GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEWARING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEWARING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

dat Gij hen bewaart van den booze. Joh. 17 : 15. De Heere weet de onrechtvaardigen te bewaren 2 Petr. '2:9.

Wij spreken vaak over b e w a r i n g. En we denken dan meestal: dat is louter en alleen een vriendelijke daad. Is dat zoo?

De apostel Petrus gebruikt in 2 Petr. 2 : 9 een grieksch woord: êrein; afgeleid daarvan is: erése, bewaring.

Dit woord nu kan men aantreffen in meer dan één beteekenis:

a) zorgen, dat iets of iemand niet onttrokken wordt aan de geldende rechtsverbanden;

b) zorgen, dat iets of iemand niet onttrokken wordt aan de mogelijkheid tot bereiking van een gesteld doel (hetgeen dan ook kan zijn: het „halen" van een bepaald tijdstip). Hem „in reserve houden" (Westcott Hort).

De eerste beteekenis (a) treft men aan in b.v. ons eigen woord: Huis van Bewaring. Dat is een plaats waar men in oorlogstijd ook wel zeer ordentelijke menschen opborg; maar men dacht er dan niet aan hun mooie „zijn' allervriendelijkst in cultuur te brengen; 'n „goeie vaderlander" en 'n „leelijke boef" werden in bezettingsdagen precies gelijk behandeld; evenals later een „landverrader" en een „boef". Maar het is er in dat Huis-van-Bewaring om te doen, dat zij, die erheen gebracht werden, hun positie in den (al of niet reëelen) rechtsstaat niet kunnen veranderen, evenmin als hun gebondenheid aan de hen bepalende macht ; het gaat erom, dat zij worden „opgespaard" voor een toekomst, zooals „voor hen" zal geregeld worden „door" wie hen in de macht hebben.

In den bijbel beteekent „terése" dan ook zoo iets als hechtenis, gevangenis, Hand. 4:3; 5 : 18; evenals het vifoord „têrein" (Isewaren) kan zijn; , , gevangenhouden", „bewaken", Matth. 27 : 36; Hand. 16 : 23; 3 2 : 5; 24 : 23; 25 : 4, 21; men kan ook de gevangenis zelf „bewaren"; dat is dan niet zooiets als een groot? schoonmaak, doch: aar onder controle houden, met inbegrip van het bedienend personeel; zorgen, dat er „niets verandert", dat er „niets mee gebeuren kan", van buiten af, niets dat de machthebber niet wil. Hand. 12 : 6. De wachters bij Christus' graf — officiëele menschen — „bewaarden" (têrein) zoo zijn graf. Bewaren is hier: arantie stellen voor onverminderde practische gelding der beschikte rechtspositie; objecten kunnen zijn: enschen, huizen, ook wel een dood lichaam, een graf, kortom: en eigendom of een aan gezag onderworpen mensch of goed.

De tweede beteekenis (b), die trouwens aan de eerste verwant is, laat zich herkennen uit Joh. 2 : 10 (bewaren voor een later moment, dat de beschikkende instantie in het hoofd heeft) vgl. 12 : 7; Hand. 25 : 21. Zoo „bewaart" God de erfenis van zijn kinderen voor later, 1 Petr. 1:4. De plaats 2 Petr. 2 : 4 evenwel doet zien, dat Hij óók wel met andere intentie weet te „bewaren": ij denken dus ten onrechte, maar al te vaak, dat „bewaren" per s é iets vriendelijks inhoudt, een vriendschapsdaad; het conserveeren van onze existentie „voelen" wij tengevolge van slechte bijbellezing maar al te vaak „aan" als „genade"; liefst „particuliere", maar in èlk geval dan toch minstens „algemeene"; •bewaren, conserveeren, is toch een gunst? , zoo redeneeren we dan. Maar ook de duivelen worden „bewaard", voor het oordeel. Leg beide genoemde plaatsen van Petrus naast elkaar, en ge ziet dat de hemel de wacht houdt over genadegoederen, maar meteen het huis van bewaring „bewaart", en onder controle houdt, het huis waarin de rebellen uit de engelenwereld zijn vastgezet, voor latere afrekening; vgl. 2 Petr. 2:9, 17; 3:7; Judas : 6, 13.

Combinatie van deze beteekenissen geeft als resultaat een zoodanig bewaringsbegrip, dat een programmatisch, en dus doelbewust conserveeren, óók wel van aan het object der „bewaring" eigene qualiteiten (maar dan voorzoover deze noodig zijn tot factische geldigmaking van aanwezige, of voorgenomen oplegging van hun toegedachte rechtsposities) eronder valt:1 Joh. 5 : 18; 1 Cor. 7 : 37; 1 Tim. 6 : 14 (niet knoeien met een lastbrief); 5 : 22; 2 Cor. 11:9; Je. 2:17; 1 Thess. 5 : 23; Joh. 17 : llv.; Jud. : 1, 21.

Lang niet alle nuanceeringen zijn hiermee uitgeput; wel de hoofdlijnen getrokken. Bewaren is a priori geen vriendendienst, ook niet het tegendeel; het is dan ook in God alleen maar een dienst, dien de Bewaarder als rechthebbend Machthebber aan zichzelf bewijst: Hij wil, dat zijn wil worde ontzien, en dat er „niets gebeurt", met zijn machtsobjecten, dat Hem niet goed dunkt. Bewaren kan in liefde gebeuren, maar óók in toom ; beide, liefde en toom kunnen geopenbaard maar óók wel nog-niet-openbaar of aangekondigd zijn; goeden en boozen vallen eronder; het „bewaard worden" kan een veelgeplaagde overkomen, die nèt maar tot zulk een heviglieidsgraad wordt doorsneden en gewond, dat hij nét niet dood gaat, maar voor een hem toegedachte blijde toekomst opgespaard wordt, mits tot den tijd, dien zijn bewaarder zich gedacht heeft. En, — het kan óók een man overkomen, die zwelt en zwelgt en zwemt in de geneugten des levens", maar hij wordt toch „bewaard" tot den dóód. Er is een uitdrukking ergens geregistreerd „bewaren van het vuur"; en, dat beteekent daar heelemaal niet: van het vuur vandaan houden, doch op het vuur laten staan, m_aar zorgen, dat de vlammen niet harder, en niet méér roosteren, dan degene, die beide „vuur" èn „potje-op-het-vuur" in handen heeft, verkiest. Bewaren als handeling verraadt dan ook nooit in zichzelf de „gezindheid" van den bewaarder: die kan vriendehjk zijn (terwijl hij iemand laat lijden), èn ónvriendeUjk (terwijl hij hem „de ruimte geeft" om „de bloemetjes buiten te zetten"). Bewaren „in" het lijden is zóó gezien ook wel als bewaren „van" het lijden aan te merken.

In dézen zin is dus God niet de „Al-behoeder" (van de stichtelijke liberalistische rijmpjes, want Hij kan iemand „laten varen"), doch Hij is wel de „Al-bewaarder". God „bewaart" alles en allen binnen het kader van de door Hem gestelde, d.w.z. geschapen rechtsverbanden, en voor het doel, dat Hij stelde aan geheel en deelen; indien men althans daarvan spreken wil.

En dus is „bewaring" alleen voor den geloovige een blijdschap-in-den-Heere. Hij weet niet uit de bewaring, doch uit de belofte, dat zijn Machthebber tevens zijn Vader is. En daarom gelooft hij te worden „gereserveerd" voor den hemel. Het gaat hem als dat potje op het vuur: het potje gaat niet van het fornuis af, en hij zelf gaat niet uit de wereld. Maar de vlammen zullen hem niet verzengen; en wat in hem aan levenssap aanwezig is, wordt niet onbruikbaar tegen den tijd, da.t de Heere de Tafel aanricht om te eten van de vruchten uit zijn genadehof. Bewaren is altijd en overal temperantie: doch ze is Gods kind ten goede — in den grond.

K. S,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

BEWARING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's