASSING is niets overgelaten aan onze subjectieve gevoelens, aan onze opvattingen, maar staat ook dit onder de tucht van het Woord, dat tot het verbondsvolk komt. En toen ik Ds Bavinck hoorde en Dr Impeta las, toen heb ik mezelf afgevraagd: heeft men nu de moeilijkheid gezien, waarmede - wij worstelen? Ik merk nogmaals in bescheidenheid op — neen! Er is niet zooveel moois van die jongere predikanten gezegd (oppervlakkigheid bij de exegese, verkeerde kijk op het verbond). Men zeide zelfs, dat zij hardnekkig, stelselmatig de kenmerken-prediking niet willen. Dit nu maakt de situatie pijnlijk. D E vraag is: brengt dan de gereformeerde verbondsprediking niet haar eigen methode van verklaring en toepassing mede en wordt, als wij Ds Bavinck hooren en Dr Impeta lezen, de toepassing niet TEVEEL bepaald naar de practijk, naar wat voor oogen is, zoodat ik bijv. tusschen de preekMETHODE gelijk die door Dr Impeta begeerd wordt en de preekMETHODE van het Piëtisme weinig verschil meer ontdekken kan, en ik mijzelf afvraag: hebben wij dan in onze kerken het Piëtisme wel overwonnen in onze methode van preeken?

En nu is mijn vraag deze: is deze probleemstelling aangaande onzte preekMETHO­ DE goed of niet goed? Zoo niet, wij zullen ons MOETEN bekeeren, zoo wel, zijn - wij dan de moeite van het aanhooren niet waard? Als ik Dr Bouma hoor spreken dan weet ik het niet meer. Ik GELOOF, dat wij een EIGEN METHODE van verklaring EN toepassing hebben, omdat zij met het Woord Gods, dat tot Gods volk komt (waaronder ook hypocrieten zijn enz.). GEGEVEN is, bindend voor ons ALLEN. Aan de beantwoording van deze vraag is mij veel gelegen, omdat zij ons verder brengen moet. En de broeder, die mijn inzicht verdiept, die mij helpt ook in de zuivere probleemstelling, die broeder DIENT mij, brengt mij verder. Hij bewijst mij denzelfden dienst als hij, met mij polemiseerende, mij mijn verkeerden gedachtengang aantoont in mijn ontwikkeling van de waarheid Gods. In de Schrift staat: „hij zal het hart der vaderen wederbrengen tot de kinderen en het hart der kinderen tot hunne vaderen". Ik wil dit woord der Schrift aldus parafraseeren: Christus de Heere brenge het hart der oudere predikanten weder tot het hart der jongere, zoodat zij ons aanhooren in deze vragen; en Hij brenge het tiart der jongere predikanten weder tot de oudere predikanten, zoodat zij de gegeven antwoorden nauwgezet overwegen en toetsen; en Hij brenge ons tezamen tot de gehoorzaamheid aan de Schriften, opdat wij ons ook dagelijks zouden bekeeren in ons preekwerk.

E. T. V. d. BORN.

Helpman, 22 Juni 1936.

Naschrift. Reeds was het mijn voornemen, zelf iets te schrijven over de discussie, die op den jongsten Theol. Schooldag op Ds Bavinks referaat gehouden werd, en die vanwege den beschikbaren tijd lederen tot deelneming aan het debat geneigde toeriep: laat varen alle hoop, gij, die hier de arena binnentreedt. Mijn vaste overtuiging immers is, dat er dien dag groot misverstand geheerscht heeft; dat de referent tenslotte uitgekomen is, waar Ds D. van Dijk begonnen is, met name toen hij het geloof het kenmerk van de genade en zelfs den Heiligen Geest het kenmerk des geloofs (of der genade) noemde; uitdrukkingen, die weliswaar niet voor rekening van Ds van Dijk of van anderen mij schijnen te liggen, en die ik zelf ook niet juist acht, maar die toch wel bedoelden ongeveer te wijzen in de richting van de grondgedachten, die ook Ds van Dijk naar voren brengt.

Het debat was zeer verward, en het was niet geheel gaaf. En de kwestie, waar het over gaat, werd niet door allen scherp gesteld.

Heeft zoo dit debat weinig geleerd, wat de „zaak zelf" aangaat, het was toch niet zonder nut. Want het bewees, dat er nog misverstanden bij getallen zijn. En dat is de eerste ontdekking, die men doen moet, om bij al dien woordenstrijd niet zenuwachtig te worden. Een eenvoudige broeder moet in die vergadering gezegd hebben; je kan wel zien, dat er wat broeit in de kerken. Inderdaad, het is er wat broeierig; doch dit dan alleen, voorzoover men elkaar niet begrijpt, of de lust daartoe — die toch zeker zijn „kenmerken" in nauwgezet citeeren van een ander hebben moet — hier en daar blijkt te ontbreken, althans uit de kenmerken niet te bewijzen valt.

Tot mijn spijt kon Ds Bavinck, die reeds aan de Firma Kok zijn woord gegeven had, niet ingaan op mijn voorslag, zijn referaat in „De Reformatie" op te nemen, daarna aan Ds D. van Dijk het woord te geven, waarna ik zelf mijn eigen opvatting zou geven. Nu Ds v. d. Bom mij dit artikeltje toezond, zie ik deze week zelf

van het woord af; ik hoop intusschen binnen niet al te langen tijd mijn eigen meening over deze aangelegenheid te geven. Kwesties, die inderdaad de moeite waard zijn, en waaromtrent duidelijk het gevoelen over en weer KAN worden gekend, worden door sommigen doodgezwegen of en bagatelle behandeld; en die sommigen zien er dan niet tegen op, in andere zaken, waarin men van iemands gevoelen nog maar nauwelijks iets weten kan, al vast van een „ s t r o o m i n g ", een „richting" te spreken, niettegenstaande daarvan geen sprake kan zijn, omdat de personen, die men op het oog heeft, van heel onderscheiden kant begonnen zijn, en elkaar slechts in bepaalde conclusies raken en ook dan soms nog maar ten deele. Hetgeen al weer bewijst, dat de polemiek niet rust, ook niet in aangelegenheden, waarover tot nu toe niets is gezegd door wie men vroeger als polemisten aandiende. Voor het eerst sedert jaren is in Kampen op den Theol. Schooldag een onaangename klank vernomen; merkwaardigerwijze was het juist op dat moment, waarop iemand het bestaan van „een groep" onderstelde, en daarvan uitging, die als groep heelemaal niet bestaat.

K. S.

Friesland en de Kweekscholen. Een nagekomen artikeltje over deze zaak wordt nog opgenomen na Persschouw.

Daarheen verwijzen wij.

K. S.


1) Dit klopt geheel en al met wat ik in mijn eerste artikel |oiJer verwijzing naar Dr Los opmerkte over de indeeling |m art. 34. En het komt in conflict met „De Heraut".

Si denique ideo rebaptizandos cures eos qui infantes int baptizati, quod Paedobaptismus sit illicitus, quo maxime mdamento Anabaptistae in hoc Belgio nituntur, hunc irorum enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's