GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wie zijn tijd met al zijn verleiding goed wil verstaan moet de les der historie ter harte willen nemen, en haar daartoe kennen.

De geschiedenis der menschheid is toch in haar kern de strijd van het rijk van den satan tegen dat van den Christus der Schriften, van de wereld tegen de kerk des Heeren.

En alle eeuw doet ons niet slechts de volstrekte tegenspraak en de vijandigste loochening der geopenbaarde waarheid zien, doch ook de pogingen der verzoening.

Dan wordt de wereld religieus en vele christenen nemen de idealen der wereld over. Zoo was het voorheen, zoo is het thans.

En dan is de verleiding het gevaarlijkst. De wereld meent altijd haar kwalen zelf te kunnen cureeren door de kracht van den mensch.

Thans politiek door een gansch nieuwe wereldinrichting, sociaal door een nieuwe maatschappijinrichting. Het kwaad zit altijd aan den buitenkant, want de mensch is goed. Op die stelling berust al de humanistische wijsheid ook van dezen dag.

En nu zijn er christenen, die zeggen: dit laatste is uiteraard verkeerd gezien, maar kan een christen bezwaar hebben tegen een wereld zonder oorlog en een maatschappij zonder strijd?

Juist de geloovige christen moet streven naar een eensgezind christendom, verzoening van humanisme en christelijk geloof, eenheid vóór alles, om dan de revolutie in haar gevaarhjksten vorm te kunnen weerstaan.

Eenheid van alle weidenkenden is noodig om tegen den vijand van alle religie en alle vrijheid sterk te staan.

En de geloovige christenen moeten de idealen van de wereld weten te doortrekken, te doorademen met hun geloof.

Zoo kan het christendom aangenaam worden bij de wereld, die buiten de kerk staat, en dan wórdt de wereld tolerant jegens de kerk.

Het zal de vrede zijn die de menschheid zegent. Eigenlijk werkt hier Plato's wijsheid door: neem de verschillen weg en voor strijd is er geen plaats meer.

In de vorige eeuw werd geUjk ideaal gekend en verheerlijkt, en om dit te doen zien, vertel ik nu iets van den grooten Franschen dichter-staatsman Lamartine, die wereld en religie wilde verzoenen en daartoe, naar Da Costa's woord, zong van een groote heerlijkheid voor Frankrijk en heel de wereld.

De man, die de revolutie van 1848 ontketende, welke heel Europa in vlam zette: bloed en tranen, zoo goed als de wereldoorlog, dien wij pas achter den rug hebben, en den nieuwen, dien wij vreezen al den dag.

Die Lamartine was een gevaarlijke valsche profeet en hem stond de' verzoening van kerk en wereld in een algemeene godsdienstigheid voor oogen.

Zooals ook Thorbecke ten onzent beleed: het christendom, uitnemend; grondslag onzer samenleving, ongetwijfeld; onmisbaar voor het welzijn van staat en maatschappij; maar dan een christendom boven geloofsverdeeldheid.

Er waren toen twee machtige woordkunstenaars, die den verleidelijken Lamartine krachtig weerstonden: Vinet en Da Costa.

Mijn lezers hebben het gemakkelijkst toegang tot Da Costa, maar lezen zij hem nog? Kennen wij nog zijn in menig opzicht profetisch woord ook voor onzen dag? Ook voor onzen dag. Want laat ik, om dit te doen zien, slechts enkele regels uit zijn „Wachter wat is er van den nacht" hier overnemen, als hij zegt van Rusland, dat in 1848 de revolutie neersloeg: „dat het ten tweeden male zal terugkeeren: en dan ten roede; dan wellicht om niet het mom alleen van vrijheid, maar haarzelf voor altijd plat te treên, ja Azië op Europa ten zondvloed los te laten.

Vinet staat verder nog buiten de belangstelling onzer dagen.

Maar menig woord door hem tot die vredelievende en reddende godsdienstigheid gericht, speciaal dan tot Lamartine, is geheel toepasselijk op-de verleiding onzer eeuw.

Nu, evenals een eeuw geleden, vele zich noemende christenen lustig met de wereld meewandelen op den breeden weg van het revolutionair idealisme, zwaaiend met de christelijke vaan.

Toen was Lamartine de wegsleepende dichter der „moderne gedachte". En deze gedachte nam zelfs vele mannen van het Reveil gevangen. Ik behoef daartoe

slechts den naam van Chantepie de la Saussaye hier, en van een De Pressensé in Parijs te noemen.

Maar Da Costa riep Lamartine toe: „beklagenswaardige voor wiens oor de stem des Levenden in d' JEeuwgod ging te loor".

Dat was de waarheid.

Merkwaardig is de overeenkomst tusschen Lamartine's godsdienstig ideaal en wat wij thans in den eenheidswereldroep voor kerk en wereld vernemen.

Het was een pretiiking van het wegvallen van alle tegenstellingen tusschen de religies en de kerken, de staten en de krachten der maatschappij.

Men zou het • thans dus kunnen zeggen: spreiding van religie; spreiding van welvaart en geluk.

Godsdienst boven of beneden verdeeldheid; wat men maar wil, als Vinet het zei.

Maar daartegenover plaatste deze de waarheid van de Schrift; de groote tegenstelling aller eeuwen.

Het best bekend is allicht nog het groot poëtisch verhaal, dat Lamartine gaf in zijn „Jocelyn", het verhaal van een jongen priester, wiens leed wortelde in het celibaat, als bij hem een vurige liefde ontwaakt voor het meisje, dat, als jongen verkleed en door hem als jongen ook eerst aangezien, eenigen tijd bij hem vertoefde.

In dit gedicht wordt de natuurhjke godsdienst verheerlijkt. Het is zeer gevoelig, religieus, mystiek; het üingt van God en van Christus.

Maar, zoo zegt Vinet, als wij den God van Jocelyn moeken, dan vinden wij Jocelyn. Zoeken wij zijn verlosser, dan vinden wij weer Jocelyn. Hij is zijn eigen Christus. De mensch betaalt zelve het rantsoen voor zijn zonde. Hij is algeheel zijn eigen redder en hij plaatst zijn eigen kruis op zijn graf.

Zijn religie is die van het gevoel, verheven boven alle antithese. Deze religie wekt in den mensch ook geen enkele tegenspraak. Zij ontketent in geen menschenhart de haat. Maar dit bewijst juist haar leugen. Zij is geen religie. Zij is natuurlijke religie, die den tuensch laat zooals hij is, en hij laat haar zooals zij is.

Het accoord is er volkomen en daardoor is alle waarhjk christelijke actie ook afwezig.

Simeon zag het goed, toen hij van den Christus profeteerde: eze is gezet tot een val en opstanding veler in Israël en tot een teeken, dat wedersproken zal worden. Lucas n : 35.

En de Heere Jezus zelve sprak te midden van zijn werken vol liefde en behoud tot zijn verbaasde discipelen: eent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard. Matth. X : 34.

Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen. Lucas Xn : 49.

En dat is de waarheid.

De tegenspraak, die een doctrine ontmoet, is niet het eenig bewijs harer waarheid, maar, als zij die mist, dan is een der karaktertrekken der waarheid volkomen afwezig.

Deze gedachte werkt Vinet, als hij de dichterlijke meditaties van Lamartine bespreekt, ietwat wijsgee-

rig, verder uit. Hij zegt: elke gedachte is exclusief, omdat zij een gedachte is.

Zij bevestigt geen zaak zonder een andere te weerstaan.

Zij bepaalt scherp haar object en zij is ondoordringbaar. '

Een gedachte, die zich laat doordringen is geen ware gedachte.

Ik werd indertijd aan dit woord van Vinet herinnerd, toen ik las van menschen, die „door het Barthianisme zijn heengegaan".

Dit door iets anders heengaan, door eens anders gedachten, dit doorbreken van eeuwenoude waarheid en werkelijkheid is inderdaad een echt dwaaldenkbeeld van onzen dag.

Chesterton werkte het beeld van Vinet op zijn eigenaardige manier eens uit, toen hij zei: wij moeten in onze dagen naar modernen trant gelijken op „bubbles" — ons bobbels — luchtbellen, die door de lucht zweven. Zoo kunnen wij door elkander heengaan. Maar ik zie, zegt hij, geen reden om dan eenige conversatie te beginnen; wat heb ik er aan, als bij het tweede woord, dat ik zeg, de andere bobbel reeds wie weet waarheen zweefde.

Maar alle bobbels denken er niet zoo over. Zij zoeken gemeenschap en vloeien door elkander heen.

Dat gebeurt vast, zei Vinet. Alles vervaagt tot een nuance. Alle werkelijkheid raakt zoek. Alles wordt symbool; teeken zegt men thans. En God is niet meer dan een andere naam voor het universum, voor den kosmos. De Schepper is verworpen, het schepsel wordt aangebeden.

En let nu goed op, zoo vervolgt hij.

Een werkelijke doctrine laat zich dus niet begroeten of aanvaarden. Zij verstaat het, als zij wordt tegengesproken; niet dat men haar maakt tot een ledigen vorm. Deze beleefdheid wondt haar het meest. Beleedigt haar meer dan de bitterste haat.

Dit moge een ieder bedenken, die zich, als Lamartine, gevoelt aangetrokken door den tempel van Babyion, het Babel aller religies, zooals Vinet het zei, en oor heeft voor den verleidelijken eenheidszang, of voor de huidige wereldidealen van vrede en geluk en vrijheid en verdraagzaamheid.

Ook hier zal het kind der ware kerk het ervaren; zulk een vriendelijke godsdienstigheid is noodzakelijk onverdraagzaaam; verdraagzaam jegens allen, uitgesloten het aan Gods Woord gehoorzaam kind van God.

Heeft de historie dit niet duidelijk doen zien?

Was het niet ook in die vorige eeuw van lieve en vrome godsdienstigheid, godsdienst boven verdeeldheid, eenheid en waarheid, waarheid en liefde — en hoe al die fraaie samenstellingen mochten heeten •—• de arme afgescheidene, die zich door Christus weer had laten leiden tot de verachte, kleine, doch ware kerk, die door heel die wereld van liefde en verdraagzaamheid werd veracht, bespot, geplaagd en vervolgd?

Hij klaagde er niet over. Dit was naar het Woord des Heeren.

Het hart des menschen is arglistig en de mensch kan meenen Gode een dienst te doen met Zijn kerk te vervolgen. Wij kunnen ons zoo gemakkelijk vergissen, vooral als ons eigenbelang ons dringt in een bepaalden weg.

Maar dan doen wij goed met ons af te vragen: waar is in deze eeuw van verdraagzaamheid en eenheid en gevoelvolle vroomheid de verschoppeling, gehaat door allen om zijn onverdraagzaamheid, zijn schelden, zijn critiek op alles, zijn begeerte om stuk te maken en af te breken?

Waar is de domoor, die den eisch van het moderne leven, den eisch der wereldpolitiek en der maatschappijhervorming niet verstaat?

Voegen wij ons bij hem, want daar is de kans groot de waarheid ook te vinden.

Met harteüjke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's