GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Advent in verberging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Advent in verberging

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, de dagen komen, spreekt de HERE, dat Ik met het huis van Israël en met het hiiis van Juda een nieuw verbond zal maken. Jeremia 31 : 31.

(II)

In Jerémia's profetische prediking luiden de klokken van Advent.

Al is het dan Advent in verberging.

Jeremia moet, of liever, mag het 's HEREN „troetelkind" Efraïm, Zijn „afkerige dochter" Juda toeroepen: De HERE schept wat nieuws op de aarde. Wat is dat nieuwe? Het wordt in een „masjaal"^) g-ezegd: „de vrouw zal om de man komen". Door het gebruik van die masjaal gaat de Adventsprediking in verberging.

Over dit nieuwe, dat de HERE scheppen zal, gaat Jeremia echter in het vervolg van zijn prediking uitweiden.

„Zie, de dagen komen, spreekt de HERE, dat Ik met het huis van Israël" (dus met Efraïm, Mijn „troetelkind") „en met het huis van Juda" (de jonkvrouw Sions, de „afkerige dochter") een nieuw verbond zal maken".

Een nieuw verbond.

Hier kom.en vele vragen op. Vooral, omdat het Woord des HEREN, dat de profeet moet doorgeven, dat „nieuwe verbond" nader gaat belichten in een tegenstellende redenering: „niet maar". Niet naar het verbond met de vaderen gesloten, en op de Horeb bevestigd.— maar: , , Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en die in hun hart schrijven" (vs 32, 33). Niet: het leren kennen van de HERE door een ander — maar: ieder mag en kan persoonlijk God kennen (vs 34).

Juist deze tegenstelling doet ons vragen. En die vragen zijn gesteld ook! Men heeft gevraagd: wordt hier eigenlijk niet gezegd, dat het Oude verbond verbreekbaar is, en het Nieuwe niet? En als dat zo is, volgt daar dan niet logischerwijze uit, dat in de Nieuwe Bedeling het verbond in feite slechts is opgericht met de ware gelovigen, de wedergeborenen, de uitverkorenen? Dat dus in de Nieuwe Dag van bondsbreuk eigenlijk geen sprake kan zijn ? En dat de onderscheiding tussen verbond in kern en in bolster, in wezen en in verschijning, als uitwendig en inwendig verbond, nog zo dwaas niet is? Maax indien dit zo mocht zijn, moeten we dan ook niet concluderen, dat tijdens de Oude Bedeling, toen Israël de Wet van God ontving op twee stenen tafelen, die Wet niet in het hart werd ingeschreven? Was er dan wel hartsvernieuwing, wedergeboorte mogelijk? En hoe zit het dan met het contrast, waarvan vs 34 spreekt: In de dagen van het „nieuwe verbond" kennen te allen de HERE, van de kleinste tot de grootste toe — daarvoor, in de tijden, die beheerst werden door de iiitvoering uit het diensthuis van Egypte, was er alleen het onderwijs, dat op kennis-zoeken-van-de-HERE aandrong! ?

Ja, Jerémia's woord stelt voor veel vragen. En hoezeer het antwoorden op dit complex van vragen aangegrepen is door de wetenschap der dogmatiek, kan ieder constateren, die handboeken voor de dogmatiek onder zijn bereik heeft. Dat is niets verontrustends: het spreekt vanzelf, dat b.v. de locus de foedere, het hoofdstuk over het Verbond, nooit aan deze plaats uit Jeremia 31 kan voorbijgaan. Wèl is erg, als de scholastiek zich aan de Schriftuurlijke exegese van dit Schriftwoord vergrijpt. Dat dit gebeurd is, speciaal in de laatste tijd — wie in de Vrijmaking heeft meegeleefd, zal zich dat herinneren^).

Het is hier echter de plaats niet, om dit te doen. Ik merk alleen op, dat het nieuwe in het verbond, waarvan de tekst spreekt, dogmatisch gesproken, natuurlijk nimmer te zoeken is in het wezen van het verbond der genade, dat de HERE reeds direct na de zondeval met de mens heeft willen sluiten (daarbij de eerstel Adam vervangende door de Tweede, de Wortel der nieuwe mensheid), maar in de voortgang van de heilshistorie, in de overgang der Kerk van de staat de onmondigheid tot die der zelfstandigheid, der volwassenheid.

Maar het gaat nu niet om een dogmatische verhandeling.

Ge moet in het raam van deze en de vorige „Schriftoverdenking" alleen maar vragen: wat betekent het voor Israël, voor dat „troetelkind" Gods, Efraïm, voor die „afkerige dochter", de jonkvrouw Juda's, dat de HERE iets nieuws schept op de aarde ? dat de vrouw om de man zal komen? dat de HERE met die beide huizen een nieuw verbond zal maken ?

Dat is Advent in verberging!

Dat betekent een hymne op de onveranderlijke, trouwe liefde van de God des Verbonds! Want Hij stelt een nieuw begin. De draden immers van het verkeer des Verbonds zijn, van Israels kant, volkomen afgeknapt. Ge moet dat maar eens lezen, in dat ontroerende, scherpe requisitoir, dat de schrijver van het tweede boek der Koningen geeft, wanneer hij de cata­ strofe beschreven heeft, die tengevolge van het oordeel des HEREN gekomen is over het tienstammenrijk, dat „troetelkind" van Jahweh, als Efraïms laatste koning, Hosea, in gevangenschap is gevoerd, en Samaria ingenomen door de Assyrische heerser Salmaneser ^).

Hoe heeft (gelijk ge daar lezen kunt) het „troetelkind" Efraïm zijn God en Vader op het hart getrapt. Er was geen houden meer aan: het eindgericht móest losbreken. En zó staat het in Jerémia's dagen precies zo met de jonkvrouw Jeruzalems, de „afkerige dochter"; er is geen houden meer aan: straks zal een stem gehoord worden in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen (n.l. als ook de jonkvrouw Juda's in ballingschap wordt weggevoerd) ; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn*).

En tóch

Het blijft Advent! De klokken luiden, in Israels allerbangste nacht.

„Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen" ^).

De vrouw zal om de man komen.

Een nieuw verbond maak Ik, èn met het huis van Juda, èn met het huis van Israël. Dat wil niet zeggen, dat er een ander verbond komt — maar dat de HERE een nieuw begin stelt!

En dat is zó verrassend, juist in déze situatie, dat de masjaal „De vrouw zal om de man komen", aangevend het totaal-andere, dan wat verwacht mocht Ssrorden, hier op haar plaats is.

Die situatie is immers, dat de HERE in Zijn gerichten doet wat de schrijver van Koningen als met een stem van zeer bitter geween heeft moeten constateren: „alzo verwierp de HERE het ganse zaad van Israël, en bedrukte hen, en gaf ze in de hand der rovers, totdat Hij hen van Zlijn aangezicht weggeworpen had"").

Het kleed van de nacht, dik en donker, valt daarmee over de Adventsverwachting der eeuwen, haar handen uitstrekkend naar de komende Slangenvertreder. Er is voor niets meer plaats dan voor de klacht van Ethan''): „Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde; Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt Zijn kroon ontheiligd tegen de aarde ".

Alle draden des Verbonds afgeknapt?

Neen, de HERE neemt - de draad des Verbonds weer op, waar deze gebroken ligt: een nieuw verbond! Geen ander, maar hetzelfde. En tóch: een nieuw verbond. Een nieuw begin.

En hoe vast dat is — lees daar maar van in de laatste verzen van Jeremia 31 : 35—40. Zo vast, zo ' betrouwbaar is de toezegging des HEREN over dat nieuwe verbond, als de ordeningen van het zonnelicht des daags, van maneschijn en sterrenglans des nachts! „Indien deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen wijken, spreekt de HERE, zo zal ook het zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht, al de dagen" (vs 36).

Advent in verberging! Geen woord van de komende Messias wordt hier gerept — en tóch spreekt het alles van het Zaad der vrouw, dat komen zal om de slang de kop te verpletteren.

Weifelt ge nog, „afkerige dochter"?

Wordt straks Jeruzalem een ruïne? de Tempel een puinhoop? Stort de troon van David, het altaar van Aaron in — die beide zuilen van de theocratie, pijlers van de Messiaanse toekomst?

Een nieuw verbond! , , De vrouw zal om de man komen". Hoor, bijna zes eeuwen later, zingt daar een schuchtere, frisse meisjesstem: „Hij heeft machtigen van de tronen getrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd!"^). En slechts luttele maanden later voegt daar een krachtige, bUjde, hergeven manrienstem aan toe: , , Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte"").

Advent in verberging — vrie zó Jeremia 31 leest, die leert het hooglied zingen op de souvereine liefde van de Drieënige God!


1) De „masjaal" Is een Hebreeuwse stijlvorm, aie een pittige, puntige, originele wijze van spreken aanduidt: een soort spreuk, spreekwoord, , , bon mot".

") In vorige jaargangen van dit blad is wel een en ander aan te treffen. (Zie b.v. Schriftoverdenkingen van de hoofdredacteur over Jerem. 31 In de 23e jaaa-gang).

3) Zie 2 Kon. 17 : 1—23.

4) Jerem. 31 : 15.

5) Jerem. 31 : 16a.

ö) 2 Kon. 17 : 20.

') Ps. 89 : 39br 40.

8) Lucas 1 : 52.

0) Lucas 1 : 78.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

Advent in verberging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1951

De Reformatie | 12 Pagina's