GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloof en Openbaring.

Dr G. J. Heering. Geloof en Openbaring. I en II. (Van Loghum Slaterus, Arnhem. 1935 en 1937.)

IV.

Tenslotte is ook Heering modern, zooi merkten we aan het eind van liet derde artikel op. We vergeten bij deze uitspraak niet, dat er vele verschillen zijn met het oud-modemisme, maar liet blijft modernisme, zij het dan ook in verrassend nieuwen vorm.

Om dat aan te toonen, willen wij bij verschillende fragmenten in zijn werk wat nader stilstaan. Natuurlijlc kunnen wij er niet aan denken, alle bezwaren, die wij tegen deze beide boeken hebben, naar voren te brengen. We kunnen ons niet veroorlooven, om enkele voorbeelden te noemen, onze bezwaren naar voren te brengen tegen het eerste gedeelte van zijn eerste boek, waarin hij inleidende opmerkingen maakt over het dogma in het algemeen. We kunnen ons, om er iets van te zeggen, niet vinden in zijn uitspraak, dat liet Christendom in zijn belijdenis van geloofswaarheden „symbolisch spreekt, d.w.z. als representatief en als praesens, als niet-ident maar toch innig verwant, ja, wezenséén, 't midden houdend tusschen „dit is" en „dit stelt voor", doch dichter bij het eerste", i)

Wij voor ons gelooven, dat, al mag het waar zijn, dat het dogma niet adaequaat is met de Goddelijke waarheid, toch inderdaad wij in het dogma met waarheid te, doen hebben, dat het werkelijk zoo is, als het dogma het zegt, tenzij natuurlijk uit de Schrift mocht aangetoond worden, dat we de Schrift in dit opzicht op verkeerde wijze in ons belijden tot uitdrukking gebracht hebben. Wij hebben ook groote bezwaren tegen zijn definitie van dogmatiek, tegen zijn verwerping van de pogingen eenheid in de dogmatiek te brengen, we hebben ook groote bezwaren tegen het feit, dat het in zijn boek absoluut niet tot zijn recht komt, dat de kerk een zeer zwaren strijd gehad heeft om de haar toevertrouwde boodschap te bewaren en over te leveren en veilig te stellen, we kunnen ons niet vinden in zijn beschouwingen over Paulus — hij meent, dat hij bij Paulus twee gedachtenstroomen kan opmerken, een juridische — de verzoening komt tot stand door Christus' Werk, dat ons toegerekend wordt — en een mysüsche — de verzoening komt tot stand krachtens onze eenheid met Christus, — we hebben zeer ingrijpende bezwaren tegen zijn opvatting van den zondeval, die maar een metaphysisch gebeuren zou zijn, tegen zijn opvatting van de opstanding en hemelvaart en wederkomst van Christus, die hij niet realistisch, maar reëel wil opvatten, en we stemmen volkomen in met een opmerking van Prof. Berkelbach van der Sprenkel, die in het Algemeen Weekblad heeft opgemerktr dat er een zeker verglijden der begrippen bij hem duidelijk is: „Bij oogenblikken is de schrijver radicaal, maar dikwijls spoedig daarop, is het of hij van zijn eigen slriktheid schrikt", en zoo kunnen we voortgaan met onze bezwaren. Maar het zal wel beter zijn, om in plaats van even bij vele bezwaren stil te staan, enkele fragmenten wat nader te behandelen, dezelfde methode, die Dr Berkouwer in het „Calvinistisch Weekblad" heeft toegepast.

Dan willen wij met Dr Berkouwer eerst letten op een der merkwaardigste onderdeden van Heerings Dogmatiek en wel zijn critiek op Roessingh.

Pioessingh was bij al zijn critiek op 't Vrij zinnig Protestantisme vrijzinnig, en dat wilde hij blijven. Waarom ? Omdat hij de autonomie (= „zelfwettelijkiheid") des geestes niet wilde prijsgeven, en die autonomie des geestes was voor hem het blijvende kenmerk der moderne theologie. „Wat de moderne theologen vanouds, en ook nu nog samen bond, zoo verklaai'de hij ter vergadering der Moderne Theologen, was, behalve hun openheid voor de moderne cultuur en hun worstelen met het probleem Christendom en cultuur, hun „vrije theologie", waaronder hij verslond: hun vrije, critische houding tegenover bijbel en traditie, hun verwerping van elk uitwendig geloofsgezag." 2)

Zeker, het was Roessinghs wil en pogen zich aan te sluiten bij evangelische en christelijke traditie, maar hij weigerde den grond voor een normatieve geloofsleer te vinden in de historische gegevens van Schrift, traditie of kerk. Maar „er is maar één weg, die ons begin kan zijn: het indalen in eigen geest om te zoeken, wat meer dan eigen geest is." Hij weet het, dat dat onvermijdelijk ten gevolge moet hebben, dat er veel versplintering zal zijn — „er is eigenlijk iets tragisch in het volkomen versplinterd zijn der moderne theologie, dat bij velen onvermijdelijk afglijdt naar agnosticisme en skepsis" — maar dat is toch de eenige weg, ook al komen er dan tien dogmalieken. Autonomie des geestes, de geest des menschen zal zelf beslissen, wat waarheid is.

Hoe oordeelt Heering nu hierover? Zet zijn critiek hierbij in? Absoluut niet, hij gaat hierin volkomen met Roessingh mede. „De weg der orthodoxie blijft ook voor Heering een doolweg. We kunnen het ons zoo voorstellen: Heering wandelt eerst een eind met Roessingh mede en op dien weg (der autonomie) ontstaat dan na eenigen tijd een discussie over de vraag, hoe ze nu verder zullen gaan.

Heering spreekt het uit, dat tot de tragiek van Roessingh behoorde, dat hij niet loskwam van het individualisme. Wel ziet Roessingh in de veelheid der Protestanten en in de veelheid der persoonlijke meeningen een gevaar, maar daarin ligt ook „onze glorie". Heering teekent hier protest aan. Hij ziet als oorzaak van Roessinghs individualisme, dat hij zijn verlangen naar het vaste niet in verbinding gebracht heeft met de waarheid, die het Christelijk geloof in het Evangelie aanschouwt. Hij wil boven Roessingh uit heenwijzen naar het objectieve in het evangelie. Want alleen dan, als ons geloof op de openbaring gericht is, dan ontkomt het aan de verenkeltng en de vereenzaming." (Berkouwer).

We zien, dat deze critiek van Heering niet principieel is. Trouwens, het aanhalen van een zin van Heering doet het nog duidelijker zien. Roessingh had gezegd, dat er maar één weg is, die ons begin kan zijn, het indalen in eigen geest om te zoeken, wat meer is dan eigen geest. Heering meent, dat deze zin als volgt herzien moet worden: „En dan zijn er twee wegen, die van den aanvang af beide moeten worden bewandeld om tot het doel te geraken: het indalen in eigen geest en het doordringen in den geest en in de boodschap des bijbels, om aldus te vinden, wat meer is dan eigen geest. Het is de weg der zelfkennis en die der kennis van het Evangelie." ^)

Maar, zoo zal men vragen, is hier bij Heering dan niet een gansch andere tweede weg, dien we bij Roessingh niet zoo vinden, altlians niet in de aangehaalde zinnen? Heeft Heering ook niet den weg van het Evangelie?

Ons antwoord is, dat dat wel zoo lijkt. Echter h'et is maar schijn. Tenslotte heeft ook Heering maar één weg, de weg van de autonomie des geloofs. Immers, wie maakt ons duidelijk, wat het Evangelie inhoudt? Alleen de autonomie des geloofs. Wat zegt ons, wat het Evangelie is? Alleen de autonomie des geloofs. Waardoor weten wij, dat er ergens openbaring Gods is, mededeeling van den Andere? De autonomie des geloofs. Alleen door de autonomie des geloofs hebben we zekerheid, dat er openbaring is en alleen door de autonomie des geloofs hebben we het inziclit, wat openbaring is, ja of neen.

Hier staat Heering zoo ver als maar mogelijk is af van de Gereformeerde belijdenis. „Wij gelooven, dat God Zich door twee middelen openbaart en wel door de natuur en door de Schriftuur en wij belijden, dat die Schriftuur niet is gezonden, noch voortgebracht door den wU des menschen, maar de heilige menschen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben haar gesproken. Alle deze boeken ontvangen wij daarom voor heilig en canoniek en wij gelooven zonder eenige twijfeling al wat daarin begrepen is."

In deze belijdenis ligt allereerst opgesloten, we bepalen ons tot de hoofdpunten, dat, om met mijn hooggeschatten leermeester Prof. Honig, te spreken, de revelatie buiten den mensch omgaat. God openbaart Zich in de natuur en in de Schriftuur en die openbaring is er, al zou niemand haar als openbaring Gods aanvaarden. Maar Heering spreekt gansch anders. Heering verbindt de openbaring heel sterk aan ons.

Openbaring is voor hem tevens een gebeuren in den mensch. Daarom kan hij spreken van

Evangeliewaarheden, die ons nog niet geopenbaard zijn, II, pg. 73 en overal, daarom kan hij zeggen, dal echt geloof berust op persoonlijke openbaring, daarom kan hij ook zeggen, dat het Katholicisme en het orthodoxe Protestantisme verkeerd doen door openbaring een bovennatuurlijke mededeeling te laten zijn en dat echte openbaring aan — en „aan" beleekent hier schier „in", M. Vr. — den mensch geschiedt, (pg. 90 van II).

En in deze belijdenis ligt ook opgesloten, dat alleen in natuur en Schriftuur de openbaring Gods is. Maar Heering vindt meer openbaring.... „We denken er niet aan, de legitimiteit dier openbaringen (van vreemde godsdiensten) te ontkennen. Maar de eenige openbaring, die wij waarlijk, d.i. van binnen uit kennen, is die openbaring, waarbinnen God ons heeft geplaatst en waarin we gelooven, d.i. de christelijke." *)

En in deze belijdenis ligt opgesloten, dat we alles aanvaarden. Maar dat doet Prof. Heering absoluut niet. Kenmerkend voor hem is een tusschenzinnetje: wij staan natuurlijk critisch tegenover de oude, overgeleverde berichten. (Deel II, pg. 95). Hij kan schrijven: er zijn in het N. T. vele voorstellingen, die wij niet kunnen rekenen tot Gods openbaring, waarvan het getuigt, en dus ook niet kunnen beschouwen als inhaerent aan het christelijk geloof. ^) Ja, hij gelooft wel, dat de openbaring in den bijbel ons gegeven is, dat het Evangelie Gods boodschap uit den Bijbel is, maar die gansche bijbel is niet het evangelie, boodschap Gods. En hoe moet hij nu de boodschap Gods vinden? Hoe moet hij nu weten, dat er openbaring is? Dat weet hij door de autonomie des geloofs. „Dat wij uitmaken wat voor ons het Evangelie is", m.a.w. dat wij ons persoonlijk credo bepalen — en nu bedoelen we persoonlijk in den ' strikten zin — behoort tol de „autonomie van oordeel", waarover we reeds vroeger spraken. Deze autonomie sluit dus niet uit, maar in, dat Gods openbaring, het Evangelie, ons de wet stelt, volstrekt gezag over ons heeft, omdat we daarin Gods sprekende stem hooren. Zijn „Woord". Zij geeft enkel de overtuiging weer, dat het „uitwendig" gezag (het is zoo, omdat de Schrift, omdat de Kerk het leert, enz.) is af te wijzen. Wanneer men als openbaring, als Gods Woord ons voorhoudt, wat niet behoort tot de openbaring, die ons is geschied, dan leggen we het, schoon het in Schrift of Confessie staat, eerbiedig naast ons neer; hel behoort (voorloopig of voorgoed) niet tot ons Evangelie. Het persoonlijk geloof, hoe het zelf ook bepaald is geworden, bepaalt zelf zijn inhoud, beter gezegd: wijst zelf aan, wat zijn inhoud is." < =)

We weten dus, wat openbaring is door de autonomie des geloofs. Wat verstaat Heering hieronder? Dat is niet gemakkelijk te zeggen. Zelf gevoelt hij die moeilijkheid ook. We kunnen zijn gedachte misschien als volgt formuleeren: autonomie des geloofs wil niet zeggen, dat men zelf de religieuze waarheid voortbrengt, maar afwijzing van het uitwendig gezag, erkenning van het innerlijk gezag der evangelische waarheid, die iemand is „geopenbaard". Het is een erkennen, dat er openbaring van buiten aan ons geschiedt, en nu zelf uitmaken, wat openbai-ing is.

Maar ontstaat er dan geen willekeur, zoo hoort iemand Heering vragen? Neen toch. Vooreerst hangt hel niet van ons af, welk evangelie wij kiezen, we worden juist door een bepaald evangelie gegrepen. We kiezen niet zelf, maar we worden gekozen. En daarenboven, in welke beperkmg we ook het Evangelie hebben, „in haar eeuwigheid (ook een segment van eeuwigheid is eeuwigheid), blijft het toch evangelie."') Maar, hoe dat ook zij, er is geen oorspronkelijk en vurig geloof zonder autonomie. Persoon 1 ij k geloof b e t e e k e n l: autonoom g e 1 o o f. 8)

Bavinck heeft eens gezegd: terwijl ieder tlians met behulp van een weinig psychologie en Religionsphilosophie zijn eigen dogma vaststelt, is het voor den christelijken dogmaticus een voorrecht en een eere, om in het geloof positie te nemen en daarin zijn onderwerping aan het Woord Gods en zijne gemeenschap met de kerk aller eeuwen uit te spreken, s) Mutatis mutandis geldt dit ook van Heerings boek. Hij roept om vastheid, maar vindt die vastlieid in zichzelf, in autonomie. Hij wil niet tien dogmatieken, maar hoe moet hij dal verhinderen? Geloof en critiek kunnen niet samengaan. En gaan ze samen, dan krijgen we den noodloltigen cirkel. De vastheid worde ons deel door de openbaring van den Andere, maar wat die openbaring is, maken wij uil.

Ik weet het: Heering doel alle moeite om, als ik het zoo zeggen mag, die autonomie zoo» klein mogelijk te doen zijn. Hij spreekt zelfs van thcon o m e autonomie. Een autonomie dus, die Gods wel erkent en voor haar buigt, maar het blijft autonomie. En daarom: Heering heeft geen recht aan Roessingh te verwijlen, dat hij in de onvastheid moet blijven steken, het kan met hem niet anders gaan. En tevens, hier is duidelijk, dat w& ondanks alles' te maken hebben met moderne theologie, met theologie, die uitwendig gezag verwerpt om in ziel zel£ Ss maatstaven te vinden.

M. Yr.


1) I- Pag. 23 en 24.

2) I. pg: 231.

3) I. pg. 267.

4) II. pg-. 88. 5) II. pg. 118. 6) II. pg. 136. 7) II. pg. 139. 8) II. pg. 249. 9) Geref. Dogmatiek 8 I. pg. 26.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's