GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KONING JOSIA VAN JUDA (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KONING JOSIA VAN JUDA (I)

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

POP. WETENSCH. SCHETSEN

Het gedeelte, dat we met elkaar willen gaan bespreken, is dat deel van de oud-testamentische Schrift, dat ons bericht aangaande koning Josia van Juda. Ik geloof; dat dit Schriftgedeelte ons vandaag in onze omstandigheden zeer duidelijk aanspreekt, om ons de wil van onze hemelse Vader midden in onze situatie te verklaren.

Vanzelfsprekend moet ik mij zeer beperken. Want het is te veel gevergd, om nu 2 Kon. 22—23 : 30, 2 Kron. 34—35 en hetgeen elders in de Schrift als daarmee verband houdend wordt aangewezen in z'n geheel met allerlei uitlegkundige en historische bijzonderheden te gaan bespreken. Daarvoor kunt u terecht in bijv. de Korte Verklaring op 2 Kronieken en andere boeken.

Ons doel is beperkt en bepaald. Want wij willen samen horen, hoe de HERE ons in deze Schrift onderwijst, vermaant en troost, opdat wij als Zijn kerk en kinderen vandaag Zijn wil zullen doen. Daartoe is immers ook dit deel der Schrift ons gegeven (art. 7 Ned. Gel.). En ook met dat doel voor ogen kunnen we nu nog niet alles, wat in dit deel van Gods Woord tot ons komt, samen onder ogen zien. Ik maak dus niet meer dan hier en daar kanttekeningen bij de tekst. Doch dan zulke „tekeningen", dat we samen zien en erkennen: dat alles is als voor vandaag „uit* geheeld".

1. GODS WOORD OVER JOSIA JUIST IN KONINGEN EN KRONIEKEN.

a. Het zal u wel eens opgevallen zijn, dat de geschiedenis van de koningen van Juda, derhalve ook de historie van koning Josia, in twee Bijbelboeken ons wordt geboden. En als u beide boeken der Schrift in deze vergelijkt, dan kunt U niet zeggen, dat Kronieken louter herhaling is van Koningen. Integendeel, we vinden soms in Kronieken het anders en breder omschreven dan in Koningen. Ook treffen we in Kronieken menigmaal dingen aan, welke u in Koningen tevergeefs zoekt. Wat betekent dat?

b. We moeten zeggen: het is met Koningen en Kronieken een soortgelijk geval als met de vier Evangeliën. We weten: die vier Evangeliën in het Nieuwe Testament waren noodzakelijk om ons het aardse werk van onze Heiland in zijn veelvoudige en veelvormige rijkdom te beschrijven. Elke evangelist moest iets eigens en eigensoortigs in onderscheiding van de overige drie in het licht stellen.

Iets dergelijks hebben we nu in Koningen en Kronieken. Leggen we wat koning Josia betreft 2 Kon. 22—23 : 30 naast 2 Kronieken 34 en 35, dan zien we • naast veel overeenkomst ook grote verschillen. 2 Koningen begint dadelijk met het tempelherstel en het vinden van het wetboek, om pas daarna over het uitroeien van de afgoderij te spreken. In 2 Kronieken is de volgorde juist omgekeerd. Verder: in 2 Koningen wordt slechts kort verhaald van de paschaviering (23 : 21—23), in 2 Kronieken heel breed (35 : 1—19). •Tenslotte: 2 Koningen is sober ovet het einde van koning Josia, doch 2 Kronieken geeft dat levenseinde in bijzonderheden weer.

c. Die verschillen hangen samen met het onderscheiden doel van Koningen en Kronieken. De plaats ontbreekt om daarop diep in te gaan. Ik wil u verwijzen naar de inleiding op beide Bijbelboeken in de Statenvertaling, in de inleiding van Prof. Noordtzij op 2 Kronieken in de Korte Verklaring en die van Ds W. Tom in de Parafrase van 1 Kronieken. Ik zeg er met het oog op ons onderwerp nu alleen maar het volgende van.

Door de pen van de schrijver van de boeken der Koningen laat de Heilige Geest zien, dat het oordeel Gods in de ballingschap over Israël (de 10 stammen) en Juda de rechtvaardige wraak des verbonds is over de afval van de oudtestamentische kerk. Ze eindigen met de „verheffing" van koning Joachin in Babel: „doch God heeft alzo Zijn toorn gematigd, dat Hij in Zijn Woord en beloften getrouw gebleven is, overmits Hij altijd een uitverkoren volk en het geslacht Davids, waaruit de Messias naar het vlees voortkomen moest, tot de tijd Zijner komst toe, door een gans vaderlijke zorgvuldigheid heeft bewaard" (Statenvertalers).

In de boeken der Kronieken wordt de historie der kerk van het begin af getekend (vandaar de geslachtslijsten!). De kern is: het volk Gods, de kerk van het Oude Testament, moet een theocratie, een Godsstaat zijn, onder leiding van Davids koningshuis, onder medewerking van de Aaronietische priesterschap, terwijl de profeten aldoor, juist bij afval van de HERE, oproepen tot de ware en zuivere dienst van de God des verbonds. En nu laat Kronieken zien, dat er echter slechts drie perioden in Juda's geschiedenis zijn geweest, in welke de ware verbondsdienst bloeide, en wel onder David, Hiskia en Josia. Juda is niet in staat geweest die theocratie duurzaam te verwerkelijken, zodat Juda's historie, eindigend in de ballingschap, roept om Jezus Christus, Gods grote theocratische Koning, Wiens rijk geen einde hebben zal!

Welnu, met het oog op die roeping van de oudtestamentische kerk en dat doel van het verbond Gods worden niet alle feiten, maar bepaalde feiten uit Josia's leven en regering meegedeeld. Tegen die achtergrond van theocratie en verbond, eis en belofte Gods, horen wij nu hetgeen de Heilige Geest over koning Josia heeft doen optekenen.

2. GODS WOORD OVER DE TIJD VAN JOSIA'S OPTREDEN.

a. Omstreeks 638 vóór Christus komt Josia op de troon van Juda. Ruim 80 jaar geleden (in 722 vóór Christus) is het tienstammenrijk Israël door de Assyriërs ten onder gebracht en tot bezet gebied, of liever nog: tot een assjrrische kolonie gemaakt. En sindsdien waren de Assyriërs in Kanaan oppermachtig gebleven. Zodat ook Juda van hen afhankelijk werd en bleef. De buitenlandse politiek van Josia's vader, grootvader en overgrootvader (respectievelijk Amon, Manasse en Hiskia) was derhalve georiënteerd aan de „hoge en grote politiek" der Assyriërs. Koning Manasse had zich van die Assyriërs willen vrijmaken, maar dat was hem slecht bekomen. De meerderheid van de Judeërs was dan ook pro-assyrisch en een kleine minderheid anti-assyrisch. Dat was ook nog het geval, toen Josia's vader, koning Amon, na een korte regering van nog geen twee jaar, door een anti-assyrische hofkliek werd vermoord. De antiassyrische partij was pro-egyptisch, en de pro-assyrische regeringspartij was anti-egyptisch. Het ging immers toen in die oude wereld tussen de twee grote mogendheden: Assyrië in het Oosten en Egypte in het Westen. Die antithese (tegenstelling) tussen Oost en West beheerste de oudtestamentische kerk Juda volkomen, zowel naar buiten als van binnen. Intussen kwam er ten tijde van Josia's troonsbestijging in het Oosten een , , derde macht" op: Babylonië (onder Nebukadnezar). Daardoor taande de overmacht van Assyrië.

b. We vragen ons af: hoe kwam het toch, dat de oud-testamentische kerk door politieke tegenstellingen (pro- en anti-assyrisch) werd verscheurd? En het antwoord moet zijn: omdat de kerk van de levende God des verbonds was afgevallen! De toestand der kerk was in één woord verschrikkelijk. Koning Manasse, de grootvader van Josia, was de Achab van Juda. Hij had Juda geheel meegesleept in de afgoderij en de beeldendienst, de zonden tegen het eerste en het tweede gebod van de Wet des HEREN. Zodat ook de overige acht geboden van die Wet met voeten werden getreden. Dat betekende, dat toen Juda als kerk haar verkiezing door de HERE ongedaan maakte. Het moest een theocratie, een Godsstaat zijn; het volk Gods, dat alleen woonde, afgezonderd van de heidense volken, zonder zich met bondgenootschappen met die heidense volken in te laten. Maar als de kerk het verbond Gods vertreedt en haar verkiezing te niet doet, dan verlaagt het zichzelf tot een heidens volk en wordt het een volk der wereld onder de andere wereldvolken. En dan moet het wel aan politiek, aan wereldpolitiek doen! Dan moet het wel een keus doen tussen Oost en West, of zich inlaten met het vormen van een „derde macht"! Dat zien we telkens weer in de historie van de oud-testamentische kerk terugkeren. En dat laat zich verstaan. De oud-testamentische profeten noemen Egypte, Assyrië en Babel , , draken" (Jesaja 27:1 v.v.; Jeremia 51:34; Ezeohiël 29 : 3; 32 : 2; vergelijk Psalm 74 : 13 en Openbaring 12 en 13), omdat de geest van „de grote, rode draak", de satan, zich daarin heeft belichaamd. En nu gaat de oud-testamentische kerk, vanwege de afval van de HERE „h o e r" geworden, zich met die „draken" inlaten: zich met de ene „draak" verbinden om een andere „draak" te bestrijden. De „hoer" vnl nu de duivel uitwerpen met behulp van Beëlzebul, de overste der duivelen (vergelijk het gezegde in Mattheus 9 : 34; 12 : 24; Marcus 3 : 22; Lucas 11 : 15).

En nu zie ik heus wel het verschil tussen de positie der oud-testamentische kerk en die van ons heden in de wereld van Nederland en Europa. Ik zal er mij wel voor wachten om hier een „historisch gelijkteken" te plaatsen. Maar ik zeg wel dit: wij leven nog tussen de grote mogendheden in Oost en West, die „draken" zijn, omdat ze door de geest van „de grote en rode draak", de satan, worden beheerst. Want de humanistische Verenigde Staten van Noord- Amerika zijn evenzeer een drakenfiguur als de Verenigde Sovjetrepublieken. En daarom is voor ons als leden van de vrijgemaakte kerk van Christus niet het dilemma: vóór of tegen Amerika; vóór of tegen Rusland. Als wij zó de politieke keuze stellen, ook deze zomer bij de stembus, dan is dat de keuze van de afvallige kerk, van de „hoer". Want onze roeping is: het koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen. En dat gebeurt nooit door een bondgenootschap met de ene „draak" tegen de andere. Noem voor mijn part de federaUsatie van Europa de vorming van een „derde macht". In werkelijkheid is het blokvorming binnen het raam van het Westerse Anglo-Amerikaanse humanisme, dus een groepering van „draken"machten. En daarmee is onze houding tegenover zulk

een federalisatie bepaald! De stembus-leuze en stembus-keuze kon dan ook niet zijn: vóór of tegen de federalisatie. Maar het is: vóór federalisatie is tegen het Koninkrijk Gods en de ware kerk, en tegen federalisatie van Europa en tegen Oost en ook tegen West is vóór Christus' rijk en kerk. Zo moet het gesteld worden, naar de Schriften!

e. We keren terug tot de tijd van Josia's optreden. Omdat de kerk is afgevallen van de levende God en vervallen in afgoderij en beeldendienst heeft de HERE ten tijde van Manasse, Josia's grootvader, het voornemen opgevat en het besluit genomen, om Juda (evenals de tien stammen) in ballingschap te zenden. En dat besluit heeft Hij ook door de mond Zijner profeten onder Manasse aan Juda bekend gemaakt (2 Kon. 21 : 10—15). De HERE zal een einde maken aan het nationaal volksbestaan en aan de zelfstandigheid van het instituut der kerk. Dat is de vreselijke dreiging en druk over en op Juda. Maar ofschoon allen het weten, althans kunnen weten, schijnt niemand zich erom te bekommeren. Ook Manasse's late bekering heeft aan des HEREN besluit in dezen niets mogen veranderen.

Als koning Amon wordt vermoord door de (antiassyrische en pro-egyptische) minderheidspartij wordt het politieke spel voortgezet. „Het volk des lands" (wellicht te zien als de vertegenwoordiging van het plattelands volk), dat pro-assyrisch is, zet__de achtjarige Josia op de troon. De meerderheidspartij zal dat ventje wel pro-assyrisch opvoeden! Ze willen een koning naar hun wens!

En we houden ons hart vast. Want Josia, zoon van de goddeloze Amon, niet onderwezen in de Schriften, temidden van een door en door afgodisch volk, moet wel als een afvallige koning opgroeien. Zo denken wij. En als we dan weten, dat de HERE heeft besloten om Juda in ballingschap te zenden, om het te vernielen, dan denken we: van Josia is geen verwachting te koesteren; deze jongen is gedoemd een goddeloze koning van Juda te worden!

En toch wordt het anders dan wij verwachten. Hij wordt als een tweede David! We lezen in 2 Kronieken 34 : 3, dat hij in het achtste jaar zijner regering, toen hij nog jong was, dus 16 jaar oud, begon met het zoeken van de God van zijn vader David. Hoe kwam dat zo? In de Schrift is geen enkel gegeven te vinden, dat personen als middeloorzaak optreden. Integendeel, we zagen dat alles rondom en in Josia daartegen ingaat. We moeten het dan ook toeschrijven enkel en alleen aan de Heilige Geest, die het verbond in Davids geslacht handhaaft door het hart van Josia op de God des Verbonds te richten. Welk een wonderlijk doen des HEREN! De HERE had gezegd, reeds onder Manasse, dat Hij Juda helemaal gaat afbreken, en Josia groeit op temidden van de goddeloosheid, en toch, en toch gaat de HERE zich een instrument tot reformatie van Zijn afvallige kerk bereiden! In^ weerwil van de afval, welke met een eindoordeel is bedreigd en tot welk oordeel ook is besloten, vervult de HERE Zijn belofte, eeuwen te voren gedaan door de mond van de profeet uit Juda bij het altaar van Jerobeam. We lezen immers in 1 Kon. 13:2: , , Altaar, altaar, zo zegt de HERE: zie, een zoon zal aan Davids huis worden geboren met name Josia; en hij zal op u de priesters der hoogte slachten ". Ongeveer drie eeuwen, nadat de Judese profeet die eredienst van Jerobeam excommuniceerde, verwekt de HERE Josia en de godsvrucht in hem.

Wat wil de HERE daarmee? Hoe moeten we dat doen des HEREN verklaren? — Ik wil eerst opmerken: de HERE heeft van te voren Zijn voornemen en plan met Israël om tot de geboorte van onze Here Christus in Bethlehem te komen. Binnen dat raam van Zijn raad heeft Hij om zo te zeggen de punten uitgezet. Ook een Josia beraamd. In de tweede plaats moeten we zien: binnen dat raam van Zijn raad heeft de HERE zich als het ware een grote „speel"-ruimte voorbehouden. Om Zijn verbond naar belofte en eis en bedreiging uit te voeren en te handhaven. Zonder dat evenwel de uiteindelijke vervulling der verbondsbelofte in Jezus Christus in gevaar komt. Zo kan de HERE ook de verbondsvloek over de afval van Zijn volk, in Deuteronomium afgekondigd, doen komen. Weer: zonder dat het verbond in de Here Christus te niet gaat! Vandaar dat Hij reeds onder Manasse de ballingschap als uitvoering van die verbondswraak aankondigt. In de derde plaats: ook wanneer die vloek is geopenbaard, behoudt de HERE zich de tijd en de vrijheid voor om op een nader te bepalen datum het oordeel te verwerkelijken. Met andere woorden: als wij denken, dat nu het oordeel onherroepelijk spoedig moet komen krachtens Gods voorzegging, dan nog is er ruimte voor reformatie midden in de afval. Ik wil het zó zeggen: de HERE blijft bouwen aan Zijn kerk, ook als Hij de schier totale afbraak heeft aangekondigd! Terwille van de belofte in Christus, terwille van het overblijfsel naar de verkiezing, terwille van de eeuwige toekomst van Zijn koninkrijk en kerk — de eeuwige toekomst in Christus op de nieuwe aarde! — maakt de HERE geen vol-einding met het oordeel vóór de jongste dag!

Ik leg daarbij de vinger om meer dan één reden. Er zijn er wel onder ons, die zeggen: de HERE is bezig hier in Nederland en in Europa de totale afbraak te verwerkeüjken, zodat er geen tijd en gelegenheid en ruimte meer overblijven voor reformatie en organisatorische actie! Ik zeg tegen zodanig spreken het volgende. U hebt vandaag geen openbaringswoord over die door u geziene afbraak. U weet daarom niet, of de HERE hier over Nederland en Europa tot de totale afbraak heeft besloten. Die tijd en gelegenheid van de volle ruïnering hier heeft de HERE in Zijn eigen macht en bevoegdheid gesteld, aangenomen dat zij komt vóór de dag van de verschijning van onze Here Christus op de wolken. En daarom alleen al is uw spreken een vals profeteren, een profeteren uit uw eigen hart met hetgeen u voor ogen hebt. Want u vergeet ook, dat al de eeuwen door de HERE aan het afbreken is, maar ondertussen ook aan het bouwen tot de wederkomst van Christus! En daarom kunt u met hetgeen voor ogen is beslist niet uitmaken wat het vandaag voor de HERE wint. Zijn afbreken op Zijn opbouwen. Doch ik zeg er nog een ding bij: OOK AL ZOU U WETEN DOOR OPEN­ BARING, DAT DE HERE HEEFT BESLOTEN TOT DE TOTALE AFBRAAK, DAN NOG ZOU HIJ ZICH EEN TIJDSRUIMTE HEBBEN KUNNEN VOOR­ BEHOUDEN OM REFORMATIE EN ACTIE IN CHRISTUS VOOR HET BREDE LEVEN TE WER­ KEN. Want dat blijkt hier nu wel in het optreden van Josia! En daarom zeg ik met de vrijmaking der kerk voor ogen: de HERE is vandaag temidden van de afval en van de afbraak nog bezig met bouwen, om tot de afbouw van Zijn koninkrijk en kerk hier en nu te komen. Laat u derhalve niet in de war brengen: er is voor u, jongeren en ouderen, nog een reformatorische roeping! Studeert in de Schriften! Belijdt de naam van Christus maar overal: in de school, nu een nieuwe schoolstrijd is ingezet tegen synodocratie en barthianisme, in het sociaal-economische, nu zelfs een Christelijk-Nationaal Vakverbond op de hoogten gaat offeren aan de goden dezer eeuw; in de politiek, nu zelfs de christelijke partijen zich met de , jheidenen" van deze tijd vergezelschappen om in de federalisering van Europa een „derde macht" te gaan vormen; kortom: grijp naar de Schriften nog en nog méér het brede leven aan! Laat u niet ontmoedigen! Werk, ja werk alsof het daarvan afhangt, in geloof en liefde, totdat de HERE zelf u het duidelijk maakt, dat u hier geen stap vooruit meer kunt doen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

KONING JOSIA VAN JUDA (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's